Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Praktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Praktijk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

17

U moet mij maar niet veel vragen, want ik ben maar een dom mens, en ik weet er zo weinig van. Als ik andere mensen hoor, die zo over de waarheid kunnen spreken, dan denk ik wel eens: die zullen het wel hebben, dan grijp ik overal naast; ik heb al zo veel gehoord in mijn leven, maar echte godvrezende mensen ontmoet men niet veel. Ik geloof dat er veel over gepraat wordt, maar dat er weinigen zijn die er deel aan hebben.

Deze woorden werden eens gesproken door een oude man, die nu al jaren in de eeuwigheid is, tijdens huisbezoek. Daar wij hem reeds kenden van onze jeugd af, en wij op latere leeftijd meerdere malen met hem op verschillende waterwerken hadden omgegaan, en hij een keurig mens was zowel in de week als op zondag, hadden wij hltijd gedacht: in die man kon wel eens wat van de Heere liggen, daar wij indertijd weleens iets uit zijn mond vernamen, hetwelk daarvoor verwachting opwekte. Nu in zijn oude dag hem bezoekend, viel het ons wel wat tegen, en in het verloop van de gesprekken lag het zo voor onze aandacht hetgeen Paulus vermaant: bestraf een oude man niet hardelijk, ziende onze jonkheid en zijn ouderdom. Dit hebben wij hem ook gezegd tijdens ons gesprek, waarop hij antwoordde: zeg het maar recht zoals de zaken liggen, en zie in deze mijn ouderdom niet aan.

Welnu, volgens zijn eerste gezegde hebben wij geantwoord, dat er maar één vraag is daar wij niet overheen mogen leven, dat is die enige vraag des harten: hoe kom ik met God verzoend? Een vraag, zo betamelijk als noodzakelijk voor jonge en oude mensen. Ja man, mocht dat maar meer een levende vraag zijn, wat wordt daar weinig over gedacht; een mens leeft zo maar door en hij is oud voordat hij er erg in heeft, en het zal er toch straks op aankomen als het sterven wordt, want dan zal er wat anders gekend moeten worden. Als ik terug denk aan mijn jeugd, ja dan zijn er tijden geweest dat il daar meer mee te doen had dan nu, het heeft aan overtuigingen en roepstemmen niet ontbroken; in mijn jeugd heb ik wel opkeringen gehad zodat ik niet mee kon doen met mijn makkers, ik zat toen liever in de kerk dan er buiten, mijzelf uitleven in de wereld kon ik niet, ik gevoelde mij altijd aangetrokken tot de waarheid, maar hoe ouder ik geworden ben, hoe minder mij de waarheid doet. Ik ondervind: hoe ouder hoe kouder, en zo ben ik de zeventig al gepasseerd, en moet zeggen dat ik nog voor eigen rekening leef.

Dat gaat zo toch niet goed, vriend, als het op sterven aankomt zijn wij even oud; er wordt gezegd: jonge mensen kunnen sterven, maar oude mensen moeten sterven; maar daar u nu al zo oud bent, verontrust het u niet en denkt u er niet aan dat eenmaal het uur van scheiden zal aanbreken? Moet u met mij niet zeggen: wat zijn wij toch zorgeloos, daar toch ons eeuwig wel of wee er aan verbonden is hoe wij straks deze wereld zullen moeten verlaten; gaan wij heen zoals wij geboren zijn, dan zal het een eeuwig wee zijn, dan zullen wij niet kunnen bestaan voor onze Schepper en Formeerder; maar zou hetmogen wezen dat wij ons hier leerden verfoeien voor Hem en ons schuldig kennen voor de Heere, en de enige weg des behouds ook voor ons geopenbaard en ontsloten zijn, dat wij deel mochten krijgen aan de enige Borg en Middelaar, en in Hem gevonden worden, dan zou het eeuwig wel uitmaken. Maar u sprak zoeven over overtuigingen in uw jeugd, wat was er toen eigenlijk aan de hand?

Ja, wat zal ik zeggen, het is mij meer dan eens moeilijk geweest omdat ik ingezien heb dat als ik zo voortleefde het zeker op de eeuwigheid aanging, en dat ik zo niet sterven kon, want zo zijnde zou ik voor eeuwig verloren gaan; in die tijden zat het mij niet gemakkelijk, en raakte ik aan het bidden. Maar ja, dan ging dat weer over en het liet eigenlijk niets na dan de wetenschap dat het mij toen en toen wel benauwd was geweest. Alleen hebben die dingen wel dit stempel op mijn leven gedrukt, dat ik mij gedurig onder de verkondiging van Gods Woord begaf.

Als ik dit nu goed hoor, vriend, hebben die benauwdheden u eigenlijk niet op die enige plaats gebracht als een schuldig zondaar, het is overgegaan zoals het gekomen is; en in uw latere leven zijn de slagen u ook niet onthouden, als ik denk dat u een bijna volwassen kind verloren hebt, dan mag u zeker wel spreken van roepstemmen.

Ja, en dit alles heeft mij niet nader gebracht. Denk eens in wat het is als men kinderen verliezen moet; dat kunnen zij maar gevoelen die dat ondervonden hebben, dat gaat nooit uit de gedachten, temeer daar wij geen hoop hebben dat ons kind een goede reis heeft aangedaan.

En wij, vriend, mogen nog in dit heden verkeren, voor ons is de deur nog niet gesloten, nog leven wij in de mogelijkheid om zalig te worden; en welk een voorrecht hebben zij, die hier voor de Heere mogen leren invallen en zich leren kennen als een schepsel, dat om eigen schuld verloren ligt en rechtvaardig verloren moet gaan, maar voor wie de enige weg ter zaligheid ontsloten is in de Heere Jezus Christus, en bij Hem leerden schuilen. Welk een onuitsprekelijk voorrecht hebben dezulken. Zou u daar geen zin in krijgen, vriend.’ ’t Is zo noodzakelijk, maar ook profijtelijk voor de tijd en de eeuwigheid.

Ja, dat is waar, maar een mens denkt altijd aan zelfbehoud, en ik hoor altijd dat het moet gaan tot Gods eer, maar hoe krijgt men dat in het oog, als ik daar over denk dan moet ik zeggen: ’t gaat allemaal om jezelf Willem! Een mens is eenmaal zo.

Dit laatste spreek ik niet tegen, maar u bent een trouw Bijbellezer, en dus hebt u zo hier en daar wel gelezen dat de mens wordt aangespoord om zich te haasten om zijns levens wil, en waarom is het dat een mens, die het te kwaad krijgt vanwege zijn zonden, gaat roepen? Heeft hij bij de eerste aanslag Gods eer op het oog, of gaat het om zijn leven? Daar zijn onderwijzingen voor nodig om te weten en te geloven dat in de verheerlijking van Gods Naam en deugden de zaligheid van de zondaar ligt, vandaar dat er tijden in het leven zijn, waarin men zich bijzonder verblijden mag als de Heere alleen maar groot en alles is, dan gaat het ook alles om de eer Gods en niet om mij, dat zijn zalige tijden in het leven vriend, dan heb ik geen waarde, maar dan is de Heere alleen en al waardig. Maar wij zeiden zoéven dat wij nog in het heden mogen zijn, wij hebben nog een stem om te roepen tot een onbekende God, want een mens van nature roept een onbekende God aan, evenals de Atheners in Paulus’ dagen. Wie weet, zegt de profeet, God mocht Zich wenden, en ook oude mensen, die hun leven lang als buiten God geleefd hebben, roept Hij nog toe: Wendt u naar Mij toe en wordt behouden. Maar mij dunkt, gezien uw hoge leeftijd, is het toch wel zeer noodzakelijk om haast te maken; wat een weldaad zou dat wezen vriend, als u tot Hem mocht leren vluchten met een gans verdorven hart, als een beladen zondaar, en nochtans ziende op Hem, Die een eeuwige toevlucht is. Ja dat zal waar zijn, als dat nog eens gebeuren mag. Kijk eens naar die vrouw van 83 jaar hier op de kaai, die u ook nog wel gekend hebt, die in haar hoge ouderdom nog bekeerd werd. Ja vriend, dat mens was nog 10 jaar ouder dan u, maar ik zou zeggen, laat het daar niet op aankomen, want u weet ook niet of u nog 10 jaren leven zult, en in dat geval zien wij Gods vrijmacht en onnaspeurlijke wegen. Denk eens ernstig na over deze dingen, welke bemoeienissen en arbeid heeft de Heere ook aan u ten koste gelegd. Maar ik hoorde u deze avond enkele malen spreken over domheid en onkunde. Dat wordt doorgaans heel gemakkeüjk gezegd; maar zo onkundig zijn wij niet geschapen, vriend. Als dat eens op het hart gebonden wordt, dan is het eigen schuld dat het zo is, dan wordt het levende schuld, waarover geweend en getreurd wordt en dan durft men zich niet meer verschuilen achter onkunde, want dan klaagt het mij aan dat ik zo onkundig ben. De apostel schrijft dat wij vanwege de tijd wel vaders moesten zijn, maar nu zijn wij als zuigelingen. Vriend, als het ontdekkende licht des Geestes gaat schijnen in onze harten, wat komen wij dan openbaar als een verdorven poel, daar niet één draad goed aan is; wat heeft de Heere een werk om van zo’n verdorven klomp een vat ter ere te maken. Nochtans Hij is de Machtige, Die het alles doet om Zijns zelfs wil.

Goede avond, en vriéndelijk dank voor jullie bezoek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Uit de Praktijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's