Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Reformatie en het Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Reformatie en het Woord

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

8.

Rome’s leer veroordeeld.

Toen het licht opging in Luthers leven vervulde zalige vreugde zijn hart en kwam de jubelkreet over de lippen: „Gij, Jezus, zijt mijn gerechtigheid en ik ben Uw zonde’.

Aan Christus’ gerechtigheid had hij genoeg voor leven en sterven. Niets moet er meer geschieden tot zijn zaligheid, tot zijn eeuwig behoud. In en door Christus had hij alles om getroost te leven en eenmaal zalig te sterven. Dit werd door hem ook beleden. Door Rome werd die belijdenis niet aanvaard, nog minder overgenomen. Rome’s belijden wijkt af van de Schrift. Het is zelfs in strijd met het Woord van God. Rome heeft de Paulinische waarheid omtrent de rechtvaardiging van de zondaar door het geloof zonder de werken losgelaten en is vervallen in de farizeïstische realistische opvatting van rechtvaardigheid voor God. Rome is teruggevallen in de eigengerechtigheid voor God, al zegt zij, dat ook deze eigen verdienstelijke gerechtigheid weer terug te leiden is naar de wortel van de genade Gods. Dat erkenden de farizeërs ook. Zij belijden immers: Heere, ik dank, dat ik niet ben (onrechtvaardig ben) als die en die, omdat ik dit en dat presteer, omdat ik heilig ben. In Paulus’ dagen treffen we ook zulke belijders aan. Fel kant Paulus zich tegen hen. Denk aanzijn woord tot de Galaten: „O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij de waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn? Men ging geloven in de verdienstelijkheid der goede werken naar Judaïstische en farizeïstische opvatting. Paulus ontbrandde in heilige verontwaardiging omdat men het hart van het Evangelie aantastte. Hij noemde de Galaten „uitzinnig”, omdat zij „in de geest begonnen waren, maar in het vlees eindigden”. Helder is zijn getuigenis: „Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden”.

Het is dus uitgesloten door de werken der wet zalig te worden. Dit wordt door Rome niet onderstreept. Rome stelt de verdienstelijkheid van de goede werken. Het is bij Rome niet: uit genade alleen. Door het geloof alleen. De uitspraak van Twente geldt heden nog: „Als iemand zegt, dat de ontvangen gerechtigheid voor Gods aangezicht niet wordt bewaard en vermeerderd door goede werken, maar dat die werken slechts vruchten en tekenen der verkregen gerechtigheid en niet óók de oorzaak harer vermeerdering zijn, die zij vervloekt”.

Hier wordt niet slechts Paulus vervloekt, maar wat Gods Woord ons voorhoudt. Immers, de Schrift leert ons, dat de weg des heils van het begin tot het einde Christusis,endat „Hij ons geschonken is tot rechtvaardigmaking, heiligmaking en volkomen verlossing”.

Niet onze goede werken bewaren en vermeerderen onze gerechtigheid voor God, maar alleen Christus door de Heilige Geest. „Die roemt, roeme in de Heere. Waar is dan de roem (in de vrome mens)? Die is uitgesloten”. Rome vindt Gods genade niet genoeg. Dit houdt ook verband met het feit, dat Rome de evangelische orde van de weg des heils omkeert. Rome zegt: Omdat ik heilig ben, kan God mij rechtvaardig noemen en verklaren. Ik doe goede werken, opdat ik verlost worde. De Schrift zegt: Omdat God mij als zondaar uit genade door het geloof rechtvaardig verklaart, daarom roept Hij mij tot heiligheid. En daar ik in Christus rechtvaardig ben, daarom ben ik in Christus ook heilig. Ik ben door Christus verlost, opdat ik uit dankbaarheid goede werken zou doen. De rechtvaardiging vloeit dus niet voort uit de heiliging, maar omgekeerd. Dit werd door de Reformatie ook geponeerd. Ziehier het principieel verschil tussen Rome en de Reformatie. Beide belijden wel, dat goedewerken noodzakelijk zijn, maar Rome ziet de goede werken als wortel, oorzaak en fundament der verlossing. De Reformatie als vruchten, gevolg van de verlossing. We kunnen daarom ook niet spreken van de verdienstelijkheid der goede werken. Onze beste werken zijn in dit leven alle onvolkomen en zelfs met zonden bevlekt. Niets kan geschreven worden op eigen rekening. Schenkt de Heere loon, dan is dit een genadeloon. Lees Matth. 19 : 27-29. Van de arbeiders, die geplaatst werden in de wijngaard, waren er die slechts één uur gewerkt hadden. Zij ontvingen ook het volle loon. De uitbetaling van het loon berustte niet op een juridische beloning naar werkprestatie, maar was een beloning naar soevereine genade.

Doordat Rome vasthoudt aan de verdienstelijkheid der goede werken, moest zij ook tot de vraag komen: Is het ook mogelijk, dat men meer doet dan gevraagd wordt? Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. En vastgelegd werd: het meer doen wordt rijk beloond. Men kan hierdoor ook de ander dienen, die tekort schoot. Rome spreekt alzo van overtollige goede werken. Zij, die ze gedaan hebben, kunnen ook voorsprekend en voorbiddend bij Jezus Christus optreden. In de hemel is er een leger heiligen, die voorspreken. Vandaar het gebed tot de heiligen. Onder die heiligen neemt Maria een ereplaats in.

De Maria-verering neemt in de roomse kerk een grote plaats in. Zij is voorspraak, voorbidster, maar ook middelares. Zelfs medeverlosseres. Zij voldoet met Christus aan de gerechtigheid Gods. Zij heeft een belangrijk aandeel gehad in het werk der verlossing. Paus Leo XIII sprak uit: „dat Maria deelgenote in het hjden van Christus was”.

En Benedictus XV stelde, dat „Maria met haar lijdende Zoon geleden heeft om aan Gods gerechtigheid te voldoen, zoveel het haar aanging haar Zoon geofferd heeft, zodat zij met Jezus het menselijk geslacht heeft verlost”. Paus Pius XI heeft deze uitspraak in 1923 nog bekrachtigd. Hier ziet u het gevolg van de loslating van de leer der Schrift. Waarheden, die de Heilige Schrift alleen op Jezus toepasselijk acht, worden op de mens Maria toegepast. Nota moet ook genomen worden van de volgende uitspraak: „Waar Maria niet vereerd wordt, daar is de kerk van Christus niet”. Ergo, bij ons is de kerk van Christus niet! Gode zij dank is onder ons de kerk van Christus. Van die kerk zijn we lid. Zijn we er een levend lid van? Daar komt het op aan voor u en mij. Dit zijn we niet door het zijn in het verbond, noch door de doop, maar alleen door het herscheppend werk des Geestes en de inlijving in Christus Jezus door het zaligmakend geloof. Is dit door Gods genade realiteit, dan wordt ons leven ook op de enige Borg en Zaligmaker gericht. We hebben Hem dan nodig als onze Verzoener, Voorspreker en Voorbidder. Door Hem alleen wensen we dan toe te gaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd”. lm Hem roemen we dan alleen. Door Hem alles in natuur en genade. Zou er één nagelschrapsel in het werk van zalig worden van de mens bij moeten, zou zalig worden uitgesloten zijn. Dit wordt van harte beleden als we in ons leven niets anders dan zonde en schuld ontdekken. Heere, ik ben van nature onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Maar nu is Hij, n.l. Jezus Christus, van God geschonken tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking, ja tot een volkomen verlossing. De gehele weg des heils van het begin tot het einde is Christus. Christus alleen. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave.

Veroordeeld zij, verworpen wordt de leer van Rome. Arme roomse! Diep medelijden heb ik met u. U zoekt leven waar het niet is. U houdt voor leven wat geen leven is. U kent de Levende niet! U verloochent Hem met de daad! De kerk van Christus belijdt: Zij verloochenen met de daad de enige Heiland en Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf of ergens elders zoeken. Wani het is van tweeën één: óf Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, óf die deze Zaligmaker met een waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, dat tot hun zaligheid van node is. Cat. zondag 11.

Wie door Gods genade alles in Hem heeft, belijdt: Mijn Liefste is blank en rood en Hij draagt de banier boven tienduizend.


Mijn Redder, mijn Goël, mijn zondenvernieler.
Mijn Meester, mijn Heiland, mijn Heere en mijn God,
Mijn Onheilverwinner, mijn Levensbezieler is..... Hij


En daarom..... gezegend, geheiligd, beslist is mijn lot.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Reformatie en het Woord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's