Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dierbaarheid van Jezus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dierbaarheid van Jezus

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.

Vele puriteinse predikers in Engeland en Schotland oudtijds hadden een goede gewoonte, om nl. aan het einde van de dienst in korte woorden samen te vatten wat zij in hun predikatie gezegd hadden.

In sommige door hen uitgegeven predikaties kan men dat nog opmerken. Men zou dat kunnen noemen de peroratie van het woord, dat zij gesproken hadden. Zulk een peroratie zouden we ook het woord van onze tekst kunnen noemen.

Immers Petrus schrijft hier aan de gelovigen in de verstrooiing, en dan handelt hij hier over het fundament der zaligheid, dat is Christus alleen. Hij vergelijkt Hem met een steen, een hoeksteen, waarop het ganse gebouw wordt opgetrokken, tot een geestelijk huis, tot een woonstede Gods in de Geest. Echter niet allen achten en begeren Jezus als de g’-ond hunner zaligheid. Ze hebben bij wijze van spreken deze steen aanschouwd en tenslotte Hem weggeworpen. Daarom lezen we hier de woorden, die Petrus aanhaalt uit Psalm 118: „De steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks en een steen des aanstoots en een rots der ergernis”.

En nu maakt de apostel de tegenstelling tussen degenen, die Hem verwerpen, en die Hem door geloof aannemen en voor wie Hij is de uiterste hoeksteen van het gebouw hunner hoop. Die Hem verwerpen, n.l. ongehoorzamen, waartoe zij ook gezet zijn. Die zich aan de hoeksteen stoten, die zich stoten aan de fundamentele waarheid: genade vastgelegd in de eeuwige verkiezing.

Maar daar tegenover spreekt hij hen aan, die Hem als hun hoogste goed, als hun enige rotssteen en fundament hunner zaligheid leerden omhelzen: U dan, die gelooft, is Hij dierbaar, d.i. kostelijk, n.1. die gelovig op Hem rust, in Hem waarlijk gelooft met zijn hart en daarom met volkomen vertrouwen aan Hem zich overgeeft onder alle omstandigheden, en hoe het ook ga, dat hij zijn enige hoop stelt op Hem alleen en weet met Hem niet beschaamd uit te komen.

Dit geloof nu onderstelt een krachtige overtuiging van zonde. Vervolgens: het geloof is niet aller, daarom alleen zij, die geroepen zijn uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, deze toch hebben ontvangen de Geest des geloofs. In het gewone leven is het zo, dat we ergens een oog voor moeten hebben, zullen we het voorwerp onzef beschouwing naar waarde schatten en waarderen.

Welnu, Christus Jezus is de uiterste Hoeksteen, twee muren rusten op zulk een steen en zijn in deze steen verenigd, n.l. Joden en heidenen, Oud en Nieuw Testament, de wet en haar overtreders, doch bovenal God en de zondaar, maar ook de gelovigen onderling.

Jezus is dierbaar voor Zijn volk, als ze Hem zien door het oog des geloofs, zoals Hij het grote werk der zaligheid voor de tijden der eeuwen op Zich nam, dus in Zijn borgstelling: „Zie Ik kom, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen”.

Daarin toch worden de deugden Gods opgeluisterd. Hier vindt ook een wonderlijke vereniging plaats van de Goddelijke eigenschappen. Want:


Gerechtigheid hield aan om straf,
Genade dong om vrijgeleide.
Hier trad de wijsheid tussenbeide,
Die ze allebei voldoening gaf.


Vervolgens zoals Jezus de losprijs heeft betaald in de volheid destijds, in de gangen van Zijn bloed en lijden, in de gangen van Zijn vernedering, zoals Hij een dubbele gehoorzaamheid heeft aangebracht en daardoor Zijn volk gekocht heeft met Zijn dierbaar bloed.

Ja, Hij heeft ze van de dienstbaarheid der verderfenis vrijgekocht ten eeuwigen leven.

Ja, dierbaar is Jezus, zoals Hij is opgestaan en de kluisters van dood, graf en hel verbroken heeft. Maar nu ook opgevaren is, zittende aan Gods rechterhand om Israël te geven bekering en vergeving van ongerechtigheden. Jezus is dierbaar voor het geloof in het werk, dat Hij voor hen gedaan heeft, maar ook in hetgeen Hij nog steeds voor hen doet.

Immers, Hij is de grote Tussentreder en Voorbidder in de troon van God. Niet alleen, dat Hij Zijn volk draagt op Zijn Middelaarshart en hun zaak op grond van Zijn verdienste bepleit voor het aangezicht des Vaders, maar in al hun zonden, noden en ellenden draagt Hij hen voor als een medelijdende Hogepriester, waarom Johannes getuigt: „Kinderkens, indien wij gezondigd hebben, wij hebben een Voorspraak bij de Vader”.

Want wie zijn ze voor wie Jezus dierbaar is en wie blijven ze in zichzelf? Een wankelend riet. Want waar dit geloof gewrocht is, daar is het niet altijd werkzaam en levendig.

Echter, waar Christus een gestalte krijgt in de ziel, door het geloof, daar leert deze alle leunstokken des verderfs weg te werpen en met zijn werken uit een verbroken werkverbond om te komen.

En zulk een volk, gans hulpeloos tot Hem gevloden, zal Hij ten redder zijn. Zo toch leren zij sterven aan zichzelf, opdat het leven en de kracht van Christus in hen wone.

Zo leren zij afzien van het schepsel, opdat hun roem en hoop alleen zij in Hem. Zo alleen is Jezus hen dierbaar en kostelijk, hier door het geloof en straks in zalig aanschouwen.

Hier zijn het de voorsmaken, de eerstelingen. Straks de volle verzadiging aan Gods rechterhand eeuwiglijk en altoos. Ja, dan is het geloof overgegaan in het zalig aanschouwen van God en het Lam om in nooit gestoorde zaligheid Hem te lieven en te loven, Die hun ziel zo dierbaar is.

U dan, die gelooft, op dat waar zaligmakend geloof komt het aan voor ons allen en een ieder persoonlijk. En daarom mogen we dit vaststellen: Gij, die voorgeeft te geloven en nooit vfen Zijn macht en kracht ontvangen hebt, om in Hem te geloven, ge mist dat geloof, dat Jezus boven alles dierbaar acht. Het is een geloof zonder kracht, een geloof van eigen vinding, waardoor wij niets vóórtbrengen dan dode werken.

Gelijk Hij toch als de grote Overwinnaar uit dood en graf is opgestaan, zo is Hij ook de Machtige om diezelfde kracht te verheerlijken in het levend maken van een midden in de dood liggend zondaar, naar het woord van Efeze 1 : 19 en 2: „En welke de uitnemendheid der grootheid Zijner kracht zij aan ons, die geloven, naar de werking der sterkte Zijner macht, die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt en Hem heeft gezet aan Zijn rechterhand in de hemel”.

Alle macht om te geloven missen we ten enenmale.

We kunnen wel vloeken, maar niet bidden; we kunnen wel twijfelen, maar niet geloven.

De bij Gods volk bekende en geliefde Ralph Erskine zegt hiervan: „Het geloof, dat nooit macht gehad heeft u voor de zonde te bewaren, zal nooit macht hebben u te bewaren voor de hel. Het geloof, dat nooit macht gehad heeft u te leiden tot gehoorzaamheid, zal nooit macht hebben u te leiden tot de heerlijkheid. Het geloof, dat nooit macht gehad heeft u van uzelf af te brengen tot Christus, zal nooit macht hebben om u te brengen van de aarde in de hemel”.

Zijt gij reeds, lezer! uit de duisternis van uw natuurstaat gebracht tot Gods wonderbaar licht, van satan tot God, van slavernij tot vrijheid, van de boeien der wet tot de vrijmaking des Evangelies?

Van Jakob wordt gezegd, dat hij in zijn kracht zich vorstelijk gedroeg met God en Hem overmocht; hij weende en smeekte Hem.

Kent gij dat worstelen en smeken? Hebt ge wel eens door het geloof zulk een greep op Hem gedaan, dat ge zeidet: „Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent”?

Dit toch zijn de ondervindingen van Gods levend gemaakt volk. Het doet hen afzien van zichzelf, van eigen kracht en waardigheid, om in al hun zielsellende uitgedreven te worden tot Hem. Want:


Eigen krachten te verachten,
Wordt in Jezus’ school geleerd.


Zo leren ze afzien van het schepsel, opdat al hun roem en hoop alleen zij in Hem. Zo alleen is Jezus hen dierbaar, hier voor het geloof, straks tot zalig aanschouwen van Hem, Die het leven is van hun leven en de kracht van hun kracht.

De Heere in Zijn ontfermende goedheid heilige dit aan onze zielen.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De dierbaarheid van Jezus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's