Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(58)

DE ZONDEVAL (2)

We hebben in onze vorige les besproken de noodzakelijkheid van het PROEFGEBOD, d.w.z. dat de mens Gode een VRIJWILLIGE gehoorzaamheid moest tonen. En dit kon hij doen, want God had hem volkomen goed geschapen. Zijn val is dan ook een moed- en vrijwillige ongehoorzaamheid geweest.

De vraag is echter nu: hoe kwam het dan, dat Adam en Eva tot zulk een ongehoorzaamheid aan God en tot zulk een overtreding van het proefgebod zijn gekomen?

Allereerst zij nog eens opgemerkt, dat wij niet in de verborgenheden kunnen treden, die God ons niet heeft bekend gemaakt. Dat wil de mens wel in zijn vermetelheid.

Anderzijds mogen wij wel met ootmoed en eerbied bespreken, wat de Heere ons heeft bekend gemaakt in Zijn Woord. En dan kunnen we op grond van Gods Woord weten, gezien de mens volkomen goed is geschapen, dat hij gezondigd heeft door VERLEIDING en wel van de zijde van de duivel. Deze is de aanradende oorzaak geweest tot des mensen val. Hij was het, die de twijfel zaaide in het hart van Eva, en door Eva Adam heeft verleid. Maar, verstaan wij het wel, dit was geen verontschuldiging voor de mens, al gaf hij ook na zijn zonde de schuld aan de duivel. Want wanneer de duivel door middel van de slang sprak tot Eva: „is het ook dat God gezegd heeft: gij zult niet eten van alle boom dezes hofs?”, zo wist zij heel goed, dat God gezegd had, dat zij van de vrucht der bomen dezes hofs mochten eten, maar van de vrucht des booms, die in het midden van de hof was, dat zij daarvan niet mochten eten, noch die aanroeren, opdat zij niet zouden sterven. Blijkens Genesis 3 : 2 en 3 heeft Eva dit zelf aan de slang verklaard. Ook blijkt in deze verklaring, dat zij het van Adam goed gehoord had, toen hij haar heeft verteld wat God gezegd had.

„Opdat gij niet sterft”, zo had God gesproken. Neen, Eva wist toen nog niet wat sterven was, maar zij heeft wel begrepen en geweten (want zij was toch ook met een zuivere kennis Gods geschapen) dat God een heilig God is, een God der waarheid en van recht. Dat Zijn gunst hen kon verheffen, maar dat ook Zijn heiligheid zich in haar wraak kon doen gelden. In ieder geval kon zij begrijpen, dat sterven een „vreemde macht” zou zijn.

En Adam? Och, wist hij het verbod om te eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads niet rechtstreeks van God zelf? En toch nam hij uit de hand van zijn vrouw de vrucht en at!

Daarom nog eens: moed- en vrijwillig heeft de mens Gods’ gebod overtreden. Onze Heidelberger zegt in zondag vier: „maar de mens heeft zichzelf en al zijn nakomelingen, door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven (om God te gehoorzamen) beroofd”.

Hij heeft zich van deze gaven beroofd door te luisteren naar de leugen van de duivel: „gij zult de dood niet sterven”.

Zeer listig en geraffineerd is de duivel te werk gegaan.

Allereerst kwam hij met zijn verleiding niet tot Adam, ofschoon het toch terdege om Adam te doen was, want Adam was tot een vertegenwoordigend hoofd gesteld en geheel aansprakelijk voor al zijn nakomelingen. Hij kwam tot Eva, omdat Eva het gebod niet rechtstreeks van God gehoord had, maar van Adam.

Zijn duivelse list kwam ook hierin openbaar, dat hij wist, dat de mens hakende was naar toenemen in de gunst en kennis van God, naar de beloofde levensverheerlijking. Daarom spiegelde hij de mens het voor: als God te zijn. Zo prikkelde de duivel de mens tot zelfverheffing en om vrij en zelfstandig schepsel te kunnen zijn. Was de mens dan niet een vrij en zelfstandig schepsel? Ja, maar dan alleen in de onderwerping aan God en in het houden van Gods geboden!

Nu de mens in de staat der ellende is gekomen door het rechtvaardig oordeel Gods, meent hij vrij te zijn, maar die gewaande vrijheid is de grootste gebondenheid, waarin hij geknecht ligt als een dienstknecht van satan en van de zonde. Alleen door losmaking van de dienst van satan en van de zonde en door verbonden te worden aan de dienst des Heeren in de weg van waarachtige bekering zal hij kunnen komen tot de ware vrijheid, de vrijheid der kinderen Gods. Maar dan is die vrijheid niet een vrijheid om naar het vlees te leven, maar een vrijheid, die genoten wordt in de beleving van de kinderlijke vreze des Heeren, dat is te wijken van het kwaad en te wandelen in de wegen des Heeren.

Ook Adam is verleid. Maar hoe kan dan Paulus schrijven in 1 Timotheüs 2 : 14: „En Adam is niet verleid geworden, maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest?” Hierover een volgende maal D.V.

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's