Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ATTENTIE DE STEM DES BLOEDS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ATTENTIE DE STEM DES BLOEDS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Kaïn zijn broeder Abel had omgebracht door de dood, kwam de Heere tot Kaïn en sprak tot hem: „daar is een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij roept van de aardbodem”.

Het bloed van Abel riep om straf, om de wrekende gerechtigheid Gods! In Gen. 9 lezen wij dan ook: „wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden; want God heeft de mens naar Zijn beeld gemaakt”.

De zonde van de bloedschuld roept om bloedwraak!

Zou dit dan ook niet gelden als wij denken aan het vergoten bloed van de Zoon des mensen?

Elke zonde is schuld, maar het is een bijzondere zonde als wij schuldig staan aan het vergoten bloed van de Zoon des mensen. Wij lezen in Hebr. 10: „Als iemand de wet van Mozes heeft teniet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen. Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die de Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des Testaments onrein geacht heeft”.

En nu denk ik aan de bloedkreet op Gabbatha: „Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen”.

Zou deze bloedkreet ook niet roepen om straf, om de wrekende gerechtigheid Gods? Wij stellen deze vraag, omdat telkens weer de gedachte naar voren wordt gebracht, dat deze bloedkreet Israël niet tot schuld mag worden aangerekend. Men verdoezelt de schuld, en werpt de schuld dan op enige fanatieke ophitsers onder het volk, maar het gehele volk zou hier niet schuldig aan staan. Iemand sprak zelfs van enkele „provo-figuren” uit die tijd, maar Israël als volk stond daar niet achter. In het gesprek met Israël, zou dit dan ook duidelijk naar voren moeten’worden gebracht. Hoe moeten wij daar nu over oordelen?

Om te beginnen zou ik willen opmerken, dat wij Israël géén dienst doen, als wij zijn schuld zouden verkleinen of verdoezelen. Dit geldt voor ieder mens, dit geldt ook voor Israël. Van schuldbelijden kunnen wij alleen maar beter worden. De weg van het schuldbelijden is de gans enige weg die leidt tot de openbaring van Gods genade. Wij lezen in Hosea 5:15, „Ik zal henengaan, en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelf schuldig kennen, en Mijn aangezicht zoeken”.

Eerst dus schuldbelijden, en dan zou een verbergend God, een vertorend God, Zich weer openbaren, als een genadig en ontfermend God.

Dat schuldbelijden zou Israël, in de dagen van Hosea, moeten leren in een bange weg. In ’t vervolg van dit tekstwoord immers lezen wij: „als hun bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken”.

Zou dit alles niet van betekenis zijn, ook voor het Israël van onze tijd? Zien wij in de loop van Israëls geschiedenis dan telkens weer niet die bange weg? Men zegt wel eens: „Gods kinderen zondigen niet goedkoop”.

Israël kennen wij als Gods volk.

Kinderen des Verbonds.

God had Israël lief, krachtens verkiezende liefde, maar daarom waren de straffen ook zo zwaar. „Want zo Mijn kinderen ooit Mijn zuivere wet verlaten; Zo ’t richtsnoer van Mijn daan’ ter regeling niet kan baten, Zo zij ontheiligen wat Ik heb voorgeschreven, Dan mogen zij gewis voor Mijne straffen beven”. Wij zien dat onder het oude verbond, wij zien dat na de Christus verwerping onder het nieuwe verbond.

Onder het oude verbond zien wij telkens weer in vervulling gaan: „De Heere zal u verstrooien onder alle volken van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde, en aldaar zult gij andere góden dienen, die gij niet gekend hebt, noch uw vaders, hout en steen. Daartoe zult gij onder de volken niet stil zijn, en uw voetzool za! geen rust hebben; want de Heere zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen, en matheid der ziel. En uw leven zal tegenover u hangen, en gij zult nacht en dag schrikken, en gij zult van uw leven niet zeker zijn”, Deut. 28 : 64. Zien wij dat ook niet onder het nieuwe verbond na de bloedkreet van Gabbatha? Denk eens aan de verwoesting van Jeruzalem! Aan de vervolgingen, de martelingen, de smaad, de uitwerping, zoals dat doorgaat zelfs tot op onze tijd.

Zouden wij daarin niet de stem des bloeds moeten opmerken; „daar is een stem des bloeds, dat tot Mij roept van de aardbodem!” en wij denken weer aan dat woord: „Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen”, en Petrus, die dat alles Israël echt wel tot schuld aanmerkte, heeft gezegd: „Deze door de bepaalde raad en voornemen Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood”.

Neen! dit stellen wij niet om onszelf boven Israël te verheffen. Dit stellen wij niet om al die vervolgingen, martelingen, smaad en uitwerping als rechtmatig voor te stellen, want elke Christusverwerping stelt ons schuldig aan Jezus’ bloed, en wij kennen het woord van die dichter: „het zijn de Joden niet, Heer’ Jezus, die U kruisten… neen ik, ik heb ’t gedaan! Waarachtige ontdekking leert daar iets van beleven.

Maar wij stellen deze dingen omdat de weg van het schuldbelijden alleen maar kon leiden tot het wezenlijk behoud van Israël. Nog niet zo lang geleden, moet een bekend professor dan ook hebben gezegd, met het oog op de situatie van thans in het Midden Oosten: „Israël gaat nu een bange weg, maar het zal nog banger worden, velen zullen nog ondergaan door de dood, en dan zal een kleine rest zich tot God bekeren, de Messias aanvaarden, en zal Israël Gods heil mogen zien”.

Geven wij daarom nauwkeurig acht op de geschiedenis van het volk van Israël nü! In Israël zien wij de wijzers op Gods wereldklok, d.w.z. in Israël kunt u aan de weet komen, hoe Iaat het is in de wereld, hoe God Zijn Woord vervult, hoe God het overblijfsel van Zijn verkiezende genade gedenkt, hoe God, dwars door alle wereldweeën heen, Zijn kerk thuis haalt, hoe het straks zal worden één kudde, levende onder de ene grote Opperherder, Die ook Zijn bloed voor Israël deed worden tot verzoening van hun zonden. Wat Israël ten kwade heeft gedacht, dat heeft God naar Zijn verborgen raadsbesluit nog ten goede gedacht, opdat Hij een groot volk, heel de kerk, in het leven zou houden.

Bezinnen wij ons dan op de verzoenende kracht van Jezus’ bloed ook voor ons leven. Passen wij op voor de bloedschuld en de bloedwraak, maar leren wij luisteren naar de stem van het bloed van Golgotha, dat betere dingen spreekt dan het bloed van Abel.

Het bloed van Abel riep om wraak, maar het bloed van Christus roept om verzoening! „Wij bidden u van Christus’ wege, laat u met God verzoenen, want Die geen zonde heeft gekend, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

ATTENTIE DE STEM DES BLOEDS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's