Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gezelschap van de vreemdeling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gezelschap van de vreemdeling

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben een gezel van allen, die U vrezen en van hen, die Uw bevelen onderhouden.

Dezelfde woorden aan het begin als de vorige keer: „lk ben”, maar wat een verschil. Vorige maal waren zij de inleiding tot de belijdenis van het vreemdelingschap. Dat getuigt van de eenzaamheid van de dichter ten opzichte van deze ‘wereld. Nu echter horen we van gemeenschap. Dezelfde dichter is vreemdeling en metgezel tegelijkertijd. Echter telkens van anderen. Hij is een metgezel van allen, die God vrezen. Zo heeft de vreemdeling een gezelschap op zijn doorreis door deze wereld naar het betere vaderland. De eenzamen zijn door God gezet in een huisgezin.

Het vreemdeling-zijn is een wonder, maar niet minder het gezelschap, dat op zijn weg gevonden wordt. Het woord in het Hebreeuws voor „gezel” is afgeleid van een werkwoord dat betekent: tezamen brengen, binden. Een gezel is dus iemand, die gemeenschap heeft met een ander doordat hij aan hem verbonden is. Hier geldt het woord: „Zullen twee tezamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn?” In deze wereld is in wezen niets dan verstrooiing. De zonde heeft ontbonden. En al is het waar, dat voor een tijd hier beneden twee of meer kunnen samenstemmen, het is niet blijvend tot in de eeuwigheid, omdat de liefde tot en uit God gemist wordt. Maar door het wonder van Gods werk is er gemeenschap en samenbinding van alle vreemdelingen. Zij zijn wezenlijk gelijk gericht, n.l. op de eeuwige erfenis, die zij uit vrije genade ontvangen. Door God geroepen uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht zijn ze uit en in God aan elkaar verbonden.

Hoor het deze dichter belijden: „Ik ben een gezel van allen, die jJ vrezen en die Uw getuigenissen onderhouden”. Opmerkelijk is het, dat de dichter hier spreekt van de openbaring van Gods werk in het leven van hen, van wie hij een gezel is. Die dus maar niet alleen het wonder van Gods werk bespreken, doch het ook beleven.

„Die U vrezen”. Het is niet vreemd in het „gouden alfabet”, zoals Psalm 119 genoemd is, te lezen over de vreze des Heeren. Het is het lied der godzaligheid. En deze dichter vreest de Heere in zijn leven. Hij heeft Gods Wet en Woord in zijn leven ontmoet. Hij heeft gebeefd vanwege dat Woord en weet er telkens van te spreken. En nochtans zijn de uitgangen van zijn hart en leven naar de Heere in Zijn onwankelbare beloften. „Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil, op Uw Woord heb ik gehoopt”. Hij kent zichzelf in zijn afdwalingen en vraagt gedurig om ze des te meer te ontdekken en nochtans kan hij Gods geboden niet vergeten. Zo gaat het om de eer van God in zijn leven.

De vreze des Heeren is niet de bange vrees op zichzelf zonder opening naar boven. Neen, door alle bangheid heen mag hij gedurig weer opnieuw op de Heere zien en kan alleen rusten in het Woord Zijner vergeving.

En nu is hij verbonden met allen, die de Heere vrezen. Niet alleen met de uitnemendste van die, de meest bespraakte enz. Neen, hij verheugt zich in het gezelschap van hen, die in welke maat ook God vrezen. „Zeer gaarne wil hij met hen nederzitten op de allerlaagste banken van de schooi des geloofs”, zegt Spurgeon ergens.

En dat gezel zijn komt ook uit in het samen onderhouden van Gods bevelen. Niet alleen in de innerlijke vreze des Heeren, maar ook in de vrucht daarvan. De dichter zoekt het gezelschap niet van hen, die met allerlei redeneringen voorbijgaan aan Gods inzettingen. Hij begeert met hen samen Gods Woord te zoeken, naar Gods instelling onder dat Woord te zijn en in handel en wandel Zijn Woord te betrachten. Waar de reuk en de smaak van de vreze Gods worden gemist, daar is hij in wezen niet een gezel. En het is uiteindelijk de liefde tot Gods woorden, die samenbindt.

Is dat „gezelschap” u vreemd? Het is een opmerkelijk verschijnsel, dat velen schuwen de ontmoeting met die de Heere vrezen. Men gaat wel op naar Gods huis, maar het Woord blijft achter de kerkdeur. Een gesprek over het Woord van God, over de eeuwige dingen gaat niet met zulken. Zelfs staat men er vijandig tegenover. Hoe wordt zo de kerkgang van hen veroordeeld, hoe kan het Woord Gods kracht doen zonder dat er behoefte leeft én in Gods huis én daarbuiten déze gemeenschap te zoeken?

De vreze des Heeren verbindt. Niet op een onnatuurlijke manier, maar juist door de aard van de liefde Gods. Door die liefde is er in de kerk des Heeren de gemeenschap onder elkander.

En hoever of het er vandaag vanaf mag zijn, het blijft waar: ik ben een gezel van allen, die U vrezen. Niet maar: ik word, al zal het eenmaal ui dc hemelse heerlijkheid volmaakt worden. Ik ben, waar het geloof gelooft en de liefde werkzaam is.

In Wie dit gezelschap gegrond is? Alleen in Hem, in Wie Psalm 119 zijn volle vervulling gevonden heeft. In Christus Jezus. Geen vreemdeling op aarde is er, geen mede-vreemdeling zou hij vinden buiten Hem. Hij droeg de heilige Wet in Zichzelf ook toen aan Hem vervuld werd: „Ik ben mijn broederen vreemd en onbekend mijner moeders kinderen”. Vriend én metgezel waren van Hem gevlucht in het bange uur van verlating en betaling der schuld voor God. Hij heeft de pers alléén getreden. Om zo de gemeenschap met God te verwerven en gezellen voor de vreemdeling op aarde. Zo heeft Hij dit gezelschap gesticht in Zijn eigen bloed.

Wat moest het dan meer openbaar komen in de beoefening onder elkaar. Ook in de praktijk van het dagelijkse leven. Tot nut van elkander. En des te meer komt dat gezelschap openbaar in één geloof, hoop en liefde naarmate zij zichzelf leren verliezen en groot van God leren spreken.


’t Rechtvaardig volk zal welig groeien;
Daar twist en wrok verdwijnt,
Zal alles door de vrede bloeien,
Totdat geen maan meer schijnt.


Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Het gezelschap van de vreemdeling

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's