Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ATTENTIE Geen kleed van tweeërlei stof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ATTENTIE Geen kleed van tweeërlei stof

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij lezen in Deut. 22 : 11, dat onder Israël geen kleed gedragen mocht worden van tweeërlei stof. „Geen kleed van wol en linnen tegelijk”.

Dit had oud-testamentisch deze betekenis, dat het ongelijksoortige niet mocht worden samengebracht. Geen tweeërlei zaad op één akker. Geen span van twee paarden voor één ploeg. Geen wol en linnen in één kledingstuk. De diepe gedachte, die hierin doorklonk, was dan deze: „De HEERE uw God zult gij alleen dienen!”

Geen samenbundeling van het ongelijksoortige! Geen samenbundeling van God wat en de mens wat. God wat en wereld wat. „Want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid? En wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En wat samenstemming heeft Christus met Belial? Of wat deel heeft de gelovige met de ongelovige? Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden?” (2 Kor. 6:14–16a).

Geen dooreenwarreling van christelijke levensstijl met een wereldse levensbeschouwing. Geen dooreenwarreling van een oppervlakkige religiositeit en de ware godzaligheid. Geen dooreenwarreling van het kleed van Jezus’ gerechtigheid en het kleed van onze eigengerechtigheid.

Geen kleed van tweeërlei stof.

Dit te benadrukken lijkt mij niet ongewenst, vooral nu wij weer achter de herdenking van de Kerkhervorming staan.

Niemand minder dan Luther zelf heeft in zijn 95 stellingen dan ook gewezen op de waarschuwing, dat geen kleed gedragen mocht worden van tweeërlei stof. Heel de tendens van de 95 stellingen immers was dit, dat er geen samenvoeging mocht zijn van het kleed van Jezus’ gerechtigheid en het kleed van eigengerechtigheid! Dat het bij de allerbelangrijkste vraag: „Hoe kom ik met God verzoend?” alleen ging om genade! Genade alleen.

Dit te benadrukken nogmaals, lijkt mij niet overbodig, vooral ook in de tijd waarin wij thans leven.

De tijd waarin wij thans leven immers is een tijd van verbroedering met Rome. Een tijd van oecumenische instelling met Rome. Denk maar een de oecumenische kerkdiensten, oecumenische avondmaalsviering, oecumenische bijbelvertaling. Vergeten wij vooral ook niet dat het hart van elk mens juist wordt heengetrokken naar zulk een kleed van tweeërlei stof.

Adam begon er reeds mee in het paradijs. Hij maakte zichzelf een kleed van vijgeboombladeren.

De farizeër weefde voor zichzelf ook zulk een kleed. „lk dank u dat ik niet ben als deze en gene, dat ik ook niet ben als deze tollenaar”. Heel de gemeente van Laodicea had zichzelf ook zulk een kleed geweven. Zij waande zichzelf rijk en verrijkt, geen dings gebrek hebbende, maar de Heere sprak: „Gij weet niet dat gij zijt arm, ellendig, blind en naakt”. Vergeten wij daarom niet als zonen en dochteren van de Hervorming, dat het in ons leven gaat om dat ene kleed!

Hier past geen kompromis van èn èn, maar hier is het öf öf!

Onze Catechismus zegt: „Het is van tweeën één, of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of die deze Zaligmaker met een waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben wat tot de zaligheid nodig is”.

Het gaat in dit stuk: geen kleed van tweeërlei stof, in wezen om Jezus’ eer, om de waarde, de eeuwiggeldende gerechtigheid en verdienste van Zijn borgtochtelijk werk.

Het gaat om de eer van God de Vader. Om de eer van God de Zoon. Om de eer van God de Heilige Geest.

God de Vader heeft Zijn Zoon gegeven om dat kleed te gaan verdienen. God de Zoon heeft Zichzelf gegeven aan de Vader om dat kleed te gaan weven op Golgotha’s kruis. Zijn klederen werden verdeeld door de Romeinse soldaten toen dat witte kleed werd geweven, het witte kleed van Zijn gerechtigheid, van Zijn heiligheid.


Geen kleed van enig vorst der aarde,
hoe sierlijk ook, hoe rijk aan waarde,
haalt het bij dat witte kleed.


God de Heilige Geest heeft Zichzelf garant willen stellen om zondaren te ontdekken aan dat vuile kleed, om zondaren te bekleden met dat witte kleed. Om zondaren te leren dat alle eigengerechtigheid niet anders is dan een wegwerpelijk kleed, om in de weg van een vrije genadebediening te leren: „Ik ben zeer vrolijk in de Heere en mijn ziel verheugd zich in God mijn Zaligmaker, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils en de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan”.

Jozua de hogepriester heeft daar iets van mogen leren. Hij stond bekleed met vuile klederen voor de ingang van de tempel en de satan stond aan zijn rechterhand om hem te wederstaan. Hij stond daar uitbeeldende de zonden van zichzelf en van zijn volk. Zó kon hij als priester, als vertegenwoordiger van zijn volk niet voor God bestaan. Hij had het kleed van de dekkende, de vergevende, de verzoenende gerechtigheid van Christus nodig. En toen klonk daar op eenmaal het woord van de engel des verbonds: „De Heere schelde u, de Heere schelde u, Die Jeruzalem verkiest, is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt? Doet deze vuile klederen van hem weg en Ik zal hem wisselklederen aandoen, want zie, Ik heb al zijn ongerechtigheid van hem weggenomen”.

Dan valt het vuile kleed weg. Dan valt het kleed van onze eigengerechtigheid weg. Dan heeft alléén waarde: Jezus’ kleed. Het kleed van Zijn gerechtigheid, het kleed van Zijn volkomen heiligheid.

„Al wiest gij u met salpeter en al naamt ge u ook veel zeep, al zoudt ge uzelf dan ook kleden met het schoonste kleed van een uitwendige godsdienstigheid, van een strikte rechtzinnigheid, met het kleed van uw vroomheid, deugdzaamheid, werkheiligheid en eigengerechtigheid — al uw ongerechtigheden, zegt de Heere, zijn toch voor Mijn aangezicht getekend”.

Daarom geen kleed van tweeërlei stof, het gaat om dat ene, dat volmaakte kleed van Jezus’ gerechtigheid alleen.

Zij het dan ons belijden en beleven:

Uw bloed, o Heere Jezus, en Uw gerechtigheén,
dat is mijn dekkleed, dat alleen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

ATTENTIE Geen kleed van tweeërlei stof

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's