Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Besprekingen van de Heilige Ooriog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Besprekingen van de Heilige Ooriog

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

6

Daar het bewind van de stad Mensziel zich aan satan kwam te onderverpen door te eten van de verboden boom, gaf men hem het kasteel en daarmee de ganse stad in lezitting.

Dus ging hij in het kasteel, het kasteel dat ElSchaddai in Mensziel gebouwd had tot Zijn eigen vermaak. En zo werd ons hart een spelonk en vesting voor Diabolus.

Aldus dit aanzienlijk paleis of kasteel verkregen hebbende, wat deed hij nu anders dan het tot een gamizoen voor zichzelf maken, het verschansen en met allerlei mondvoorraad tegen de Koning El-Schaddai of degene die zou trachten het te hernemen, of onder zijn gehoorzaamheid te brengen. En dat leidt naar de eeuwige afgrond heen. Toen dat gedaan was achtte hij zich nog niet veihg genoeg en nam zich voor, de stad in een nieuwe vorm te brengen, het ene opbouwende, het andere nederwerpende naar zijn eigen welgevallen. Waarom hij ook de heer Majoor Verstand en de registermeester, heer Conscience uit hun plaats zette en hun de macht benam.

Want ofschoon de heer Majoor een verstandig man was en zich ook bij de menigte van de stad had gevoegd toen zij Mensziel de reus overgaven, zo dacht het echter Diabolus niet goed hem in zijn vorige luister en aanzien te laten, daar hij een verziend man was. Waarom hij hem niet alleen blind maakte door hem zijn ambt en macht te ontnemen. Maar ook met een hoge en sterke toren te bouwen, juist tussen de stralen en’t schijnsel van de zon en de vensters van zijn paleis. Waarmee zijn huis en al zijn inwoners zo duister gemaakt werden als de duistemis zelf.

Van het pronkjuweel der schepping wordt nu in de Schrift deze beschijving gegeven: „Verduisterd in het verstand, vervreemd zijnde van het leven Gods, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding huns harten.” Het zijn dodelijke kwalen die de oprechten levendig bewenen.

Dus van het licht gescheiden, werd hij als een die blind geboren is. In dit huis was de arme man nu zo besloten en bepaald als in een gevangenis. Hij mocht niet dan op zijn erewoord zich enigszins verder begeven dan zijn eigen palen strekten. Al had hij een hart om voor Mensziel iets te doen, wat zou hij gedaan hebben, of waarin kon hij de stad voordelig zijn? Een slaaf van satan, zonde en ongeloof.

Zo was dan de heer Majoor zolang Mensziel onder de macht en ’t bestuur van Diabolus was veeleer hinderlijk aan die vermaarde stad dan wel voordelig. En daar was Majoor Verstand zolang onder door de zonde te gehoorzamen totdat hij door een oorlog uit die heerschappij gered werd. De arrne man is niet meer in staat goed van de Heere te denken. Door het bedenken des vleses leeft hij nu in een staat van vijandschap tegen God. Vanwege zijn verdorvenheid onderwerpt hij zich ook niet aan de wet Gods, want het kan ook niet. Helaas de zonde is geheel in hem en hij in de zonde, daar is niet iets goeds van te verwachten.

De heer Registreerder was eer de stad werd ingenomen een man die zeer belezen was en in des Konings wetten wel ervaren. En om de waarheid te zeggen in alle opzichten een man van moed en getrouwheid. Hij bezat een tong die zo gelukkig was gehangen als hij een hoofd had dat met oordeel was begiftigd. Deze kon Diabolus geenszins dulden, want hij was in zijn bestaan niet te winnen voor dienaar en satan. Wel was hem bij de overgave van de stad door verschillende burgers het zwijgen opgelegd, zodat hij er met zijn stem niet bovenuit kon komen, maar tot een complete overgave was het bij hem niet gekomen. Want dat liet God niet toe, Hij wilde hem als Zijn stedehouder handhaven in de stad. Elk mens heeft na de val nog een ingeschapen Godskennis, een onuitroeibaar besef dat er een God is. Het geweten is het medcweten van de mens met de wet Gods, die hem aansprakelijk stelt voor al zijn daden. En zo wordt de mens in het gericht van zijn geweten beklaagd, dat hij tegen God gezondigd heeft, waarvan Judas een allerduidelijkst bewijs is. Hij werd door de stem van zijn geweten veroordeeld en kon haar niet tot zwijgen brengen. De stem van zelfverwijt in de worm die niet sterft en het vuur dat niet uitgeblust wordt.

De heer Registreerder is door geen der listen, bedriegerijen, valsheden en krijgskunst gans en al te winnen. Wel kan zijn mond als met een brandijzer toegeschroeid worden, en dat op allerlei manieren. Maar het bestaan van de heer Registreerder blijft van Godswege gehandhaafd. Door alles heen wordt het kwaad geregistreerd, dus richterlijk vastgesteld, zodat de mens in het gericht door zijn geweten veroordeeld zal worden.

’t Is waar, de Heer Registreerder was vanwege de duisternis in de stad Mensziel van zijn vorige Koning zeer vervreemd en met vele van des reuzen wetten en dienst vertrouwd. Maar daarmee was hij toch nog niet geheel het eigendom van zonde, en satan. Hij kon wel zo nu en dan eens denken aan El-Schaddai en dan vrees voor Zijn wet hebben. Ook kon hij dan met zulk een groot getier spreken tegen Diabolus, als een leeuw die bruit. Ja, op zekere tijden als hij die vlagen had kon hij met zijn stem de ganse stad Mensziel doen beven en daveren, waarom deze nieuwe koning van Mensziel hem niet kon dulden en dragen. En vreesde de Registreerder meer dan iemand van alien die in de stad in’t leven gebleven waren, omdat, gelijk ik zeide, zijn woorden geheel Mensziel deden trillen.

Wijl de reus hem nu niet geheel aan zijn kant kon krijgen, wat stond hem dan anders te doen, dan te studeren om al wat hij kon aan te wenden, teneinde die oude edelman te verleiden en door verwildering zijn gemoed halsstarrig en zijn hart harder te maken in de wegen van de ijdelheid? En gelijk hij dit voornemen vormde, zo bracht hij het ook ten uitvoer. Hij verwoestte de man bij stukjes en beetjes en trok hem zo in de zonde en goddeloosheid, dat hij ten laatste niet alleen verwilderd was gelijk in’t eerste en bij gevolg verontreinigd, maar eindelijk bijkans enige consciente van zonde te maken. En dit was het verste waar Diabolus toe kon komen.

Het onuitroeibaar besef dat God het waardig is gediend en gevreesd te worden, is uit het hart van Mensziel niet te verwijderen al ligt het soms zo diep bedolven onder het stof der zonde.

Nijkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Besprekingen van de Heilige Ooriog

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's