Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Besprekingen van de Heilige Oorlog

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

15

De oorlog die van El-Schaddai uitgaat getuigt van Zijn ontfermende liefde in Christus. En daarvan moet door Boanerges getuigd worden, want dat alleen kan het afkerige hart vermurwen tot verootmoediging.

Van deze ontfermende liefde weet Boanerges duidelijk en krachtig te spreken, daar hij in zijn eertijds gelijk als elk mens van nature afkerig was van de Heere. Maar Hij is hem door de verheerlijking van Zijn ontfermende liefde te sterk geworden. Dat brak in hem de kracht der zonde, zodat het werd een wenen over de zonden en een komen aan de voeten van de gekruiste Christus.

Als kind en knecht van El-Schaddai staat Boanerges nu voor de poorten van de stad Mensziel. Als een echte werfofficier van de grote Koning is het de lust van zijn hart en leven anderen voor Christus te mogen winnen. Gedrongen door de liefde van Christus ontmoeten wij hem voor de poorten van Mensziel, die voor de prediking van Gods genade gesloten waren. Maar eer des Konings leger drie dagen voor Mensziel had gelegen, zond kapitein Boanerges zijn trompetter naar de Oorpoort, om daar uit naam van de grote ElSchaddai de stad te sommeren gehoor te geven aan de boodschap, die hij uit zijns Meesters naam haar moest brengen.

Zo ging dan de trompetter „Ziet wat gij hoort ”heen, om aan de Oorpoort te verrichten ’t geen hem bevolen was. Daar gekomen blies hij met de bazuin om gehoor te krijgen. Doch niemand kwam tevoorschijn, om hem antwoord te geven of te bewijzen dat men acht op hem sloeg; want zo had Diabolus bevolen. Dus keerde hij, getroffen door de afkerigheid van de stad, terug naar de kapitein. Verhaalde hem wat hij had verricht en wat hem was wedervaren. Waarna de kapitein bedroefd werd en hem beval naar zijn tent te gaan.

Daarna zond kapitein Boanerges deze trompetter andermaal naar de Oorpoort, om nogmaals gehoor te eisen. Doch zij hielden zich weer als doof. Kwamen niet eens uit, noch gaven hem antwoord en dat in gehoorzaamheid aan hun koning Diabolus. Met de vraag in het hart: „Wat zou ons deze verlossen?” kwam de stad hem te verachten.

Gezien de afkerigheid van het afvallige volk, belegden de kapiteins en andere veldoversten een krijgsraad om te overleggen, wat hun verder te doen stond teneinde de afkerige stad Mensziel te overmeesteren. En na een ernstige beraadslaging over hun lastbrieven besloten zij de stad nogmaals op te eisen. De voornoemde trompetter moest haar opnieuw tot overgave sommeren. Doch met deze mededeling, zo de stad dan nog weigerachtig bleef haar met alle mogelijke en ongeoorloofde middelen daartoe te dwingen. Getrouw aan het woord van de Koning: „Ga uit in de wegen en heggen en dwing hen in te komen, opdat Mijn huis vol worde”, had men haar tot gehoorzaamheid aan de Koning te dwingen.

Zo beval de kapitein Boanerges zijn trompetter wederom af te gaan naar de Oorpoort en aldaar uit naam van de grote El-Schaddai een zeer luide sommatie te doen om terstond, dus zonder enig langer uitstel tot aan de Oorpoort te komen. En dat, daar men verplicht was aan des Konings voornaamste kapiteins gehoor te geven.

Gesterkt door dit woord: „Roep uit de keel, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin en verkondig Mijn volk hun overtreding en de huize Jacobs hun zonden,” trok de trompetter met de vaardigheid van de liefde uit, om de stad te bewegen tot luisteren.

Toen stond de heer Wil (dit was de afvallige van wien we reeds meldden) op als de gouverneur van de stad en bewaarder van de poorten. Maar niet met de minste vriendelijkheid, die Paulus zelfs nog door barbaren in een ruime mate bewezen werd. Hij eiste van de trompetter in zeer trotse en grimmige woorden een antwoord af op de vragen, wie hij was, vanwaar hij kwam en wat hem bewoog aan de poort zulk een vreemd geluid te maken en zulke ondragelijke woorden te spreken, die de stad in beroering brachten. Gelukkig krijgt onze trompetter nu gelegenheid om te spreken tot de heer Wil, als een dienstknecht van Christus en hij doet dat biddende. Hij weet in al zijn werk tot heil van de stad afhankelijk te zijn van de dierbare werkingen van de Heilige Geest.

De trompetter antwoordde de heer Wil aldus: „Ik ben een dienaar van de hoogste kapitein Boanerges, de generaal van de grote macht die de machtige Koning El-Schaddai heeft gesteld tegenover de rebellerende stad Mensziel. En in Zijn naam heb ik van mijn Meester een bijzondere opdracht aan deze stad en aan u als burger daarvan. Zo gij en de stad die vredig hoort, is het wel, zo niet, dan moet gij de gevolgen daarvan aanvaarden.”

De heer Wil zeide: „Ik zal deze woorden aan mijn heer bekend maken en vernemen wat hij daarvan zegt.”

Doch de trompetter liet er terstond op volgen: „Onze boodschap is niet aan de reus Diabolus, maar aan de ellendige stad Mensziel. We zullen op de antwoorden die door of namens hem gegeven worden, niet eens acht slaan. Wij zijn tot deze stad afgezonden, om die te bevrijden van onder zijn wrede tirannie en om ze te bewegen tot onderwerping aan haar uitnemende Koning El-Schaddai, gelijk ze in vorige tijden hem bewees.”

De heer Wil zeide: „Ik zal uw boodschap aan de stad gaan doen.” Maar daarop kwam de vurige trompetter hem te antwoorden: „Mijnheer, bedrieg ons niet, opdat ge dus doende u zelf niet het meest bedriegt, want wij zijn besloten, zo gij u niet goedschiks onderwerpt, een oorlog tegen u aan te vangen, om u met geweld van Zijn woorden daartoe te dwingen.”

„En opdat ge u van de waarheid van ’t geen ik zeg moogt verzekerd houden, zal dit u tot een teken zijn: Gij zult morgen op de bergen een zwarte vlag met drie scherpe pijlen zien opgericht als een teken van uw tegenstand tegen uw Prins, om u tot uw Heer en wettige Koning weder te brengen.”

Maar ’t geweld waarvan gesproken is, mag ons niet doen denken aan ’t geweld van de mens. In dat verband zegt de Schrift: „Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden.” De krachtdadige en onwederstandelijke werkingen van de Heilige Geest hebben wij van de Heere af te smeken tot vernieuwing en bekering van de stad Mensziel.

Maar tot de verheerlijking van die krachtdadige werkingen van Zijn genade en Geest, wil de Heer Zijn kinderen en knechten gebruiken. Laat ons dan de Heere bidden de verkondiging van het Evangelie aan Mensziel met de wederbarende en hartvernieuwende werkingen van Zijn Geest te bekronen.

Nijkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's