Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

117

HET GELOOF (5)

We willen nu met elkaar het ZALIGMAKEND geloof bespreken. „Zaligmakend” zegt al duidelijk, dat dit is het oprecht geloof, waardoor men zalig wordt. Het is het l e v e n d geloof, dat de Heilige Geest werkt in het hart door de verkondiging van het heilig Evangelie, zoals onze Heidelberger verklaart in Zondag 25. De apostel schrijft in Rom, 10 : 17: „Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods.”

De Heilige Geest werkt het in het hart, gelijk dus met de wedergeboorte. We hebben dit in één onzer vorige lessen besproken.

Onze vaderen spraken van het WEZEN en het WELWEZEN des geloofs. Onder het wezen des geloofs verstonden zij het geloof als GAVE, als BEGINSEL, maar dan niet bedoeld als een „k i e m”, zoals Dr. Kuyper stelde en dat die kiem dan jaren lang kan sluimeren of slapen en daarna tot ontwikkeling komt, tot geloven. Dit leert Gods Woord nergens. Wanneer de Heilige Geest het ware geloof in het hart werkt, zal het zich aanstonds in werkzaamheden der ziel openbaren. De Katechismus zegt ’t duidehjk in Zondag 24. „zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.” De apostel Jakobus schrijft, dat een geloof zonder de werken (als vruchten) een d o o d geloof is.

En sprekende over het „oprecht geloof”, zegt Comrie; „dat dit geloof alles heeft in zijn natuur, als het ingewrocht door de Heilige Geest, waardoor het volmaakt in staat is om al de indrukken, die de Heilige Geest door het Woord van de inhoud des Woords geelt, te ontvangen en die ontvangen hebbende, zich in dadelijke oefeningen werkzaam te betonen.” In dit verband onderscheidt Comrie ook het Geloof in zijn „HEBBELIJKHEID” en in zijn „DADELIJKHEID”. Het geloof als „hebbelijkheid„ is de WORTEL, waaruit de d a d en des geloofs voortkomen. Maar dan zó, dat die hebbelijkheid aanstonds gaat werken en daden openbaart. We komen hierop nog nader terug. Onder het „WELWEZEN” des geloofs verstaan onze oudere Godgeleerden die daden des geloofs, waardoor de ziel mag komen tot de meer „volle verzekeidheid” des geloofs, waardoor men tot persoonhjke OMHELZING van Christus mag komen en tot het zich verzoend weten met een Drieënig God m Christus. Comrie spreekt in dit verband van de „wederkerende daden” des geloofs.

Wanneer we hier horen van „VOLLE VERZEKERDHEID” des geloofs, dan is niet bedoeld, dat er in het „TOEVLUCHTNEMEND„ vertrouwen of in de „HEBBELIJKHEID” van het geloof geen zekerheid ligt. Ongetwijfeld. Reeds in het feit, dat een ontdekt mens de toevlucht leert nemen tot den Heere met al zijn zonden en ellende, ligt opgesloten, dat men met tot iets, wat onzeker is, vlucht, zoals Paulus schrijft in I Kor. 9 : 26. „ik loop dan alzo, met als op het onzekere; ik kamp alzo, niet als de lucht slaande.”

Wanneer men zegt in het gewone leven: ik geloof, dan beduidt dit: „voor mij staat dit of dat vast”. Van het ware geloof zegt de apostel in Hebr. 11 : 1. „Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet.” En in vers 6. „Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken.”

Zekerheid behoort dus tot de a a r d van het geloof. De beoefening van het geloof gaat echter vaak gepaard met zwakheden en bestrijdingen in de gelovige. Een duidelijk voorbeeld vinden we bij Petrus, toen hij wandelde over de zee om tot Jezus te komen. Dan lezen we: „Maar ziende de sterke wind, werd hij bevreesd, en als hij begon te zinken, riep hij, zeggende. Heere, behoud nuj.” En toen Christus tot die beproefde vader, wiens zoon bezeten was, sprak: „Zo gij kunt geloven, alle dmgen zijn mogelijk degene, die gelooft”, antwoordde deze vader met tranen: „Ik geloof, Heere! kom mijner ongelovigheid te hulp.” Hij wilde zeggen: het ongeloof, dat van mij is, van mijn kant komt.

Het zaligmakend geloof bevat drie onmisbare elementen, namelijk: KENNIS, TOESTEMMEN en VERTROUWEN.

We hopen die elk met elkaar te bespreken. Maar me dunkt, dat we met het hier besprokene wel stof hebben tot overdenken en ons te onderzoeken of wij dit geloof mogen kennen en zo dit waar is, om daarin versterkt te worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's