Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(165)

DE WET DES HEEREN

Het negende gebod (1)

Er is tussen het DERDE en NEGENDE gebod een duidelijk verband. Want gaat het in het derde gebod over de heiliging van 's Heeren Naam, in het negende gebod gaat het over de goede naam van de naaste naar het woord van de Prediker „beter is een goede naam dan goede olie.” Pred. 7 : 1.

Dit verband betreft ook de verhouding tussen de EERSTE tafel van Gods Wet en de TWEEDE tafel. Het eerste is: wat G O D toekomt en daaruit moet voortvloeien wat het welzijn van onze naaste dient te bevorderen. Velen houden zich bezig met de welstand van de naaste en zijn eer — en dat is vanzelf een goede en voortreffelijke zaak — maar waarbij men zich niet bekommert over wat GOD allereerst toekomt, over Zijn eer en Naam! Men komt wèl op voor de rechten van de mens, maar om Gods rechten maakt men zich niet druk, ja, is 's Heeren Naam op onze harten gebonden en dierbaar geworden? Anderzijds is het ook waar, dat de genade Gods, in het hart verheerlijkt tot levensvernieuwing, tot herstelling in de gemeenschap Gods, buiten de concrete dingen van ons aardse leven in zijn verhouding tot de naaste omgaat. O neen! Want in wiens hart de liefde Gods wordt uitgestort door de Heilige Geest, zo zal het nieuwe hart ook tot wederliefde genoopt worden, tot God, maar ook tot de naaste. Enerzijds is de Wet des Heeren voor de ontdekte zondaar als een „tuchtmeester” tot Christus en anderzijds wordt zij in het nieuwe leven der genade een „liefde-wet”. En dat geldt dus ook de beoefening van het NEGENDE gebod betreffende de goede na am van de naaste, waarbij de Heere het valse getuigenis geven en allerlei liegen en bedriegen en de laster veroordeelt als eigen werken des duivels, ja, waarbij men de zware toorn Gods op zich laadt. Zie Zondag 43 van de Heidelbergse Katechismus.

We worden dus bij het negende gebod geconfronteerd met de zonde van de leugen en laster.

Men heeft wel eens opgemerkt, dat er geen gemakkelijker zonde is dan de leugen. Overal en op elk terrein openbaren zich de vormen van de leugen. In de krant, in het boek, op de graven, in de kerk, in de zakenwereld, in de omgang met elkander en noem maar verder op.

Zelfs wordt zij onder de tekenen der tijden aangegeven. We lezen, dat God „hun zenden zal een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven.” II Thess. 2 : 11.

We willen met elkaar bespreken: de vormen van de leugen, wortel en verlossing van de leugen.

Allereerst de vormen van de leugen.

We worden in onze besprekingen geplaatst in de wereld van de gedachten en woorden ten opzichte van de samenleving der mensheid.

God heeft in Zijn wijsheid en goedheid de mens gegeven de schone gave van het woord, zijn gedachten daarin naar buiten kenbaar te maken, alzo de waarheid te spreken. „Waarheid” is de overeenstemming tussen de „idee”, de „gedachte” en de „werkelijkheid”.

Jakobus wijst in zijn brief op de betekenis van des mensen „woord” en wel door middel van dat wondere geschenk, het communicatiemiddel in het verkeer met de mensen, de tong. Niets ontziende grijpt de apostel naar de felste woorden om de zonde van de tong in het licht te stellen. Hij vergelijkt haar met de verwoestende kracht van het „vuur”, als een wereld vol ongerechtigheid, in vlam gezet door de hel, een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn. Men kan met de tong het meest tegenstrijdige doen: het loven van God en het vervloeken van de mens, die naar de gelijkenis Gods is gemaakt. Spreekt men zijn gedachten uit, die niet met de werkelijkheid overeenstemmen of wanneer onze woorden in strijd zijn met onze gedachtela, dan spreken wij de waarheid niet, dus maken we ons schuldig aan de leugen. Dat betreft ook de zonde van de laster. Zo worden ook valse voorstellingen ingedragen in de wereld, in de kerken en op allerlei terreinen van het leven. Wanneer de wet des Heeren verbiedt „een VALS GETUIGENIS te geven of spreken tegen onze naaste”, dan kan dit opzettelijk gedaan worden bij het optreden als „getuige” voor de aardse recht er. Men kan iemand dan een zaak aanwrijven, waarin die iemand onschuldig is. We denken hierbij aan het rechtsproces, waarin Naboth werd gebracht. Getuigen gaven een getuigenis van een zaak, waarin Naboth totaal onschuldig was. Hoe vals was deze belaging. Vromelijk hield men voor „getrouw naar de wet des Heeren te handelen” dat Naboth door zijn weigering om de koning zijn wijngaard af te staan God gelasterd heeft en dat hij daarom de dood der steniging verdiend had.

Zo deden ook de valse getuigen bij het rechtsgeding over Jezus voor Kajafas. Zij verdraaiden of gaven een geheel andere betekenis aan het woord van Christus: „Breek deze tempel af en Ik zal hem in drie dagen weder opbouwen.” Hier sprak Jezus van Zijn lichaam en niet van de tempel.

Vreselijke zonde van de leugen is het vals getuigenis geven, waardoor iemands schade ernstig kan worden veroorzaakt, ja wat zijn dood ten gevolge kan hebben.

Ook in het PERSOONLIJKE leven van de naaste kan de zonde van de leugen en van de laster zulke ontzettende gevolgen nalaten. Dat kan in verschillende vormen plaats hebben. Maar daarover D.V. in een volgende les.

Echter nog één opmerking.

Wij leven in een „verleugende” wereld, als gevolg van onze zware bondsbreuk in het paradijs. In Adam gerekend, hebben wij geluisterd naar de leugen van de duivel: gij zult als God zijn. Daarom zijn wij naar het oordeel van Christus: „uit de vader der leugenen, de duivel.” Zo is ons bestaan „leugenachtig” geworden. Ontdekke Gods Geest ons hieraan en verheerlijke Hij in ons Zijn hartvernieuwende genade. Dan worden we gezet „in de waarheid”, die vrijmaakt. Dan maakt de Heilige Geest ons wáár voor God en voor onszelf en voor de mensen. Dan zal psalm 119 : 15 de vertolking van het verootmoedigde en naar waarheid in het binnenste verlangende hart zijn:

„Weer snood bedrog, o God, van mijn
gemoed;
Laat Uw gená mij Uwe wetten leren.
Ik kies de weg der waarheid voor mijn voet
Om mij van 't pad der zonden af te keren;
Uw rechten, die zo heilig zijn en goed,
Steld' ik mij voor, die wil ik ned'rig eren."

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's