Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een welgelukzalig volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een welgelukzalig volk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent.

Wijsheid is een kostelijk goed. Zij is, naar het woord van de Spreukendichter, beter dan de robijnen. Gelukkig de mens, die haar bezitten mag. Zulk een wijs mens was Ethan de Ezrahiet. En aan zijn uitzonderlijke wijsheid, slechts overtroffen door die van Salomo (1 Kon. 4 : 31), paarde hij de gave der dichtkunst, zoals blijkt uit deze wonderschone 89e Psalm, geliefd door de kerk van alle eeuwen.

Geïnspireerd door de Geest der wijsheid mag hij zingen van Gods goedertierenheên, van het Verbond dat van geen wankelen weet.

De HEERE, Die als de Almachtige alles in het aanzijn riep, zal Zijn eed gestand doen en Zijn Verbond bevestigen van kind tot kind. Zijn trouw blijft van geslacht tot geslacht.

Daarom is er geen gelukkiger volk op aarde dan het volk van God. Het is welgelukzalig!

Dat volk kent het geklank, wandelt in het licht en verblijdt zich in de Heere.

Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent. Het geklank. Volgens de wet van Mozes moest de eerste dag van de zevende maand een rustdag zijn. Dan was er een heilige samenroeping, een „gedachtenis des geklanks”. En in het jubeljaar moest op de tiende van de zevende maand „de bazuin des geklanks rondgaan. (Lev. 23 :24 en 25 : 9).

Ook werden gebracht „offeranden des geklanks”. (Ps. 27 : 6).

Bij de grote feesten werd op twee zilveren trompetten geblazen. (Num. 10). Zoals wij ’s Zondags het luiden der klokken horen, als teken dat de kerkdienst begint, zo waren het onder het Oude Testament de Levieten, die het volk door het geklank der bazuin opriepen om voor God te verschijnen, met offers aan Hem gewijd. En offers aan Hem gewijd. En machtige Levietenkoren hieven daarbij hun beurtzangen aan, om de lof des Heeren te verkondigen.

Bij het woord „geklank” denken we dus aan de tempeldienst onder Israël.

Dat geklank kende de wereld niet. Alleen bij Israël was de ware dienst des Heeren en hoe zalig is het volk, dat naar UW klanken hoort! En niet slechts hoort, maar ze ook kent en verstaat met een door de H. Geest geopend oor en hart.

Welke klanken zijn dat ?

Voorzeker allereerst verootmoedigende klanken. Als de zondaar door de ontdekkende kracht van Gods Woord en Geest gaat verstaan, dat hij tegen een heilig en rechtvaardig God gezondigd heeft. Dat hij niet alleen zonde doet, maar zonde is en met al zijn goede werken, tranen en gebeden, de schuld nog dagelijks meerder maakt. Te moeten sterven en niet te kunnen sterven, want hij mist de verzoende betrekking met God.

O, wat is dat een bange toestand! Geen Borg voor zijn schuld en geen God voor zijn hart. Dan worden klaagliederen gezongen.

„Hoor, hoe een boet’ling pleit!”

Het geklank. Dat wordt ook gekend, als de ontledigde, uitgewerkte zondaar met toepassing op zichzelf mag horen het geklank van het Evangelie van Gods genade in Christus. Dat zijn blijde klanken!

Als we mogen horen, dat er nog hoop is voor hopelozen en troost voor troostelozen. Dat God geen lust heeft in onze dood en het dal van Achor tot een deur der hope wordt.

Dat zijn voorwaar klanken uit ’s Hemels troonzalen! Hoe kan dan onze ziel opspringen van vreugde, als we onze naam horen noemen en mogen vernemen dat er blijdschap is in de hemel over één zondaar die zich bekeert. Dan wordt onze kerkgang een feestgang. En dan zingen we van harte:


„Ik zal met vreugd in ’t huis des Heeren gaan,
Om daar met lof Uw groten Naam te danken.
Jeruzalem, gij hoort die „blijde klanken”,
Elk heff’ met mij de lof des Heeren aan.


Ja, welgelukzalig is het volk, dat het geklank kent.

Kent gij die klanken? Zó, dat zij uw hart ontroeren ?

Ach, voor velen zijn het niet meer dan klanken zonder werkelijkheid. Ze horen liever andere klanken: de klank van het klatergoud der wereld of van de muziek der zonde.

Evenwel bij Gods volk is het anders geworden. Zij mogen in Gods Woord beluisteren de klanken van de Goede Herder, Die Zijn schapen bij name kent.

Hoor, hoe liefelijk en dringend Hij nodigt: „Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij uw hart!”

En de schapen kènnen het geklank van die stem en volgen Hem. En daarom zijn ze welgelukzalig ?

O zeker, dat betekent niet, dat dat volk zich altijd zo gelukzalig gevoelt. Verre van dat. Want ze zijn hier nog in de strijdende kerk. Blijkens Num. 10 werd het volk bij het blazen op de zilveren trompetten ook nog aan iets anders herinnerd dan aan het oproepen tot de tempeldienst. Immers als de trompet een gebroken, een korte klank deed horen, dan was dat een teken dat de koning hen ten strijde riep. Vandaar dat de dichter profetisch zingen mag van „een Koning door Isrels God gegeven.” Hij gaat vooraan in de strijd. En de Kerk mag weten — en dat is het heerlijke — dat in deze Koning de overwinning is gewaarborgd !

Wie zou hiermee anders worden bedoeld dan Davids grote Zoon, de Held, bij Wien God hulp heeft besteld?

Jezus Christus is de van God gegeven Koning Zijner duurgekochte Kerk. En wat is er zaliger voor het volk dat naar Zijn klanken hoort, dan zich te mogen scharen onder Zijn banier ?

De strijd zal zwaar worden. De aanvallen van de vorst der duisternis zullen toenemen. Hij weet dat hij slechts een kleine tijd heeft.

Donkere wolken pakken zich samen. Wat staat ons in 1975 te wachten? De gedachte aan een eventuële vijfde oorlog in het Midden-Oosten doet veler harten in Amerika en West-Europa ineenkrimpen. Wat zal er van ons en onze kinderen worden? En ondertussen danst men lustig voort op de vulkaan! Zal aan Gods lankmoedigheid spoedig een einde komen?

Zalig de mens die mag weten, dat de teugels der wereldregering uiteindelijk liggen in de doorboorde handen van Hem, Die als Koning alle dingen regeert. „Hij komt, Hij komt om d’aard te richten”.

Velen horen deze klanken en zingen ze mee uit volle borst. Zonder ze evenwel te kènnen in een waar geloof. Voor hen zal de komst van deze Koning vreselijk zijn.

Doch hoe zalig is het volk dat de klanken van deze Koning in waarheid kent. Hoe zwaar ool: de strijd, in Hem zijn ze méér dan overwinnaars. Hun behoort de eeuwige toekomst, al moet het dan ook door bloed en tranen, door verdrukking en vervolging heen.

Daarom, houd moed, godvruchte schaar! Het is slechts een verdrukking van tien dagen. De Ruiter op het witte paard trekt overwinnend de wereld door. „Zie, Ik kom haastiglijk; houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme!”

Zij die dit geklank kennen, steken moedig het hoofd omhoog, wetend dat hun verlossing nabij is. Zij zullen de erekroon dragen, door die gezalfde Koning alleen — om ’t eeuwig Welbehagen en zij bidden met mond en hart:


Laat ons in genen nood Uw bijstand ooit ontberen.
Gij kocht ons met Uw bloed, blijf, Heiland ons regeren.
Blijf ons, Uw erfenis, door Uwe macht bewaren,
Wil met Uw heil’gen ons voor Uwen troon vergêren !


Clifton, N. J. - U.S.A.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Een welgelukzalig volk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's