Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

170

DE WET DES HEEREN

Het tiende gebod (2)

De Wet des Heeren heeft tweeërlei oogmerk. Zij is gesteld tot een KENBRON onzer ellende en tot een LEEFREGEL voor het leven der dankbaarheid van Gods kinderen. We hebben eerder opgemerkt, dat wel Christus de Wet vervuld heeft, maar dat zij daarmede niet kan terzijde gelegd worden vanwege haar tweeërlei oogmerk. Daarom moet de WET „scherpelijk gepreekt worden”, zoals onze Heidelberger aangeeft. Dat geldt ook voor het leven der dankbaarheid, opdat Gods kinderen bij ontdekkend licht na ontvangen genade al meer hun zondige aard zouden leren kennen. En juist ook hierom, dat die Wet voor hen is geworden een „liefde-wet”..

Het is dan ook onze Katechismus, die de vraag stelt: „maar kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomenlijk houden?” En dan luidt haar antwoord: „Neen zij; maar ook de allerheiligsten, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid”. Maar zij voegt er aan toe: „doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven.”

Waarom voegt de Katechismus dit laatst-genoemde eraan toe

Omdat de kerk steeds de strijd heeft te voeren op twee sterke fronten. Dat is tegen het REMONSTRANTISME en tegen het ANTI-NOMIANISME. Enerzijds tegen alle WERKHEILIGHEID, waarbij men de grond der zaligheid zoekt in de onderhouding van Gods geboden, in de werken der wet en anderzijds tegen het standpunt van de Anti-nominianen, die het met de onderhouding van Gods wet niet zo nauw nemen. Deze gaan ervan uit, dat het hun vlees is, dat zondigt enu zegen zij: lat vles zich maar uitleven. Christus heeft immers de wet vervuld en de zonde vergeven.

Daarom merkt de Heidelberger op, dat de allerheiligsten maar een „klein beginsel” van deze gehoorzaamheid hebben. Maar ook: dat Gods kinderen „met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al Gods geboden beginnen te leven.”

U hebt ook wel eens gehoord van het „PERFECTIONISME”. Wat leert dat? Wel, dat men hier kan komen tot een VOLMAAKTE onderhouding van Gods geboden. Men beroept zich op de Bijbel. Er staat in Phil. 3 : 15: „Zovelen dan als wij volmaakt zijn, laat ons hetzelfde gevoelen.”

Ook de Pinkster-groepen stellen, dat Gods kinderen hier in dit leven tot het „zonder zonde” kunnen komen. Zij beroepen zich op de uitspraak van Johannes in zijn algemene brief: „die uit God geboren is, zondigt niet.”

Wat die tekst van Phil. 3 : 15 betreft, bedoelt de apostel, dat het „volmaakt zijn” alleen ligt „in Christus”, Die „geworden is wijsheid van God en rechtvaardigheid en HEILIGMAKING en verlossing.” I Kor. 1 : 30. Duidelijk schrijft de apostel in Phil. 3:14 over het verband van het „volmaakt zijn”, namelijk wanneer hij het heeft over „de prijs der ROEPING Gods, waarnaar hij jaagde. Want hij zegt in vers 12: „Niet, dat ik het alrede gekregen heb of alrede volmaakt ben, maar ik jaag daarnaar, of ik het grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.”

Zeer zeker schrijft Johannes: „die uit God geboren is, die doet de zonde niet”. (I Joh. 3 : 9). Maar dat heeft betrekking op de NIEUWE NATUUR, die Gods kinderen hebben gekregen in de wedergeboorte. En die kan niet zondigen. Maar Gods volk draagt ook nog bij zich de overblijfselen van de OUDE natuur, de verdorven aard. In dit verband schrijft dezelfde Johannes in I Joh. 1 : 8: „Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet!” En we lezen in de brief van Jakobus, hoofdstuk 3 vers 2: „Want wij struikelen allen in vele.”

Maar kan men dan niet lichtvaardig met de eis der Wet handelen? Die eis vraagt toch een „volkomen” onderhouding: „Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw verstand” enz.?

Volstrekt niet. Want de Heere maakt Zijn volk volkomen eens met die eis. En als „liefdewet” belijdt Gods kind van harte, dat de Heere het zo eeuwig waardig is, gekend, gevreesd en gediend te worden, om Zijns Zelfs wil !

De allerheiligsten hebben maar een „klein beginsel” dezer gehoorzaamheid

Dit zijn de z.g.n. verst-gevorderden in de genade, naar de vrijmacht Gods ten aanzien van de bedeling Zijner genade-gaven. Johannes heeft het over „vaders” in de genade. I Joh. 2 : 13.

Deze hebben nog maar „een klein beginsel” van de gehoorzaamheid des geloofs. Dat beginsel is op zichzelf wel volkomen als werk Gods, in het hart gelegd. Maar dit beginsel kan, wat de beleving ervan betreft, als onder de as liggen vanwege bestrijding of dwaling. Zie het bij de Bijbelheiligen. Bij Noach, bij Abraham, bij Jacob, bij David, bij Petrus. Zelfs Paulus moest belijden: „Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.” En „lk, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?”

Deze „onvolkomen onderhouding” is Gods volk niet naar hun zin. Het zou zo gaarne anders willen. Het is de voortdurende strijd tussen de oude en de nieuwe mens. Dat wil niet zeggen, dat er twee mensen zijn, maar wel, dat Gods kind een „twee-mens” is geworden. „Doch alzo”, zegt onze Heidelberger, „dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven.

Het is hier een „beginnen”. De heiligmaking is hier „ten dele”. De onvolkomen onderhouding zal enerzijds Gods kinderen „klein houden” in zichzelf, maar ook AFHANKELIJK en wel: van kracht van Christus! Zo getuigt Paulus in Phil. 3 : 10: „Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner Opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende.”

Eens zal de VOLKOMENHEID er zijn! Wanneer Gods kinderen het lichaam der zonde mogen afleggen en zullen delen in de eeuwige overwinning, maar …. door Christus! Dan behoeven zij nooit meer te klagen :


„En wordt mijn vlees door ’t kwade licht verrast,
Ai, laat het mij toch nimmer overheren.”


Dan nooit meer zondigen, eeuwig God bedoelen en Hem verheerlijken !

Lezer(es)! Kent u dat beginsel der genade, van het nieuwe leven?

En al is het slechts „een klein beginsel”, het leef t toch. En dat openbaart zich in de vruchten van het nieuwe leven, in zijn eigenschappen, zoals: droefheid naar God als smart over de zonde, honger en dorst naar den Heere en naar Zijn heil. Afkeer van de zonde en van de wereld met haar begeerlijkheden en een hartelijke lust om, kon het zijn, naar al Gods geboden te wandelen, ja in een hartelijke vreugde in God, naar de maat van de beoefening van het geloof! Zo kende David z’n vermaak in de inzettingen des Heeren (psalm 119 : 16 onber.). Die inzettingen waren hem „gezangen ter plaatse zijner vreemdelingschappen”. (ps. 119 : 54). En Paulus getuigt in Rom. 7 : 22: „Want ik heb een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens.” Smeken we om diè genade-weldaden!

En moet de begenadigde wel eens zeggen: hoe zal ik er nog ooit komen? Dan geve de Heere door het geloof te zien en te beleven, dat de vaste waarborg hiertoe ligt in de belofte van die getrouwe Zaligmaker: „Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude.” En …. „Ik leef en gij zult leven!”

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 maart 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 maart 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's