Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Profetische Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Profetische Woord

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En Ik zal vijandschap zetten tussen u en deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.”

De Heere spreekt in dit profetische Woord van Zijn „Ik zal”, en dat is :


1e. Tot vernieuwing door Hem
2e. Tot verbinding aan Hem,
3e. Tot verzoening met Hem,
4e. Tot verwachting van Hem.


Geliefden !

Al wordt dit tekstwoord schier altijd gebruikt als adventstof, daar de komst van Jezus Christus in het vlees er ons door wordt aangekondigd, zo is deze belofte vanwege haar inhoud, toch ook lijdensstof.

De Schrift is het profetische Woord, dat zeer vast is en daar mag niets van afgedaan of toegedaan worden. „De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel, de getuigenis des Heeren is gewis, de slechten wijsheid gevende.” En dan volgt daarop dit woord: „De bevelen des Heeren zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des Heeren is zuiver, verlichtende de ogen. De vreze des Heeren is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des Heeren zijn waarheid, tezamen zijn wij rechtvaardig.”

Het moet ons toch wel duidelijk zijn, dat bij het leven vanuit het Woord, altijd met diepe eerbied en innige hopgachting gesproken wordt vanuit Gods Getuigenis dat eeuwig en zeker is.

Het profetische Woord is de kracht van het geloof, de grond der hoop en de bron der liefde. Waarvan wordt afgeweken door het Woord te onderwerpen aan het geredeneer van het menselijk denken. „Want die naar het vlees zijn, bedenken dat des vleses is, maar die naar de Geest zijn, bedenken dat des Geestes is.” Wij hebben altijd weer de Geest der Waarheid nodig om in al de waarheid geleid te worden, opdat wij haar zouden verstaan naar de zin en mening van de Heilige Geest.

In ons tekstverband spreekt de Heere tot de mens die Hij geschapen heeft naar Zijn beeld en gelijkenis. Opdat hij in gehoorzaamheid aan Gods wet, langs de weg van het verbond der werken zou opklimmen in de eeuwige heerlijkheid, om zijn God en Vader eeuwig te loven en te prijzen.

Maar door de ingeving van Satan zijn wij in onze moedwillige ongehoorzaamheid, een puinhoop van ongerechtigheid geworden. Wij hadden ons hart voor het verderf der zonde gesloten moeten houden. Want van buitenaf kon ons hart daarvoor niet geopend worden. Door te luisteren naar de lokstem van Satan, hebben wij de poorten van ons hart geopend voor het verderf der ongerechtigheid. Wat ons deed vluchten voor het aangezicht van de Heere God, om bedekking te zoeken in het midden van het geboomte van de hof.

En toch kwam Hij niet tot ons vanuit Zijn toorn met de vloek die wij ons hadden waardig gemaakt. Maar vanuit Zijn ontfermende en opzoekende liefde, want „de Heere God riep Adam en zeide tot hem: Waar zijt gij?”

Het Goddelijk vragen naar de zondaar, was blijk en bewijs van Zijn nederbuigende goedheid. Hij had als een verterend vuur tot ons kunnen komen, vanwege onze moedwillige ongehoorzaamheid. Maar vanuit de staat des ongeloofs dacht Adam alleen hard van God. Het was vanuit zijn hart een verdenken van God, al sprak Hij tot hem vanuit Zijn verbondsnaam Heere, die vol ontferming is.

Al werd Adam vanuit zijn geweten veroordeeld in zijn naakt staan tegenover de Heere, zo was van daaruit niet de minste boetvaardigheid in hem, al werd zijn overtreding hem voor ogen gesteld. Met de woorden: „De vrouw die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van die boom gegeven, en ik heb gegeten,” kwam de mens de schuld der zonde van zich af te wentelen op de Heere. Als geslachtshoofd en verbondshoofd was met Adam dan ook niet te onderhandelen. Als het van hem afhankelijk geweest was, zijn hart was voor de Heere gesloten gebleven. En de vrouw zocht zich te verontschuldigen met dit woord: „De slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.”

En hiermede staat het vast, dat er niets in de mens was overgebleven dat naar de Heere vraagt, noch zoekt in boetvaardigheid des harten. Van des mensen kant is niet de minste verwachting. Zodat alle goede voornemens waarmede de mens zichzelf vleit, op een bittere teleurstelling uitlopen om er bedrogen mee om te komen.

De Heere spreekt dan ook in dit profetische Woord, van Zijn „Ik zal” en dat is :


1e. Tot vernieuwing door Hem


„En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw.” Hier stelt de Heere het „Ik zal” van Zijn ontfermende liefde tegenover de boosheid van des mensen ongerechtigheid. Het zal van één kant moeten komen en dat is van des Heeren kant. Daar is niets in de mens overgebleven dat naar de Heere vraagt, hij is in de staat van het ongeloof en der vijandschap door zijn moedwillige ongehoorzaamheid. En in die vijandschap van zonde en ongeloof heeft hij vriendschap gesloten met Satan, om hem te dienen. Door zijn toevlucht te nemen tot de leugen, heeft de mens een verbond gemaakt met de dood en een verdrag met de hel. En dat, alsof de dood geen dood en de hel geen hel is tot zijn eeuwig verderf. Maar zie, nu daalt de Heere af tot de mens vanuit het Goddelijk „Ik zal” van Zijn ontfermende liefde, om het afkerige zondaarshart te vernieuwen. En hoe is dat nu mogelijk daar de Heere geen gemeenschap kan hebben met de vijandschap van des mensen ongerechtigheid?

Mogelijk is dat vanuit de stilte der eeuwigheid, daar de Zone Gods de borgtocht die daarvoor nodig was, voor Zijn rekening kwam te nemen. En de gerechtigheid die door Hem opgebracht zou worden, werd de mens op grond van recht en gerechtigheid toegerekend in het wezen des geloofs, zodat de liefde Gods werd uitgestort in het hart. En vanuit die liefde werd de mens tot roem van Gods genade, een vijand van zonde, Satan en ongeloof.

Vijandschap werd in zijn hart gezet, daar de Heere met Zijn Geest, Zijn rijk kwam te stichten in het hart van de mens. En dat herscheppende werk van het Goddelijk „Ik zal”, houdt de Heere Zelf in stand, want Hij verlost de zondaar uit de greep van Satan door Zijn hartvernieuwende genade. De Heere komt door het „Ik zal” van Zijn ontfermende liefde het hart in te nemen in het denken, willen en begeren.

Hij leert het hart denken vanuit Zijn denken. Denken vanuit Zijn ontfermende liefde. Het hart zegt: „Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat wij niet vernield zijn.” En die goedertierenheid is alle morgen nieuw. En dat maakt hem steeds meer afkerig van Satan, zonde en ongeloof. Zodat de daad der ongerechtigheid er door beweend wordt met een hartelijke overgave aan de Heere. En dat doet het hart met steeds meer afkerigheid denken aan het verderf der ongerechtigheid dat door hem bedreven werd. Dat doet het hart steeds meer vermaak bekomen in het doen van des Heeren wil. Had de Heere het zalig worden overgelaten aan des mensen welwillendheid, dan zou dat nieuwe leven in hem nooit tot stand gekomen zijn. Het was hoogstens een blijven hinken op twee gedachten geweest, en dat is naar rechts en links, zonder te komen tot de onberouwelijke keus de Heere te vrezen en te wandelen in Zijn wegen die recht en goed zijn.

De Heere laat de kracht van Zijn „Ik zal” steeds meer gelden in het hart. En van daaruit is de stuwkracht van het geestelijk leven naar de troon der genade, om de Heere in alle wegen en omstandigheden te zoeken en aan te kleven.

Vanuit de Schrift bekomt het hart, onder de bearbeiding van des Heeren Geest, steeds meer klaarheid in de redelijkheid, de noodzakelijkheid en de profijtelijkheid van het Goddelijk „Ik zal”. Had de Heere mij aan mijn „ik zal” overgelaten, zegt het boetvaardige hart, dan zou ik het nooit tegen Hem opgegeven hebben. Maar het triomferen van de Heere in mij en over mij, doet mij steeds meer komen voor Hem in het stof der verootmoediging.

Hiervan heeft de vrouw tot wie gesproken wordt in ons tekstverband, tot roem van Gods genade, kennis verkregen. Terwijl het oordeel werd uitgesproken over de slang, ontving zij de zegen van het Goddelijk „Ik zal” der genade in het hart. De Goddelijke scheidslijn tussen het zaad van de slang en dat van de vrouw, zou haar tot zegen zijn door de dierbare werkingen van de Heilige Geest. En daar stond Adam, die gezondigd had als verbondshoofd, geheel buiten. Wat wij voor ons innerlijk en geestelijk leven wel terdege ter harte hebben te nemen. Want elk mens zoekt van nature vanuit de wortel van eigengerechtigheid, toch nog zijn behoud in het verbroken werkverbond. De wortel van eigengerechtigheid zit in de grond der zaak nog dieper in ons hart, dan die van de ongerechtigheid. Want uit kracht daarvan wordt het ons betuigd vanuit de Schrift: „en de kracht der zonde is de wet.” En dat is de wet van het verbroken werkverbond.

Voor het eerst wordt hier gesproken van het „Zaad” der vrouw, en dat sluit Adam als geslachtshoofd en verbondshoofd geheel uit. Hier komt van hem niets in aanmerking. Maar de innerlijke beleving daarvan is alleen op de leerschool van de Heilige Geest te bekomen. Al denken wij er Adam uit, dan is hij er daarmee nog niet uit. Alleen door de Heilige Geest kunnen wij afgesneden worden van de wortel der eigengerechtigheid. „Want de Heere zal een afgesneden zaak doen op de aarde.” En dan snijdt de Heere er alles af wat van de mens is, opdat het werk der genade met des te meer klaarheid tot openbaring zou komen. Het moet ons duidelijke zijn dat de wortel van eigengerechtigheid wel de grootste vijand is van het werk der genade, om dat zo veel mogelijk te onderdrukken. En om daaruit op te nemen, zijn wij afhankelijk van des Heeren Geest.

Soest

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Het Profetische Woord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's