Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(176)

VAN DE HEILIGE SACRAMENTEN (4) De heilige Doop.

Doop en Avondmaal zijn de beide sacramenten, die door de Heere zijn ingesteld en gegeven als zichtbare tekenen en zegelen van Zijn beloften, om „de beloften van het Evangelie des te beter te verstaan en te verzegelen”, zoals onze Heidelberger die beschrijven.

Niet de personen worden dus verzegeld, maar de BELOFTEN Gods. Wij moeten dit bijzonder wel onderscheiden bij de heilige doop. Er gebeurt dan niets i n het kind, als zou in hetzelve PERSOONLIJKE genade verzegeld worden. Bij dit standpunt moet men logisch komen tot VERONDERSTELLING van aanwezige genade. We hopen D.V. nader hierop terug te komen.

Zijn dus beide sacramenten „verzegeling” van Gods beloften, wel is er tussen beide onderscheid. Het sacrament van de heilige Doop is een sacrament van „inlijving” in de Cchristelijke kerk, volgens het antwoord van de Katechismus op vraag 74, en wel in deze zin, zoals we verder lezen in dit antwoord, dat zij „van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden.” Hieruit blijkt dus duidelijk, dat de opstellers van de katechismus deze inlijving niet bedoeld hebben als een persoonlijke innerlijke inlijving in Christus door wedergeboorte. Dat is ook niet de bedoeling van de uitdrukking in het doopsformulier „dat zij in Christus geheilgd zijn”. Zie I Korinthe 7 : 14. De Doop is niet de inlijving zelf, maar het teken ervan.

De heilige doop wijst heen naar de noodzakelijkheid van de wedergeboorte, naar het ONTSTAAN van het nieuwe leven, terwijl het heilig Avondmaal is als een VOEDINGSMAALTIJD, d.w.z. dat het geestelijk leven ONDERHOUDEN worde door het gelovig gebruik van hetzelve. Daarom moet er een beginsel van nieuw leven aanwezig zijn, zal men de zegen van dit sacrament mogen ontvangen. Er moet dus bij de avondmaalganger een HONGER gekend worden naar de gerechtigheid, een dorsten naar het heil in Christus.

U zult echter opmerken: maar de heilige doop is OOK tot versterking van het geloof gegeven! Ongetwijfeld, want dat immers is het doel van de beide sacramenten, zoals we besproken hebben. Maar dit geldt de VOLWASSENEN, die gedoopt worden en het beginsel van het ware geloof deelachtig zijn, naar de uitspraak der Schrift: „Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, die zal zalig worden.”

De heilige Doop aan kinderen bediend als verzegeling van de beloften van het Evangelie eist onderwijs „in de voorzegde leer”. De waarde van de „kinderdoop” ligt dan ook in wat de Heidelberger opmerkt in Zondag 27: „en dat hun door Christus” bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt niet minder dan de volwassenen toegezegd wordt.” Maar ook hierop hopen we D.V. nader terug te komen bij de behandeling van de kinderdoop.

Het teken van de heilige Doop, het water, wijst op „reiniging”. Al hetgeen wat door stof en vuil verontreinigd is, moet daarvan gezuiverd worden. Wanneer wij b.v. ons lichaam niet wassen, dan zal het stof in de huid doordringen, waardoor bacteriën ontstaan en die ziekten veroorzaken. Zo is het ook met de ZONDE-BEDERF, dat al dieper in onze ziel doortrekt. Psalm 38 spreekt van „etterbuilen”.

Daarom zal men zonder reiniging van het hart het Koninkrijk Gods niet kunnen binnengaan. „En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt.” Openb. 21 : 27.

Duidelijk is de noodzakelijkheid van reiniging van het zondebederf uitgebeeld in het Oude Testament bij Israëls eredienst. De apostel schrijft in Hebr. 9 : 22: „En alle dingen bijna worden door bloed gereinigd naar de wet en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving.” Het koperen wasvat in het voorhof diende tot dagelijkse reiniging voor de priesters. Allerlei wassingen vonden plaats naar de Levitische wetten. Zie o.m. bij de wet der reiniging voor de melaatsen. Bij Israël was er ook de z.g. „proselyten-doop”. „Proselyt” is de naam voor heidenen, die tot het Jodendom overgekomen zijn. Na de ballingschap kwam er zelfs een propaganda voor die overgang. Men onderscheidde „proselyten der gerechtigheid” en „proselyten der poort”. De eerstgenoemden werden met groot ceremoniëel opgenomen, nadat zij strengelijk onderzocht werden over de beweegredenen van hun overgang, met onderwijs door drie geleerden. Besnijdenis, een reinigingsbad (doop) en een offer waren noodzakelijk. Zij kregen ook bij de besnijdenis een nieuwe naam. Sommigen van hen werden fanatieke Joden.

Tot „proselyten der poort” rekende men heidenen, die niet geheel werden opgenomen, maar die slechts geestelijke aansluiting bij het Jodendom zochten. Deze waren meer in getal. De kamerling van Candacé en Cornelius, de hoofdman uit Handel. 10 behoorden tot hen.

Bij de komst van Christus op aarde trad Johannes de Doper op als wegbereider voor Christus. Zijn boetprediking als profeet ging vergezeld van zijn doop. Hij predikte „de doop der bekering, tot vergeving der zonden.” Ook zijn doop wees heen naar de noodzakelijkheid van wedergeboorte en bekering. Die met berouw tot hem kwamen doopte hij.

In „wezen” verschilde de doop van Johannes niet van de christelijke doop, zoals die kwam in de plaats van de besnijdenis en door Christus zelf werd ingesteld vóór Zijn hemelvaart. Na deze inzetting en na het sterven van Johannes de Doper had zij geen betekenis en waarde meer. Alleen later optredende personen, die zich voor leerlingen van Johannes uitgaven hielden nog vast aan de doop van Johannes. Zelfs lezen we in Handel. 18 van Apollos uit Alexandrië, een welsprekend man, machtig in de Schriften, die alleen nog maar wist van de doop van Johannes. (Hand. 18 : 25). Hij werd echter door Aquila en Priscilla nader onderwezen. Dat lezen we in het volgende vers: „En als hem Aquila en Priscilla gehoord hadden, namen zij hem tot zich en legden hem de weg Gods nauwkeuriger uit.”

Zo vond Paulus te Efeze twaalf discipelen, die gedoopt waren met de doop van Johannes. Maar onderwezen door Paulus werden zij gedoopt in de Naam van de Heere Jezus, waarbij zij ook ontvingen de Heilige Geest, Die hen nog onbekend was naar hun eigen getuigenis, d.w.z. dat zij niet wisten van Diens heilrijke uitstorting. Zie Hand. 19 : 1 - 7.

We willen hierbij nog even opmerken, dat geheel ten onrechte de Pinkster-groepen zich op de over-doop van deze 12 discipelen beroepen voor hùn over-dopen. Maar Paulus doopte deze 12 mannen over, omdat deze niet door Johannes de Doper zèlf gedoopt waren, maar door latere personen, die zich voor leerlingen van Johannes uitgaven, en om het feit dus, dat na het sterven van Johannes zijn doop geen zin meer had, zoals we reeds bespraken.

We willen in een volgende les D.V. ingaan op de vraag of de toediening van de Heilige Doop niet behoort plaats te hebben door ... onderdompeling en waarom wij dopen door „besprenging”.

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's