Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(177)

VAN DE HEILIGE SACRAMENTEN

De heilige doop 5

Tot juist verstaan willen we nog even terugkomen uit onze vorige les op de opmerking: dat ook de heilige doop tot versterking van het geloof bedoeld is en dat deze versterking geldt de volwassenen (wanneer die nog gedoopt moeten worden).

We willen daarmede niet zeggen (vandaar deze verduidelijking) dat de doop geen verantwoordelijkheid zou betekenen voor ieder, die als „kind” gedoopt is en voor de ouders, die hun kind ten doop houden. Ongetwijfeld. De noodzakelijkheid van geloof en bekering, van reiniging des harten geldt voor ieder! Want „zonder” geloof is het onmogelijk Gode te behagen”, zegt de schrift. Hebr. 11 : 6. Anderzijds is geloof en bekering gave Gods, (Efeze 2 : 8) het werk van de Heilige Geest in het hart van de zondaar. Maar wat de mens zelf nooit kan en zal doen, zich bekeren, wil de Heere uit genade geven. Vandaar dat Augustinus zo treffend heeft opgemerkt: „Heere, geef wat U eist en U zult het niet tevergeefs doen,” Hij bedoelde daarmede te zeggen, dat God rechtvaardiglijk eist dat Hij ondanks het feit der zonde en van ’s mensen val in het paradijs recht blijft hebben op de mens. Dat geldt van de eis van Zijn Wet (zie Zondag 4), maar ook het geloof en de bekering. Telkens liet de Heere door middel van Zijn profeten het „bekeert U, bekeert u, o huis Israëls” aanzeggen. Daarmede bedoelde de Heere niet, Zijn eis te stellen als voorwaarde, welke de mens zelf kan volbrengen, maar om in de weg der middelen Hem om Zijn genade te smeken. Is het niet zeer opmerkelijk en ontroerend, dat in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus Abraham die rijke man, zijnde in de hel, nog aanspreekt als „kind”? We lezen immers: „Maar Abraham zeide: kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in Uw leven en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost en gij lijdt smarten”. Het zal dan ook veel erger zijn voor een „kind des verbonds” of „kind des Koninkrijks” buitengeworpen te worden en in de hel té liggen! In dit verband is het waar, wat gezegd is: wanneer een mens verloren gaat, is dit door zijn eigen schuld en wordt hij behouden, dan is dat enkel uit vrije genade.

We gaan nu verder met onze behandeling van de heilige doop.

Allereerst de kwestie over of de doop moet plaats hebben door „besprenging” of „onderdompeling”.

De dopersen of baptisten en andere sekten, alsmede de pinkstergroeperingen dopen alleen door „indompeling”. Dit standpunt houdt verband met het UITGANGSPUNT bij hun doopsbediening. Ze zien de doop als een verzegeling van de persoon zelf, waarbij voor hen van betekenis is de HOEVEELHEID van het water van de doop, om het zo te mogen zeggen. Ongeveer naar wat Petrus eens sprak tot Jezus: „Heere, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd.” Joh. 13 : 9. Maar wat antwoordde Christus hem? „Die gewassen is, heeft niet van node dan de voeten te wassen, maar is geheel rein.” Dit betrof dus de voetwassing met water als teken van reiniging van het hart.

Zo is het ook met de bediening van de heilige doop. Daarbij komt het niet aan op de hoeveelheid van het water, daar toch de doop niet is een verzegeling van de persoon, maar, zoals we besproken hebben, van de belofte des Verbonds. „Besprenging” met het water bij de doop is, om zo te zeggen, voldoende. De heilige Schrift geeft daarvoor aanwijzingen. O.m. de volgende plaatsen.

Ezech. 36 : 25: „Dan zal Ik rein water op u sprengen”. Zo is er spraak van „sprengen” ten opzichte van het bloed van de offers (Lev. 7 : 14; 14 : 27) van het water der afzondering: Num. 8 : 7; 19 : 13, 20 en 21) het besprengen van de tent met water (Num. 19 : 18); het besprengen van” het verzoendeksel op de grote Verzoendag met het bloed der varren (Lev. 16 : 14 en 15.) Naar de besprenging met het bloed wijst ook Hebr. 9 : 13: „besprengende de onreinen”. In Hebr. 12 : 24 schrijft de apostel: „En het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel”. En in Hebr. 9 : 21: „En hij besprengde desgelijks ook de Tabernakel en al de vaten van de dienst met het bloed.” In I Petr. 1 : 2 lezen we: „Tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus.”

Zou nu echter de „onderdompeling” bij de doop niet mogen geschieden? Zeer zeker wel. Maar de Kerk heeft de „besprenging” willen stellen, omhet niet aankomt op de hoeveelheid van water bij de doop, omdat niet de dopeling, maar de BELOFTE door de doop wordt verzegeld. Daarbij levert de onderdompeling bezwaren op in verband met de koudere natuur van onze Westerse landen. Doch genoeg hierover.

Met het oog op het feit, dat niet de persoon, de dopeling, wordt verzegeld, maar de „beloften Gods” willen we D.V. in de volgende les bespreken het tweeërlei UITGANGSPUNT ten opzichte van de tweeërlei Verbondsbeschouwing, die van de neo-gereformeerde (A. Kuyper c.s.) en van de zuivere reformatorische zienswijze, met beider daaruit voortvloeiende consequenties. Daarbij gaat het om de zuivere Doopsbeschouwing naar Schrift en Belijdenis.

Maar……alvast met deze opmerking en vermaning, dat ook het hebben van een zuivere reformatorische doopsbeschouwing GEEN BEWIJS is voor het bezitten van de BETEKENDE ZAAK, de persoonlijke reiniging van ons hart. Dat is het zaligmakend werk van de Heilige Geest, waarnaar de doop heenwijst en die moet gekend worden voor de eeuwigheid! Dat daarom ieder toch zichzelf nauw lere onderzoeken en niet zal rusten, voor en aleer men, aan die reiniging deel heeft gekregen. Smeken we daarom.

En wie van dit reinigend werk van Gods Geest geen vreemdeling mag zijn, geldt een dagelijkse reiniging nodig te hebben, zoals David na ontvangen genade in psalm 51 smeekt:


Ontzondig mij met hysop en mijn ziel,
Nu gans melaats, zal rein zijn en genezen.
Was mij geheel, zo zal ik witter wezen
Dan sneeuw, die vers op ’t aardrijk nederviel.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's