Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

40

De tijd was aangebroken voor Izak, dat hij vanuit de tent van Sara meer kwam te staan onder de leiding van Abraham. Hij was zogenaamd groot geworden, zodat hij meer met Abraham in het openbare leven vertoond werd, als zijn zoon, die tegenover Ismaël de eerste plaats in nam. En dat ging gepaard met een groot feest, het was bij wijze van spreken een officiële gebeurtenis, die met vrienden en bekenden in vreugde beleefd werd, vanwege haar diepe betekenis.

Maar wat op deze grote maaltijd volgde, was wel typerend daar Ismaël in zijn vijandschap scherper kwam te staan tegenover Izak. Het werd een spotten met hem dat ontaardde in het vervolgen van hem. Wat door Sara niet langer was te verdragen. „En zij zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit, want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven.” Waaraan zo maar geen gehoor kon gegeven worden. Want „dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van z’n zoon.’ En aan de oplossing van deze ingrijpende situatie, moest de Heere te pas komen. En dat deed zijn God met dit woord: „Laat het niet kwaad zijn in uw ogen over de jongen, en over de dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem, want in Izak zal uw zaad genoemd worden.” En tegemoetkomend voor Abraham heeft de Heere er dit woord aan toegevoegd: „Doch Ik zal ook de zoon dezer dienstmaagd tot een volk stellen, omdat hij uit uw zaad is.”

En dat alles is geschied, opdat wat erger is, niet zou geschieden. De moeder met het kind van de wettische dienstbaarheid moest uitgeworpen worden. En dat is door Paulus voorgesteld, opdat de gemeenten van Galatië zouden gezuiverd worden van de valse apostelen die met hun aanhang de kinderen der beloften, die leven uit en bij de genade van de Heere Jezus, gespaard zouden worden.

Maar daarmee was de dorsvloer van Christus nog niet ten volle gezuiverd, want dat is niet ons werk, doch het werk van het Hoofd der kerk. Daar zijn en blijven tweeërlei mensen in de kerk, waarvan de levenden gesterkt moeten worden door de prediking van het Evangelie om op te wassen in de genade van Jezus Christus. En de anderen hebben de onderwijzingen van het Woord nodig en de ernstige vermaningen tot bekering, opdat zij de vernieuwing des harten zouden zoeken tot verkrijging van het nieuwe levan der genade. En daar deze leden het bekennen dat nieuwe leven te missen, wensen zij ook niet gepleisterd te worden met wat loze kalk. Daarom hebben zij behoefte aan de lokstem van het Evangelie. Maar nu zegt de apostel: „Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen der dienstmaagd, maar der vrije.” En dat was waar, want dat deel der gemeente wenste te leven hij het Evangelie, zoals het door Paulus verkondigd werd toen de gemeenten tot openbaring kwamen. Konden zich dan ook niet verenigen met de leer van de valse apostelen die van buitenaf ingeslopen waren, om de oprechten te verdrukken.

Maar dat wil niet zeggen, al waren zij allen die zuivere leer toegedaan en afkerig van die wettische godsdienst, dat zij hoofd voor hoofd het hartvernieuwende werk van Gods genade deelachtig waren. En wanneer bij het doen van huisbezoek gesproken wordt vanuit de oefeningen en beproevingen des geloofs zoals die ons in de Schrift vermeld staan, dan bekennen verschillende leden dat niet te kennen. Het ’’n zijn in de belijdenis, dekt volgens Gods Getuigenis niet het ’’n zijn in de beleving. Christus bindt ons dat vanuit verschillende gelijkenissen tot vermaning op het hart.

Maar nu Abraham door de Heere in huis en hart gezuiverd is, van zijn wettische dienstbaarheid, komt hij bij wijze van spreken weer in aanmerking voor geloofsbeproeving en daarin wordt vlees en bloed niet gespaard.

„En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik. En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op één van de bergen die Ik u zeggen zal.”

En vanuit deze Goddelijke opdracht kwam Abraham tot een hartelijke en kinderlijke overgave aan de Heere. Wat voor het innerlijke leven van grote betekenis is. Maar hier staat het verstand vol eerbied stil, voor de majesteit van het Goddelijk handelen. Hoe kon de Heere hem dat bevelen en hoe is het mogelijk dat te doen naar Gods bevel? En dan is het antwoord in dit woord: „Maar bij God zijn alle dingen mogelijk.” Abraham moet op de berg die de Heere hem wijzen zal, zijn zoon offeren tot een brandoffer. En dat wees Abraham op ’t Goddelijk schenken van Zijn enige en geliefde Zoon in de vloekdood des kruises, om de verzoening door voldoening op te brengen tot zaligheid van zondaren. En overleggende door Goddelijk onderwijs, dat God ’machtig was hem ook uit de doden te verwekken, zag hij in het geloof op de verheerlijking van Christus, daar Hij ten derde dage zou opgewekt worden. En zo kwam Abraham op de derde dag bij de berg waarop hij het altaar bouwde, het hout schikte en zijn zoon Izak bond en legde hem op het altaar, bovenop het hout. En dat is het geloof, dat God machtig was hem uit de doden te verwekken. „Waaruit hij hem bij gelijkenis wedergekregen heeft.”

En vanuit deze Goddelijke opdracht kwam Abraham tot een hartelijke en kinderlijke overgave aan de Heere. Wat voor het innerlijke leven van grote betekenis is. Maar hier staat het verstand vol eerbied stil, voor de majesteit van het Goddelijk handelen. Hoe kon de Heere hem dat bevelen en hoe is het mogelijk dat te doen naar Gods bevel? En dan is het antwoord in dit woord: „Maar bij God zijn alle dingen mogelijk.” Abraham moet op de berg die de Heere hem wijzen zal, zijn zoon offeren tot een brandoffer. En dat wees Abraham op ’t Goddelijk schenken van Zijn enige en geliefde Zoon in de vloekdood des kruises, om de verzoening door voldoening op te brengen tot zaligheid van zondaren. En overleggende door Goddelijk onderwijs, dat God ’machtig was hem ook uit de doden te verwekken, zag hij in het geloof op de verheerlijking van Christus, daar Hij ten derde dage zou opgewekt worden. En zo kwam Abraham op de derde dag bij de berg waarop hij het altaar bouwde, het hout schikte en zijn zoon Izak bond en legde hem op het altaar, bovenop het hout. En dat is het geloof, dat God machtig was hem uit de doden te verwekken. „Waaruit hij hem bij gelijkenis wedergekregen heeft.”

En het geldt ook hier wat door de Heere Jezus gezegd is: „Abraham uw vader heeft met verheuging verlangd dat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien en is verblijd geweest.” Door het geloof heeft Abraham de Heere Jezus aanschouwd in het gaan met Zijn offerande tot de Vader.

In deze heerlijke geloofsbeproeving was Abraham gezuiverd van alle wettische woelingen, zodat hij zich mocht verheugen in de enige en algenoegzame offerande van Christus. Om zo voor Gods aangezicht te wandelen op de weg van heiligmaking, want daartoe is zijn hart en huis gesteld in de kracht van de reformatie tot roem van Gods genade.

Maar de Goddelijke opdracht: „Werp de dienstmaagd uit en haar zoon”, geldt nog. Want met de zogenaamde bevinding die opkomt uit de wortel van eigengerechtigheid en waar men zo bekeerd mee is, werkt men zoals in het huis van Abraham nog de ongerechtigheid in de hand. En dat geldt niet alleen ons hart en huis, doch ook de kerk des Heeren in het gemeen. We zijn zulke echte bekeerde mensen die op reis zijn naar de hemel en waar zoveel mee door kan, daar men het kwaad van ongerechtigheid zoekt te dekken met het blad van eigengerechtigheid. Maar daar was bij Jozef onderscheid tussen vroomheid en de vreze Gods, het beginsel der wijsheid, dat de zonde haat.

Maar, en bedenkt dat wel, het gaat hier om de erfenis, die in de beleving van het kindschap, het hart dierbaar is. „En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods, en mede-erfgenamen van Christus, zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.”

In een wettische godsdienst is het op reis zijn naar de hemel, de godsdienstige mens genoeg. En zo was het ook met de dwaze maagden en zie zij kwamen te staan voor een gesloten deur. Maar is het erfgenaam zijn van God en van Christus ons dierbaar, dan bekomt het hart van daaruit kracht, voor Zijn Naam en zaak te lijden. Om niet langer voort te gaan in een dodelijkheid en in een vleselijke toegefelijkheid. Wij hebben van dag tot dag Gods genade nodig tot reformatie om in de weg van de waarachtige bekering de Heere aan te kleven tot verkrijging van Zijn erfenis.

Galaten 4 : 30, 31

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's