Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NEDERLANDSE BELIJDENISGESCHRIFTEN IN NIEUWE REDAKTIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NEDERLANDSE BELIJDENISGESCHRIFTEN IN NIEUWE REDAKTIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

4

We willen nu eerst naar voren brengen een algemeen bezwaar tegen de invoering van deze nieuwe tekst. Onze kerken groeien hoe langer hoe meer uit elkaar. Zo wordt van alle kanten gezegd. Het is juister te zeggen, dat steeds meer openbaar komt, dat men niet een van gevoelen is. Uit de voorstellen ter synode van 1974 en de behandeling daarvan is dat ook duidelijk uitgekomen. Er zijn allerlei nieuwigheden ingevoerd, teveel om op te noemen. Die worden doorgedreven ondanks de bezwaren van hen die wi llen blijven wat we waren. Hun stem wordt in feite het zwijgen opgelegd. Om hen tevreden te stellen mogen zij blijven bij het oude in bijbelvertaling, psalmberijming, liturgische geschriften enz.

Maar hoe moet het nu, wanneer de nieuwe tekst, al of niet nog enigszins gewijzigd in verband met de op- en aanmerkingen van deputaten, wordt ingevoerd? Moeten zij, die gebonden zijn aan de oude lezing gedwongen worden om die prijs te geven voor de nieuwe? Of wordt de oude getolereerd naast de nieuwe? Dat zal mogelijk wel het geval zijn. Maar dan krijgen we deze situatie, dat onze kerken niet helemaal hetzelfde belijden, niet alleen niet wat de woordkeus betreft, maar ook niet naar de inhoud. We wijzen hiervoor op de apostolische geloofsbelijdenis, die in een der artikelen een geheel andere lezing krijgt dan wij nu hebben, een nieuwe lezing met een andere inhoud.

De spraakverwarring wordt groter. Ook het belijden wordt anders.

Hiermee komen we tot een ander bezwaar. We wezen er al op, dat het niet juist is te zeggen, dat het gaat om een nieuwe weergave van de oude tekst. Hier is meer aan de hand. We gaan daar nu even op in.

De Interkerkelijke Commissie schreef in haar brief aan de Generale Synode o.a. het volgende: „De opdracht van de commissie was: een tekst

van de Belijdenisgeschriften in hedendaags Nederlands te leveren, zonder de wezenlijke inhoud te wijzigen, en het resultaat van haar arbeid aan de synoden aan te bieden, opdat die een officiële tekst zouden kunnen vaststellen. De commissie heeft zich aan deze opdracht gehouden en voorts de volgende gedragslijn in acht genomen.

De oecumenische symbolen — nl. de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel en de Geloofsbelijdenis genoemd naar Athanasius — waarvan de Nederlandse Kerken geen officiële tekst bezitten, werden opnieuw vertaald op grond van de kritische uitgaven in: H. Denzinger. A. Schënmetzer, Enchiridion Symbolorum, Freiburg im Breisgau 34 1967 en in: Die Bekenntnisschrif ten der evangelisch-lutherischen Kirche, Göttingen 1967. De tekst van het Apostolicum, zoals die voorkomt in de Heidelbergse Catechismus, werd met deze vertaling in overeenstemming gebracht. De cornmissie meent dat zij op dit punt van de algemene regel, niets aan de inhoud van de tekst te wijzigen, op goede gronden kon afwijken. Voor de Nederlandse Geloofsbelijdenis werd uitgegaan van de Nederlandse en de Franse tekst, die door de Nationale Synode te Dordrecht in 1619 zijn vastgesteld. Omdat deze Synode de tekst van de Heidelbergse Catechismus niet heeft vastgesteld werd hiervoor uitgegaan van de Duitse textus receptus, met raadpleging van oude Nederlandse vertalingen. De Leerregels van Dordrecht zijn bewerkt naar de officiële Latijnse en Nederlandse teksten van 1619. Al deze teksten zijn te vinden in de kritische uitgave van J. N. Bakhuizen van den Brink, De Nederlandsche Belijdenisgeschriften, Amsterdam 1940, die de commissie dan ook gedurig benut heeft.”

Er is dus niet uitgegaan van de tekst, waarin onze belijdenisgeschriften ons bekend zijn, maar men heeft in bepaalde gevallen teruggegrepen naar een ver verleden. Daar kan natuurlijk op zichzelf geen bezwaar tegen gemaakt worden, dat nagegaan wordt hoe oorspronkelijk een belijdenis geluid heeft.

Maar hier ging het om verbetering van de weergave van wat we belijden in het Nederlands van onze tijd. Dat houdt echter in, dat als uitgangspunt genomen wordt de tekst zoals die nu voor ons vast staat. Die tekst is wel niet voor alle belijdenisgeschriften officieel vastgesteld, maar toch wel nauwkeurig bekend. We verwijzen daarvoor naar wat Dr. A. Kuyper schrijft in een uitgave van de belijdenisgeschriften. Hij zegt bij een herdruk in 1897:

„Door de nauwkeurige zorge van Prof. Dr. F. L. Rutgers is de tekst van deze drie Formulieren onlangs tot in kleine kleinigheden herzien, en zijn welwillendheid stelde ons in staat, dien ver , beterden en gezuiverden tekst ok in deze uitgave over te nemen. Ook is thans in den Catechismus afzonderlijk aangegeven, op welk woord of op welke uitdrukking de onder het antwoord geplaatste Schriftuurplaatsen slaan.”

Deputaten schreven zelf in 1974 aan de Generale Synode:

„Wij zijn akkoord gegaan met de aan deze vertaling ten grondslag liggende grondteksten. Deze zijn te vinden w.b. de oekumenische symbolen in Denzinger-Schönmetzer, Enchiridion Symbolorum, 1967 (34e druk) en in Die Bekenntnisschriften der evangelisch-lutherischen Kirche, 1967 (6e druk) en Nederlandsche Belijdenisgeschriften, 1940.

Bij het toetsen van de vertaling op betrouwbaarheid hebben wij de methode toegepast, dat alleen wanneer de nieuwe vertaling op belangrijke punten afwijkt van de tot nu toe gangbare er een onderzoek werd ingesteld naar de grondtekst.

Eén van die punten was de lezing „nedergedaald ter helle” in de Apostolische Geloofsbelijdenis en in zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus, terwijl in zondag 16 is blijven staan „nedergedaald ter helle”. De noot bij zondag 16, vraag en antwoord 44, wil zeggen dat er geen korrespondentie meer zou zijn tussen ’t antwoord en de vraag, als ook hier gelezen zou worden „nedergedaald in het rijk van de dood”.

Wat door de interkerkelijke kommissie is voorgesteld, is waarschijnlijk wel de beste oplossing voor de moeilijkheid. Dan komt daarin uit, dat de Heidelbergse Catechismus in navolging van Calvijn dit geloofsartikel anders verklaart dan het in de oude kerk bedoeld is. Men kan op goede gronden staande houden, dat „nedergedaald in de staat van de dood” of „in het rijk van de dood” de oorspronkelijke betekenis is. Dat is geen ontdekking van deze tijd. De bekende Gereformeerde Grote Catechismus van Westminster (1647)

interpreteerde het ook al in deze geest: Christus heeft tot de derde dag in de staat van de doden en onder de macht van de dood verkeerd.

Resultaat van ons toetsen is geweest, dat wij een aantal op- en aanmerkingen hebben gevonden, die wij (zullen) inbrengen op een samen met (hervormde en) gereformeerde deputaten ad hoc te houden vergadering. (zie verder onder c.)”

Tot zover de deputaten. De op- en aanmerkingen, die zij maken, geven we hier niet door. Dat zou te veel ruimte vragen en voor ons doel is het ook niet van belang. Onder c. schrijven deputaten over het zoeken van contact met andere kerken, wat bij dit punt niet afzonderlijk onze aandacht vraagt.

We kunnen dus gerust vastste llen, dat hier meel aan de orde is dan a lleen een nieuwe weergave van wat wij in onze belijdenisgeschriften al eeuwenlang beleden hebben.

N.B. In de Wekker van 16 januari j.l. vinden we onder de rubriek: Uit de kerken het volgende artikeltje:

„Geen legendevorming”

In „Bewaar het Pand” wordt in een artikeltje gesuggereerd dat het bij de gemoderniseerde tekst van de belijdenisgeschriften niet alleen zou gaan om de tekst in hedendaags Nederl ands maar ook om bepaalde wijzigingen in de tekst van de belijdenisgeschriften zelf.

Daartoe wordt geciteerd wat staat in de Acta van 1971, art. 79 „na te gaan of de tekst van de herziene belijdenisgeschriften geschikt is voor kerkelijk gebruik”.

Het zal de schrijver, die ook afgevaardigd was naar de Gen. Synode van 1974, ontgaan zijn dat de praeses bij de behandeling van het rapport van de betreffende deputaten gewezen heeft op de onjuiste uitdrukking in dit artikel uit de Acta. Dit moet zijn: de herziene tekst van de belijdenisgeschrif ten.

In de Acta van 1974, die binnenkort verschijnen, is deze correctie opgenomen in art. 133 - men neme hiervan nota en vertelle dit verhaal niet verder. Op geen enkele synode is sprake geweest van wijziging in de belijdenisgeschriften zelf. De betreffende commissie, interkerkelijk samen gesteld, heeft zich met nadruk hiervoor gewacht en de beide chr.geref. leden van deze commissie -prof. dr. J. van Genderen en ds. J. H. Velema- zouden daar geen medewerking aan hebben gegeven”.

Tot zover de Wekker. We danken de redactie voor deze rectificatie, die terug te leiden is tot een rectificatie van de Acta. Het was mij inderdaad ontgaan, dat de synode van 1974 besloten had een correctie aan te brengen. Laten allen, die mijn artikelen over de Nederlandse belijdenisgeschrif ten in de nieuwe redactie lezen met deze correctie rekening houden. We voegen hieraan toe, dat deze correctie geen wijziging brengt in ons betoog. Ook bij de verbeterde redactie blijven we onze bezwaren houden. Maar nogmaals, we zijn Ds. Velema dankbaar voor zijn artikeltje.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE NEDERLANDSE BELIJDENISGESCHRIFTEN IN NIEUWE REDAKTIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's