Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NAAR DE KATECHISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NAAR DE KATECHISATIE

VAN DE KERK (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

189

In onze vorige les spraken we over de kerk en onderscheidden daarbij het wezen der kerk en haar openbaring.

Artikel 27 van de Ned. Gel. Bel. omschrijft het wezen der kerk als „een heilige vergadering van de ware christ-gelovigen.” Dat is dus de kerk, zoals God die verkoren heeft en in de tijd vergadert door Woord en Geest. In dit verband is zij als zodanig „onzichtbaar”. D.w.z. zoals God haar ziet en kent. Dat zijn dus alle uitverkorenen ten eeuwige leven.

Deze kerk treedt echter zichtbaar naar buiten, doordien de Heere haar gegeven heeft Zijn „ambten en bedieningen”, door welke Hij haar leidt, bewaart en onderhoudt. Als zodanig kunnen we dus spreken van het „instituut” der kerk. Daarin komt zij dus openbaa r, naar buiten. We merkten op, dat zeer wel hier moet onderscheiden worden, namelijk dat in deze zichtbare openbaring naar buiten, het „instituut” der kerk, niet alle lidmaten ware gelovigen zijn of daarvoor moeten gehouden worden. Gelijk aan de wijnstok „levende” en „dode” ranken zijn, zo zijn er ook in Gods kerk, wat haar instituut betreft, „levende” en „dode” lidmaten.

Toch dienen we anderzijds te bedenken, dat er toch geen sprake kan zijn van twee kerken, als het ware naast elkaar staande. We merken dit op in verband met het standpunt van sommigen, die zeggen, dat er geen kerk meer is, dat wil zeggen als instituut en dat er geen bediening meer is. We stemmen toe, dat het verval der kerk ernstig valt waar te nemen. Maar, dat er geen zuivere verkondiging meer is en geheel geen bediening des Geestes, dat is onwaar. We mogen gelukkig nog vernemen en ondervinden, dat de Heere nog niet geheel van Zijn kerk geweken is en dat Hij nog werkt met Zijn Geest.

Er worden nog in Sion geboren en onder Gods kinderen mogen er nog tot ruimte gebracht worden, ja, ondanks ook de gescheurdheid van Gods kerk.

Met het oog op die gescheurdheid zouden we willen wijzen op de z,g.n. PLURIFORMITEIT der kerk, waarvan men spreekt. Men ziet die dan als een „veelvormige” openbaring van het éne lichaam van Christus. En inderdaad kunnen we zien, dat deze veelvormigheid bestaat tussen kerken van zuivere openbaring naar Schrift en Belijdenis in de verschillende landen. „Naar Schrift en Belijdenis”. Dat zijn dus kerken, die staan op het „fundament der apostelen en profeten” en waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is. Deze „veelvormigheid” betreft dan verschillen in taal en landsaard en eigen bepaalde gestalten: De apostolische belijdenis spreekt van de „éne, algemene Christelijke kerk.”

Wanneer men van de „pluriformiteit” der kerk spreekt en deze ook betrekt op de gescheurdheid” van Gods kerk, zoals in ons land deze zich voordoet, dan achten we dit als een groot bezwaar te zijn. Want de gescheurdheid is gevolg van de zond e. Daarom is het juister om te spreken van de „gebrokenheid” der kerk, van de kerk der reformatie.

Met het oog op de gebrokenheid van Gods kerk willen we wijzen op de grote noodzakelijkheid, dat de kerk (naar haar wezen als een heilige vergadering van ware christ-gelovigen) in haar openbaring naar buiten zich meer als zodanige kerk zou laten zien, wat haar beleving betreft, ja, als overeenkomstig haar wezenlijke EIGENSCHAPPEN, in de apostolische geloofsbelijdenis genoemd, namelijk: „Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk.”

Wat houden deze eigenschappen in ?

Dat willen we nader bezien.

Het gaat allereerst over de EENHEID der kerk. Welke eenheid? Onze Heidelberger verklaart deze in Zondag 21. Daar lezen we in het antwoord: „Dat de Zoon van God uit het ganse menselijke geslacht zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord, IN ENIGHEID DES WAREN GELOOFS, van de beginne der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt.”

De eenheid van die Kerk is dus verbonden aan het WARE GELOOF, dat is het zaligmakende geloof. Daarvan schrijft de apostel in Efeze 4 : 5: „Eén Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die daar is boven allen en door allen en in u allen”. Met die „allen” worden de kinderen Gods bedoeld.

Wanneer het hier nu om het zaligmakende geloof gaat, zo wil dat niet zeggen, dat ieder van de ware gelovigen als een eenheid dezelfde maat en trap van de BEOEFENING des geloofs moet bezitten. Die beoefening is onderscheiden in zwakkere en sterke daden, in „toevluchtneming” en in volle verzekerdheid des geloofs, zoals we in de lessen over het geloof hebben besproken. „In enigheid des waren geloofs” gaat het over het wezen van het geloof, dat is alles, wat in het geloof als gave ligt opgesloten.

We zouden die „eenheid” van Gods kinderen willen vergelijken met dat eenvoudige versje van Groenewegen:


„Al kwamen z’ ook uit verren lande,
Hunne harten smelten ras in één;
Gewis, het zijn mijn hartevrinden,
Hunne taal mijn hartetolk.”


Bij alle verschil in karakter, leiding des Heeren en omstandigheden zijn ze één in het „beginsel van Godskennis, zelfkennis en Christuskennis. Allen hebben dus iets van de drie elementen, die het zaligmakend geloof bevat, namelijk: kennis, toestemmen en vertrouwen.

In deze „eenheid” der kerk, van de ware christgelovigen, zien we de ware, Bijbelse eucuméne!

Mag u, lezer(es), daarvan ook iets kennen en iets van hebben?

En hoe staat het met de BETRACHTING dezer eenheid bij Gods kinderen?

Helaas zien we in onze tijd ten deze een bedroevende verschraling. Och, dat het nog weer eens mocht kunnen getuigd worden: „Ziet, hoe lief ze elkander hebben!”

Dat Gods Geest als de Noordenwind en als de Zuidenwind de hof van Zijn kerk doorwaaie, opdat de specerijen mochten uitvloeien !

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's

NAAR DE KATECHISATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's