Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

48

Het kan ons nu niet onbekend zijn dat wij in de Schrift altijd weer gewezen worden op een schrille tegenstelling. Het is dood of leven, vloek en zegen, licht en duisternis. Daar zijn twee wegen, de weg van de wet der zonde, en de weg van de wet der liefde. Een derde weg is er niet! Het gaat in ons leven om Gods Koninkrijk dat eeuwig en heerlijk is. En dan wordt het ons duidelijk gezegd, wie dat wel en wie dat niet beerven zal.

En in die erfenis gaat het in de eerste plaats om de band des bloeds. Het is de adeldom van het bloed dat hierin beslist. Want Christus heeft in de staat van Zijn bloedig lijden en sterven deze erfenis verdiend en vermaakt aan alle wettige erfgenamen, door de innerlijke geloofsgemeenschap met Hem. En dat openbaart zich in de vrucht van het leven der genade, daar zij geleid worden door de Geest.

Wordt de leiding des Geestes gemist, door voort te leven in onbekeerlijkheid des harten, dan is dat het zijn onder de wet. Een leven vanuit de wet van Adam als wet van het verbroken werkverbond, waarin is de kracht der zonden. Die ons als werken des vleses, zo duidelijk in haar boosheid getekend worden door de apostel.

„De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid, afgoderij, venijngeving, vijandschap, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u tevoren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven.”

In de dienst der zonde brengt de mens met zijn leven uit de wortel van eigengerechtheid, de erfenis van Gods Koninkrijk ten offer. En dat is de kern der zaak waarom het gaat in het overhandigen van deze schuldbrief. Geleefd te hebben en nog te leven op de erve van Gods Koninkrijk met de belofte dat te zoeken, waarvan belijdenis werd afgelegd en dan Gods Koninkrijk niet te zoeken. Waaraan het derven van deze kostelijke zaak is verbonden, werd de Galaten met ernst op het hart gebonden.

Vanuit de prediking van ons leven komen we voor de vraag te staan vanuit het Woord des Heeren: Kan ik zo Gods Koninkrijk beërven ? Heeft de grote Koning wel de hoogste plaats in mijn hart en leven. Want de boom zal vanuit zijn vrucht gekend worden. Het werk des Geestes openbaart zich in de vrucht des Geestes. Een goede boom brengt goede vrucht voort. Maar als de apostel de werken des vleses heeft veroordeeld en betuigd dat daarmede Gods Koninkrijk niet is te beërven, dan zegt hij niet dat het wel beërfd zal worden zo wij in dat kwaad niet blijven leven. Want de Schrift leert ons, dat degenen die het goede gedaan hebben van Gods eeuwig Koninkrijk deelgenoot zullen worden.

„Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.”

Hoe heerlijk toch zijn de vruchtbaarmakende werkingen van de Geest voor hart en leven. Het betaamt ons er mede in de Heere te eindigen, met de uitroep: „O dat rriijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate Zijn edele vruchten.”

Het zijn vruchten waarvan uit Adam geen spoor te vinden was in het hart. „Wat vrucht dan had gij toen van die dingen, waarover gij u nu schaamt?” Want het einde van die stinkende vrucht is de dood. En vandaar de schrille tegenstelling: „Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven.”

En dat is het nu, geleid te worden door de Geest. Waarop volgt: „zo zijt gij niet onder de wet.” De wet van het verbroken werkverbond, die is de kracht der zonde. Want in het wandelen door de Geest, is het een wandelen in Christus. En in Hem heeft de wet niets tegen u, daar Hij de wet verheerlijkt heeft met Zijn volmaakte gehoorzaamheid.

En toch is Gods kind met al die zegeningen nog een verdorven mens, die daarvoor ten volle verantwoordelijk staat. „Maar die van Christus zijn,” zegt de apostel, „hebben het vlees gekruisigd met de bewegingen en begeerlijkheden.” En dat kan alleen door de Geest, om in de kracht van de gekruiste Christus de oude mens te kruisigen. Want in de staat der genade zijn wij met Christus gekruist en van daaruit en door Zijn kracht wordt in het geloof de oude mens gekruist met zijn boze lusten. In Hem is door Zijn kruis de kracht der zonde gebroken en de schuld der zonde verzoend, opdat wij in die geloofsgemeenschap ons verdorven bestaan zouden kruisigen, om in Hem te wandelen op de weg van heiligmaking als kinderen des lichts.

„Indien wij door de Geest leven.” En daarop hebben wij te letten in het licht der Schrift. Want in al de oefeningen van het geestelijke leven zijn wij afhankelijk van de Geest.

Het gaat om het geestelijk denken vanuit de Heere en dat is vanuit Zijn volheerlijke heilsopenbaring. En vanuit dat geestelijk denken is het geestelijk geloven om de Heere te loven in het bidden en spreken. Het is een staan tot lof van Zijn Naam, op de voetbank van Zijn voeten. Hiskia zeide: „De levende, de levende, die zal U loven, gelijk ik heden doe.”

„Indien wij door de Geest leven, zo laat ons ook door de Geest wandelen.” En dat wandelen is een wandelen in de weg van Gods inzettingen. Want in het wijken daarvan lag het beginsel van het gaan op het verkeerde spoor. Het was bij velen niet meer een wandelen in het licht van Gods inzettingen, om Hem daarin te mogen ontmoeten. Maar een gaan op het kromme pad van een eigenwillige godsdienst, tot grote schade van het geestelijke leven. En al scheen dat op zichzelf nog zo onschuldig te zijn, het wezen der zaak werd er door aangetast, zodat het ongenoegen Gods er op rustte. Door het bloed van een godsdienstige besnijdenis, werd het dierbaar bloed van Christus onrein geacht en dat werkte de zonde in de hand.

Wandelen geeft vermaak te kennen, daar ligt geen arbeidscontract aan ten grondslag. Want Christus heeft de zaligheid verdiend. „Die niet werkt, maar gelboft in Hem die de goddelozen rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid.” Opdat wij in Zijn kracht zouden wandelen op de weg van heiligmaking.

„Laat ons niet zijn zoekers van ijdele eer, elkander tergende, elkander benijdende.” Maar dat wil niet zeggen dat we de plaats der ere niet mogen zoeken. Het zoeken van Gods gunst en goedkeuring in de weg der gehoorzaamheid is Gode welbehagelijk. „Want die Mij eren, zal Ik eren; maar die Mij versmaden zullen licht geacht worden.” En deze eer is kostelijk, daar het de grootste eer is te mogen delen in het licht van Gods vriendelijk aangezicht.

Maar in het zoeken van ijdele eer is de mens zichzelf en anderen niet tot zegen, doch tot grote schade. En dat in tegenstelling met Daniël, die in zijn verootmoediging tot eer van de Heere een zeer gewenste man genaamd werd door de Heere.

Galaten 5 : 19.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 mei 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 mei 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's