Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus

Ieerboek van de orde des hells

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zondag 1.

Onze enige troost is in Jezus Christus en dat is, in Zijn persoon, in Zijn offerande, in Zijn Vader en in Zijn Geest. En daarmee wordt het ons betuigd, dat wij alle troost voor ons hart en leven, door onze moedwillige ongehoorzaamheid in Adam verloren zijn. En nu is door Gods nederbuigende goedheid de enige bron van troost ons door het Evangelie in de tweede Adam Jezus Christus geopenbaard.

Maar nu komt het hier aan op het woordje mijn, want wij zijn door de zonde niet meer Gods eigendom, daar wij eigen heer en meester wilden zijn. Wat ons deed komen onder de heerschappij van zonde, Satan en ongeloof. En al grijpt de mens in zijn ellende nog zoveel godsdienst aan, het baat niet, hij is en blijft voor al zijn ellende aansprakelijk. Het zal eeuwig de sprake van zijn consciëntie zijn: Het is door mijn zonde, door mijn overgave aan Satan en door mijn komen tot het ongeloof, dat ik in deze ellende zucht. En zo zijn wij inderdaad door de zonde eens anderen geworden. Zodat wij niet meer als kind, het wettig eigendom zijn van de Heere, om eeuwig met Hem te delen in Zijn volle heerlijkheid. Het is door onze rampzalige val, dat wij steeds dieper wegzinken in de staat der ellende, de modder der ongerechtigheid.

Maar nu is in jezus Christus door Gods ondoorgrondelijke wijsheid en onuitsprekelijke liefde, de troostbron van Zijn genade geopend, waarvan de Schrift zo duidelijk en krachtig spreekt.

„Troost is een zeker goed dat opweegt tegen een zeker kwaad”. Het gaat hier niet alleen om de bevrijding van het oordeel des doods en der verdoemenis. maar ook om het eeuwig zijn en veilig zijn in Gods zoete gunst en zalige gemeenschap. Om niet langer eigen heer en meester te blijven in de staat der ellende, moet de mens eens Andere worden En dat is een zeer wonderlijke en Goddellijke gebeurtenis, waar de mens niet alleen machteloos, doch ook afkerig tegenover staat.

Hij wil in de dwaasheid van zijn ongerechtigheid eigen heer en meester blijven. Maar zal hij ooit de enige troost naar lichaam en ziel in het leven en sterven deelachtig worden, dan moet hij vanuit de staat der ellende gesteld worden in de staat der genade door geloofsgemeenschap met Jezus Christus. En dat is een zaak des gerichts, want het gaat hier om het nieuwe levensbeginsel der genade. Wat de Zone Gods uit souvereine liefde voor zijn rekening genomen heeft met dit woord: „Ik heb lust, o Mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands.” Het is dan ook door Zijn genadige inkomst in het hart, zodat het wordt een haten van de goddeloosheid en een hartelijk liefkrijgen van de gerechtigheid. Het is door Zijn leven in ons, om te leven uit Hem, dat de zondaar Zijn eigendom wordt. Het is een komen door het wezen des geloofs, tot de staat des geloofs met de bede: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?” En zo wordt de zondaar aanvankelijk in het wezen der zaak, de enige troost deelachtig. Want die innige gemeenschap met Hem. doet Hem liefhebben, voor Hem knielen en smeken om ontferming.

Hier wordt het hart de Geest van Jezus Christus deelachtig. het wordt door Zijn Geest in staat gesteld, geestelijk en gelovig te denken uit Zijn heilsopenbaring. Want het heeft Gode behaagd hem te stellen in het licht en de kracht van die heilsopenbaring.

Maar het gaat niet alleen om het kennen van Jezus Christus als de Zone Gods. maar ook om het kennen van Zijn offerande. „daar Hij met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft.” En dat is de innerlijke en persoonlijke beleving van het geloof. Want buiten Jezus Christus is God een verterend vuur en een eeuwige gloed bij Wien niemand wonen kan. Het is door Zijn middelaarsbloed dat de kracht der zonde gebroken wordt. de schuld der zonde verzoend en de smet der zonde bedekking bekomt.

O, wat is het heerlijk Hem daarin te kennen, te omhelzen en te aanbidden, om op Hem in Zijn enige en algenoegzame offerande te vertrouwen. En zo wordt de grootste der zondaren uit het geweld des duivels verlost en bewaard. Want zij worden in de kracht des Heeren bewaard door het geloof, om Hem te leven en te vrezen.

Het is een rijke en heerlijke troost het eigendom te zijn van Jezus Christus en dat op een wereld die in het Boze ligt, om eenmaal deelgenoot te worden van de eeuwige heerlijkheid. Want de gelovige wordt hier „alzo bewaard, dat zonder de wil Zijns hemelse Vaders geen haar van zijn hoofd vallen kan, ja ook dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet.”

Daar de Zone Gods in alles de wil des Vaders deed, wat Zijn spijs en drank was, heeft Hij daarmee de weg gebaand tot het Vaderhuis en Vaderhart, om te delen in het licht van Zijn vriendelijk aangezicht. Ja, Gods vaderlijke zorg gaat met Zijn vaderlijke liefde en tederheid over Zijn volk, zodat hier van een onbewaakt ogenblik niet gesproken kan worden. En al kunnen wij bij lange na dat niet altijd bezien en worden we daarom soms gekweld door het ongeloof en bestreden door Satan, het staat toch in de Heere onbewegelijk vast, dat alle dingen moeten medewerken ten goede. En wordt u daarvan overtuigd bij het licht van de Heilige Geest, dan is dat tot versterking van het geloof en tot beschaming van de vorst der duisternis.

„Waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest des eeuwige levens verzekert en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.” We hebben de hulp des Heeren door de werkingen van Zijn Geest nodig, om in dit kinderlijk vertrouwen versterkt en bevestigt te worden. En dat kinderlijk vertrouwen is in de tempel des geloofs wel het binnenste heiligdom. Daar is uw ziel stil tot God en geeft u uw hart en al de omstandigheden van het leven, met een kinderlijk vertrouwen op Hem, aan Hem over.

En wat is het een blij vooruitzicht, als de Heere u door Zijn Woord en Geest komt te verzekeren, deelgenoot te zullen worden van het eeuwige leven, om altijd bij Hem te zijn in het prijzen van Zijn deugden en grote daden. En dat geeft u moed en kracht om voor Hem te leven, te lijden en te strijden, met volharding in het geloof dat door de liefde werkt.

En nu wordt de orde des heils, die vanuit de innerlijke vereniging met Christus, gevolgd werd tot in de verzekering van het eeuwige leven, verdeeld in drie stukken. Het gaat in de tweede vraag driemaal om het vragend woordje „hoe”. En dan wordt er noch in het één en noch in het ander de juiste maat der zaak aangegeven. Maar dit staat vast, dat wij van elk stuk een levendige en geestelijke kennis moeten hebben of bekomen, „opdat gij in deze troost zalig leven en sterven moogt.”

Het komt voor dat men blijft staan in het kennen van de ellende, alsof de verlossing te zijner tijd wel komen zal. En eveneens heeft het plaats dat men blijft staan in de verlossing, zonder enige bekommering omtrent het stuk der dankbaarheid Maar het heeft ook plaats dat men blijft staan in het stuk der dankbaarheid, zonder de geestelijke kennis van ellende en verlossing. Waarom de Catechismus ons het geestelijk kennen en beleven van de drie stukken op het hart bindt.

Maar het is niet zo, alsof de Heere iemand jaar en dag laat staan in het kennen van de ellende en dan eindelijk enige hoop op verlossing schenkt. Want zo heeft de Heere met Zijn discipelen niet gehandeld. Al kenden zij Hem nog niet in Zijn borgtochtelijk lijden en sterven, zo zagen zij toch als bruiloftskinderen dierbaarheid in de Bruidegom Jezus Christus. Zij waren in het geloof dat door de liefde werkt, aan Hem verbonden en dat vervulde hun harten met een ootmoedige erkentelijkheid. Bij de wedergeboorte stort de Heere Zijn liefde uit in het hart om te wenen over de afgelegde levensweg, met blijdschap en goedertierenheid, waaruit de kus geboren wordt om voor Hem te leven en te sterven. Zodat deze drie stukken er van meet af zijn in het hart, wat het beginsel der zaak betreft. Maar zodra de Bruidegom van hen geweken is, gaan zij treuren en wenen.

De geestelijke betekenis van het vragend woordje „hoe”, bekomt steeds meer diepgang. Op de leerschool van Christus bekomt het hart door Zijn Geest steeds meer kennis van de ellende, om steeds dieper voor Hem te buigen in het stof der verootmoediging. Want dat kennen gaat gepaard met het liefhebben van de Heere in Zijn heiligheid en rechtvaardigheid. Wat de verlossing in Christus steeds meer dierbaar doet worden, om Hem daarin en daarvoor dankbaar te zijn. En al zijn de drie stukken in het „hoe” van elkander onderscheiden, zo zijn zij in de beleving niet van elkander te scheiden.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Catechismus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's