Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Zondag 19

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was de grote Priesterkoning beloofd, gesteld te zullen worden aan des Vaders rechterhand. David kan het niet nalaten er van te zingen, daar hij er door de Heilige Geest toe aangedreven werd, dit woord op te tekenen: „De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.” En dat met de scepter van Zijn sterkte, waarvoor de vijanden moeten bukken en Zijn liefhebbers mogen buigen in diepe verootmoediging door de bedauwing van Zijn Geest. Wat hen zeer gewillig doet zijn op de dag van Zijn heirkracht. En deze plaats heeft de verheerlijkte Priesterkoning van de Vader ontvangen, daar het offer der verzoening door Hem was opgebracht bij de overwinning die door Hem behaald werd. Wie boetvaardig staat aan Gods linkerhand met debekentenisde eeuwige dood verdiend te hebben, wordt door de gerechtigheid van deze gezegende Priesterkoning geplaatst aan des Vaders rechterhand, want Hij is de verheerlijkte en dierbare Voorspraak voor ellendige zondaren die in zichzelf geen pleitgrond hebben, tot zaligheid.

Christus is daarom ten hemel gevaren, opdat Hij het zou bewijzen het Hoofd van Zijn Christelijke kerk te zijn, door Hetwelk de Vader alle dingen regeert. „Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt en Hem heeft gezet tot Zijn rechterhand in de hemel, ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij, en alle naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld maar ook in de toekomende.” Wat ons tot lichtpunt geschonken is in deze duistere wereld. Opdat wij, door kinderlijk te mogen leven in dat dierbare licht van de Zon der gerechtigheid, kinderen des lichts bevonden zouden worden. Opdat anderen er door getrokken zouden worden uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht.

Het is niet alleen goed doch ook noodzakelijk, te leren zien op de nuttigheid die ons gebracht wordt door deze heerlijkheid van het Hoofd Christus, om er ontvankelijk voor te worden en te zoeken met een biddend hart. En wel eerstelijk: Dat Hij door Zijn Heilige Geest in ons, Zijn lidmaten, de hemelse gaven uitgiet: Wat ons wijst op de overvloed van Zijn genade en de mildadigheid van Zijn bediening, waaraan de armen van geest steeds meer behoefte krijgen. Om zo uit Zijn volheid te ontvangen genade voor genade. Het is door het ontgrondende en ontdekkende werk van de genade Zijns Geestes, dat het hart steeds meer behoefte, en zelfs een innig verlangen bekomt naar de bediening van Zijn genade, en dat, tot onderwijzing, beleving en volharding in het geloof. Als de Heere Jezus tot ons spreekt van de Trooster, de Heilige Geest, Welke de Vader zenden zal in Zijn naam, dan voegt Hij er zelfs aan toe: „Die zal u alles leren en zal u indachtig maken alles wat Ik gezegd heb.” En daar wij zo vergeetachtig zijn omtrent de beleving van geestelijke zaken, meent men wel eens daarin onschuldig te zijn, wat de zorgeloosheid dan in de hand werkt. Wat in de dag des gerichts niet zal kunnen dienen tot verontschuldiging. Want Christus heeft ons het Woord des Geestes achter gelaten tot de indachtmaking van hetgeen gekend en beleefd moet worden tot zaligheid. Wie op reis moet, gaat met zorgvuldigheid te werk om niets te vergeten en hoeveel te meer moest het hart dan wel gesteld zijn op de indachtmakende werkingen door de Geest van Christus, tot voorbereiding omtrent Zijn komst op de wolken des hemels. Want Hem kennende, betaamt het ons heilbegerig uit te zien naar Zijn komst. En staande aan des Vaders rechterhand wordt het ons door Hem toegeroepen: Ziet Ik kom haastelijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden gelijk zijn werk zal zijn.”

Aan het uitgieten van die hemelse gaven, tot nut der kerk, verbindt de verhoogde Zaligmaker ook Zijn macht, om haar tegen alle vijanden te beschutten en te bewaren. Om zo door Zijn kracht te volharden in het geloof, en met de beleving van de kinderlijke afhankelijkheid, tot verkrijging van de zaligheid die door Hem beloofd is. Waartoe de door God gekroonde Zaligmaker dan ook wandelt tussen de zeven gouden kandelaren, opdat de poorten der hel Zijn gemeente niet zouden overweldigen.

En nu wordt ons gevraagd, naar de troost die is in de wederkomst van Christus, om te oordelen de levenden en de doden. Of is het voor ons nog een zaak van verschrikking, door niet te weten wat het is vervuld te zijn met de liefde van Christus? Het liefhebben van de Heere Jezus Christus is de kern der zaak waarom het gaat bij Zijn komst ten gerichte. Want die Hem niet liefheeft „ die zij een vervloeking; Maranatha.” Een woord dat de zondaar alle hoop en verwachting ontneemt voor de eeuwigheid zo hij nog voortleeft in zijn onbekeerlijkheid en blijft leven. Hiermee wordt het ons op het hart gebonden als de liefde van Christus gemist wordt, dat wij met al onze troost die wij zoeken in de godsdienst niet kunnen bestaan. Het baat niet al heeft men de Heere Jezus lief met wat vertoon en we denken daarmee te kunnen bestaan voor de eeuwigheid. Want daar is in dat vertoon voor de Heere niet de minste verwachting voor u. Wat ons doet denken aan de vrouw, die zich wenende bevond aan de voeten van de Heere Jezus, welke een zondares was, met een albaste fles de Meester te zalven. En op deze vrouw was het oog van de Heere Jezus met ontferming geslagen, want haar hart was er door getroffen en getrokken naar Zijn voeten. Wat ons blijkt uit haar werkzaamheden. Al wenende maakte zij Zijn voeten nat met haar tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd en kuste Zijn voeten en zalfde ze met zalf. Wat Simon de Farizeër niet kon verdragen daar zij een zondares was en dat de Heere Jezus zulks toeliet, waarmee het hem, zo dacht hij, ten volle duidelijk was geworden, dat de Heere Jezus geen profeet was, daar Hij dat niet kwam verbieden, door haar in dat werk te veroordelen. Want Simon dacht in diepe onkunde, dat de Heere Jezus voor brave mensen was gekomen zoals hij meende te zijn.

Maar deze vrouw kwam al wenende over haar zonde tot de Heere Jezus, om door Zijn vergevende liefde met God verzoend te mogen worden. Want zij had Hem lief, innig lief in Zijn ontfermende en vergevende liefde, waarom zij Hem kuste en zalfde. Met deze innige en sprekende werkzaamheden mocht zij haar bedroefde ziel uitstorten voor de Heere, Die wist waar het haar om te doen was. Maar Simon veroordeelde haar, heeft haar met het zwaard van zijn vijandschap als in het hart gestoken, want hij werd met al zijn godsdienstigheid door de Meester veroordeeld.

Maar deze zielsbedroefde vrouw had in haar vervolging door Simon het oog op de Heere Jezus gevestigd met een opgericht hoofd en dat is de vrijmoedigheid van het geloof, dat door de liefde werkt. Een door zulke mensen wordt de Heere Jezus heilbegerig verwacht op de wolken des hemels.

De vrijmoedigheid om in alle droefenis en vervolging het oog tot de Heere Jezus op te heffen, is in Zijn ontfermende en verdienende liefde. Dus niet in ’t minst in de waardigheid van het geloof of in de gesteldheid van het gemoed, maar alleen in de borggerechtigheid van Christus. Want Hij heeft, zegt het geloof, Zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en al de vloek van mij weggenomen. En van die vergevende liefde mocht de vrouw aan de voeten des Heeren in haar toevluchtnemend geloof al iets smaken. Want hoe had anders de vergevende liefde die zij mocht aanschouwen in de Heere Jezus met haar toevluchtnemend geloof, haar al zo dierbaar kunnen zijn. Zij werd door het smaken van Gods goedertierenheid tot bekering al tot Hem getrokken. En tot spijt van de vijanden zeidc de Heere Jezus tot haar: „Uw zonden zijn u vergeven.” Een troostwoord dat Hij deed zinken in haar hart en nog kwam te bevestigen met dit woord: „Uw geloof heeft u behouden, ga heen, in vrede.”

Hoe eenvoudig is het werk der genade, dat het hart zo innig aan de Heere verbindt. En nu zal de Heere de twistzaak Zijn volks twisten. Waarom zij Hem tot een Rechter uit de hemel verwachten, die dan al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid nemen zal. „En de Heere Heere zal de tranen van alle aangezichten afwassen, en Hij zal de smaadheid Zijn volks van de ganse aarde wegnemen; want de Heere heeft het gesproken.” Voor Henoch stond het onomstotelijk vast dat de Heere eenmaal ten gerichte zou komen. „Ziet,” zeide hij,” de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen.” Want hij sprak uit de beleving van zijn hart. Wij zullen Hem ontmoeten zoals wij nu leven. En zo ligt het in het hart dat leeft met de Heere, daar Hij het hart dierbaar en onmisbaar is. Daarom moet dat de proefsteen zijn van ons innerlijk leven, want” de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften des tegenwoordige en des toekomende levens.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's