Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET KENTEKEN VAN HET GELOOF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET KENTEKEN VAN HET GELOOF

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer in zondag 7 van de H. Catechismus wordt gevraagd: “Wat is een waar geloof?”, dan wordt in het antwoord gezegd, dat een waar geloof bestaat uit een “stellig weten of kennis” en uit een vast vertrouwen”. Hier worden dus twee elementen genoemd van het ware geloof: kennen en vertrouwen. Hellenbroek geeft als antwoord op de vraag “In hoeveel zaken bestaat het zaligmakend geloof?”: “In drie: kennis, toestemmen en vertrouwen”. En we zouden nog wel meer elementen kunnen noemen van het ware geloof. Denk slechts aan het onder ons hopelijk nog wel bekende werk van Comrie: “Verhandeling van enige eigenschappen van het zaligmakend geloof”.

Toch zouden we al die eigenschappen van het geloof kunnen herleiden tot het samenvatten in één, namelijk in het “kennen"! Wanneer wij namelijk dat “kennen” opvatten in de bijbelse zin van het woord. Calvijn heeft dan ook het geloof omschreven als “ een vaste en zekere kennis van Gods barmhartigheid, of eigenlijk van Gods welwillendheid jegens ons”.

En Gods Woord zelf wisselt meer dan eens het geloven af met het kennen. Simon Petrus zegt in zijn heerlijke belijdenis: “En wij hebben geloofd en “bekend”, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods”. En zegt Jezus Zelf niet in het hogepriesterlijk gebed in Johannes 17:3: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt! Dat onze catechismus behalve het kennen ook het vertrouwen noemt als wezenlijk element van het geloof en dat onze gereformeerde vaderen niet hebben volstaan met de definitie van Calvijn, maar een bredere omschrijving gaven van het geloof, dat vond zijn oorzaak vooral hierin, dat het gevaar niet denkbeeldig bleek, dat men het “kennen” van het geloof ging opvatten als een puur verstandelijk kennen, als het kennen van wat wij plegen te noemen: het historisch geloof! En dat is nu juist niet de betekenis van het bijbelse woord: kennen!

“Kennen” is in de bijbel nooit een louter theoretisch kennen, maar een practisch. Het is: kennen door omgang, door ontmoeting, door gemeenschap! Kenmerkend voor het bijbelse kennen is, dat er altijd een persoonlijke verhouding bestaat tussen het onderwerp en het voorwerp van de kennis. Kennen is in Schrift nooit vrucht van puur objectief, wetenschappelijk onderzoek, zonder dat de onderzoeker met zijn hele persoon bij het voorwerp van zijn onderzoek is betrokken. We zouden het zo kunnen zeggen: “kennen is in de bijbel altijd bevindelijk van aard, ervaringskennis!”

Welnu, zo is het ook met de kennis van God en Zijn Christus. Het is nooit een kennis, die buiten het hart omgaat. Maar een Hem hebben leren kennen door ontmoeting en daarom ook een kennis gemaakt hebben met Zijn majesteit, Zijn recht, Zijn macht, liefde, genade enz. Afgedacht van de trap of mate van deze kennis.

God kennen en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft, dat is nog niet hetzelfde als over God en Christus spreken! Zeker, wie de Heere kent in het geloof, wil ook van Hem spreken. Uit de overvloed des harten spreekt de mond. En de Heere wil dat ook. Hij heeft Zich een volk geformeerd, dat Zijn lof vertelt, dat van Hem en Zijn werken spreekt. Maar dat wil nog niet zeggen, dat ieder, die Zijn Naam op de lippen neemt, Hem nu ook in waarheid kentIKlaagt de Heere al niet door de profeet: “dit volk genaakt Mij met de mond en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij!” De Heere kennen, dat is ook niet identiek met het voorstaan van een rechtzinnige belijdenis en het strijden voor de oude, beproefde waarheid, wanneer dit namelijk niet gepaard gaat met een hartelijke beleving van die waarheid. Ik bedoel natuurlijk niet, dat de leer er niet op aankomt, of minder belangrijk zou zijn. Integendeel! Meer dan ooit is het nodig, om de leer die wordt uitgedragen te toetsen aan Gods Woord! Want listiger dan ooit zijn de machten der duisternis bezig het fundament der kerk te ondergraven door te tomen aan de vastheid en de waarheid van het profetisch Woord, dat zeer vast is en wij doen wel als wij daarop acht slaan! Maar hoezeer het nodig is te strijden voor de waarheid Gods en voor de rechtzinnige leer en de belijdenis der vaderen: we worden niet als rechtzinnige mensen voor God gerechtvaardigd, maar als goddelozen en vijanden, uit louter genade door een levende geloofskennis van Christus.

De Heere kennen, dat betekent ook nog niet, dat men een zedelijk ingetogen leven leidt, zonder meer. Van hoe grote betekenis dit ook is. En het is een van de meest bedroevende dingen van onze tijd, dat we ook in de kerk steeds meer bezig zijn alle vormen en normen te verliezen, dat er van een eigen, christelijke levensstijl weinig meer gezien wordt. En van een slordige levenswandel hebben wij niets goeds te verwachten. Wanneer de vormen niet meer in acht genomen worden, kan er dan nog wel van een wezenlijke, geestelijke inhoud sprake zijn? En daarom: een ingetogen leven is van grote betekenis. Werd ze maar meer gevonden in onze gezinnen en gemeenten. Maar wie van zijn ingetogen leven iets wil maken voor God, wie in wettische vroomheid er zijn eigen gerechtigheid uit zoekt op te richten, die geeft daarmee blijk, dat hij aan de gerechtigheid. Gods niet is onderworpen. Die is nog bezig, wat Jezus noemt, een nieuwe lap te zetten op een oud kleed. Als we God recht leren kennen, dan scheurt ons kleed en we leren vluchten tot Christus om bekleed te mogen worden met de mantel der gerechtigheid, door Hem geweven!

Om God te kennen, bijbels te kennen, echt te kennen, moeten wij geestelijk leven hebben, geestelijke kennis, gewerkt door de Heilige Geest! Om in Zijn Koninkrijk te kunnen arbeiden, moeten wij door wedergeboorte burger van dat Koninkrijk zijn ge worden. Want de dood kan geen leven vóórtbrengen. Beschouwende kennis geeft alleen een christendom, dat op de lippen ligt, dat in het hoofd zit! En wat men nogal eens pleegt te noemen “Practisch christendom”, is vaak niet anders dan wat menselijk knoeiwerk!

Alleen de geestelijke kennis, die dan ook tot in de wortel anders en meer is dan de kennis van het “historisch geloof”, alleen de geestelijke kennis is een kracht tot zaligheid. Ze is niet een begrijpen, een verklaren of beredeneren. Ze is een geloofskennis van God, zoals Hij Zich in Christus heeft geopenbaard. Dat laatste moet er wel bij, is niet overbodig. Want alleen Christus openbaart de Naam des Vaders aan degenen, die de Vader Hem uit de wereld heeft gegeven. Niemand immers kent de Vader dan door de Zoon! En wie Hem gezien heeft, heeft de Vader gezien.En die kennis van God in Christus bekomen wij alleeen uit de Schrift. Zeker, er is ook een kekennen van God uit de natuur. Onze Nederlandse geloofsbelijdenis zegt terecht, dat de natuur voor onze ogen is “als een schoon boek, in hetwelk alle schepselen, grote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aan schouwen, nl. Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. “Welke dingen alle genoegzaam zijn. om de mensen te overtuigen en hun alle onschuld te benemen”. Maar dan verder: “Ten tweede geeft Hij Zichzelf ons nog klaarder en volkomener te kennen door Zijn heilig en goddelijk Woord; te weten, zoveel ons van node is in dit leven, tot Zijn eer en de zaligheid der Zijnen”.

De ware, geestelijke geloofskennis van God krijgen we uit de Schrift, die tevens het middel is waardoor de Heilige Geest deze geloofskennis werkt. Iemand heeft het eens zo uitgedrukt: “God komt niet tot Zijn recht als de Schepper alleen; pas als de Herschepper glanst Hij in al Zijn deugden. Niet Zijn gelaat. vol wijsheid en majesteit, zoals Hij ons toont in de natuur, maar Zijn hart, vol genade en ontferming is het heerlijkst en het teerst. En dat openbaart Hij ons niet in de natuur, maar in Zijn Zoon, Die het afschijnsel is van Zijn heerlijkheid en het uitgedrukte beeld van Zijn zelfstandigheid”. De kennis van het ware geloof is dus geen louter verstandelijke, leerstellige kennis. Maar ze is de kennis van het hart, dat in levensgemeenschap verbonden is met God in Christus. De ware godvruchtige is in de bijbel iemand, die de Heere kent! Van Gods volk wordt gezegd: “zij kennen Hem!”. Van Zijn vijanden zegt Jezus, dat zij de Vader niet “gekend” hebben.

Het bijbelse “kennen” is ook een zaak van liefde. Als de Heere tot Mozes zegt in Exodus 3; dat Hij de smarten van Israel heeft “bekend” of “gekend”, dan wil dat zeggen, dat de Heere Zich het lot van Zijn verdrukte volk heeft aangetrokken, dat Hij de smarten van Zijn Israèl kent met Zijn hart! Het is een kennen in liefde. Zoals wij de uitdruk king nog hebben, dat een jongen en een meisje “kennis aan elkaar krijgen of hebben”. Dat betekent dan, dat ze bezig zijn elkaar lief te krijgen of lief te hebben. Zo is kennis des geloofs: de Heere kennen in liefde, met heel de persoon, met het hart, de ziel, het verstand en alle krachten. Wie de Heere kent, “kennis aan Hem heeft gekregen”, die fluistert met de bruid: “al wat aan Hem is, is gans be geerlijk"! Het kennen van de Heere houdt ook in: de Heere erkennen voor Wie Hij is. Zijn wil, Zijn wet, Zijn leiding erkennen als goddelijk wijs en goed, en daarom: gehoorzamen!

De Heere kennen wil dan ook zeggen: in Zijn wegen wandelen, de Heere vrezen! Kennen betekent ook: handelen overeenkomstig die kennis. De wet kennen b.v. wil ook zeggen: naar de wet leven! Kennen is weten in liefde gehoorzamen uit liefde. Wie de Heere kent, kent ook de bede: Leer mij naar Uw wil te handelen; ’k zal dan in Uw waarheid wandlen. Neig mijn hart en voeg het saam, tot de vrees van Uwen , Naam! Deze kennis (des geloofs), dit kennen van God is voor de wijzen en verständigen verborgen en de kinderkens geopenbaard.

Natuurlijk is het kennen des geloofs veel meer omvattend dan wat we er nu van gezegd hebben. Ook het kennen van onze zondige aard, van onze verwerpelijkheid in onszelf is erin begrepen. Wie God leert kennen in Christus, leert ook zichzelf kennen. Wie door genade leerling is geworden op de school van de Heilige Geest, Die Christus verheerlijkt en in Christus de drie-enige God, die zal, als het goed is, wassen en toenemen in de genade en in de kennis van Christus. Die leert ook steeds meer zichzelf kennen in zijn onwaardigheid, in zijn diepe afhankelijkheid, in eigen onbekwaamheid tot het goede. Die wordt steeds minder in eigen schatting. Maar in die weg wordt Christus steeds meer noodzakelijk, gepast en beminnelijk.

Wanneer wij een mens, van wie wij veel verwachtten, beter leren kennen, valt het nogal eens tegen. Maar dat is bij de Heere niet het geval. Hij valt eeuwig mee, naarmate we in de oefeningen van het geloof Hem leren kennen. Vandaar dat de apostel het uit roept: “Ja gewisselijk: ik acht ook alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus”!

Wee ons, wanneer wij de Heere niet echt leren kennen door een levend geloof. Dan zullen we straks een onbekende God ontmoeten en een onbekende Christus. Hij een vreemde voor ons en wij een vreemde voor Hem. Om het dan uit Zijn mond te horen: “Gaat weg van mij; ik heb u nooit gekend”! Welgelukzalig het volk, dat het geklank kent! De schapen, die de stem van de Herder kennen. Zij zullen het eens uit Zijn mond horen: “U ken ik wel! Goede en getrouwe dienstknecht ( dienstmaagd): over weinig zijt ge getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten: gaat in in de vreugde uws Heeren”!

We gaan eindigen. Ik heb geprobeerd enkele eenvoudige dingen te zeggen over de kennis van het ware geloof. Het moge ons enerzijds doen waken voor een dor en koud verstands-christendom, dat buiten het hart omgaat. Het moge ons anderzijds bewaren voor een zogenaamde bevinding, die gevoed en gevuld wordt met een inhoud, die niet aan de Schrift is ontleend, maar aan de „wijsheid” van mensen, die dwaasheid voor God is.

Wij willen bewaren het pand, dat de Heere ons toevertrouwde in Zijn Woord, in de belijdenis in de Schrift gegrond.

We kunnen het pas in waarheid vanuit de levende geloofskennis van de drieènige God in Christus. Dan is de strijd om en voor de waarheid een geloofsstrijd, die de ere Gods tot inzet heeft. Dan heeft de Naam en de zaak des Heeren ons hart. Dan zien we in die strijd geen mensen naar de ogen. Dan zien we niet naar rechts of naar links. Maar we zien naar boven: Heere, Uw koninkrijk kome! Regeer ons alzo door Uw Woord en Uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen; bewaar en vermeerder Uw kerk; verstoor de werken des duivels en alle geweld dat zich tegen U verheft, mitsgaders alle boze raadslagen, die tegen Uw heilig Woord bedacht worden; totdat de volkomenheid Uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

HET KENTEKEN VAN HET GELOOF

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's