Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NEDERLANDSE PURITEINEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NEDERLANDSE PURITEINEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Nederlandse Puriteinen 3

4. Ontwikkeling van de Nederlandse Nadere Reformatie

Zoals men zou kunnen verwachten, lopen de meningen over de verdiensten en de betekenis van de Nadere Reformatie zeer uiteen. Er zijn mensen in Nederland, die de hele beweging als Piëtisme afdoen en er dus weinig goeds van te zeggen hebben. Anderen hebben meer waardering voor de Nederlandse Puriteinen en zien het als een belangrijke periode in de kerkgeschiedenis.

Laat ik beginnen met de eerste ontwikkeling. De NeoCalvinisten in Nederland staan over het algemeen geheel afwijzend tegenover de Nadere Reformatie. Zij zien het als een anti-culturele en scholastische beweging, die de kerk meer kwaad dan goed heeft gedaan. Deze afwijzing van de Nadere Reformatie kan teruggebracht worden tot Abraham Kuyper en zijn nadruk op de culturele ontwikkeling. Kuyper werd bekeerd van het modernisme tot het Gereformeerde geloof door middel van een eenvoudige vrouw, Pietje Baltus, die tot haar nieuwe predikant sprak over de noodzaak van de waarachtige bekering. Dit getuigenis leidde tot Kuyper’s bekering en hij vergat nooit, wat hij aan deze Godvrezende vrouw te danken had. Hij raakte spoedig bekend met veel anderen van Gods volk - een klein overblijfsel van bevindelijke christenen in de gedegenereerde staatskerk - en kwam tot de ontdekking, dat deze voor het merendeel ongeleerde mensen hielden van de geschriften van de Nederlandse Puriteinen, zowel als van de Schotse en Engelse Godgeleerden. Hij ging van deze mensen houden en ook van hun geliefde schrijvers.

Toch, hoewel Kuyper het bevindelijke element van de godsdienst van dit kleine overblijfsel waardeerde, dacht hij dat zij te piëtistisch waren. Zij waren geneigd om beschut te leven, buiten de maatschappij; zij waren niet geihteresserd in de politiek en het leven van alledag. Kuyper besloot toen om deze „kleine luyden” bij de hand te nemen en hen te leren om hun Christen-zijn in alle facetten van het leven toe te passen. Het resultaat was een geweldige opleving van het Calvinisme in Nederland. Maar hoewel er veel goeds tot stand werd gebracht onder leiding van deze genius, leidde tenslotte de vooringenomenheid van de Neo-Calvinisten met de culturele ontwikkeling tot het verwaarlozen van de levende godsdienst. De vraag, Hoe vind ik een genadig God? - de vraag van Luther werd niet veel meer gesteld. Dit was ook te wijten aan Kuyper’s leer van de veronderstelde wedergeboorte, die zo gemakkelijk tot de gedachte leidde, dat het zijn in het verbond iemands verlossing garandeerde. Zo lang als men z’n aandeel had in het werk van het „koninkrijk” was er weinig om je ongerust over te maken. De kerk werd als een leger en het Woord van God een militair bevel. Zoals iemand onlangs zei: „het neo-Calvinisme werd een soldaten-godsdienst, net als de Islam.” Niet dat Kuyper dit alles bedoelde! Hij zelf kende de bevindelijke waarheid en zijn godsdienstige geschriften geven getuigenis van zijn persoonlijke omgang met God. Zijn volgelingen gingen echter veel verder dan hij ooit gegaan is door het Evangelie te veruitwendigen.

Wij behoeven ons er dan ook niet over te verwonderen, als we zien, dat er onder de neo-Calvinisten erg weinig belangstelling is voor de Puriteinse werken. Zoals William Young onlangs zei: “Hoewel Kuyper zelf en zijn onmiddellijke volgelingen de oude schrijvers kenden en liefhadden, blijkt het, dat er een generatie is opgekomen uit de gelederen van Kuyper, die niets weet van de grote traditie van bevindelijke en praktikale godgeleerdheid, waaraan zowel Nederlandse, als Britse Calvinisten opmerkenswaardige bijdragen leverden, en als ze wel met het bestaan ervan op de hoogte is, deze met onverschilligheid en minachting beschouwt. (Westminster Theol. J. Fall 1973,p, 48). In het bijzonder de school van Dooyeweerd heeft zich verzet tegen wat zij het scholasticisme van de 17eeeuwse Godgeleerden noemen. De beschuldiging, die men vaak hoort uiten tegen deze Puriteinen is, dat zij de leer der zaligheid te veel beklemtoonden en zich niet om de cultuur bekommerden. Maar deze beschuldiging berust niet op aantoonbare feiten. Weliswaar hadden enkele van de latere Nederlandse Puriteinen de neiging om buitengewoon introspectief te zijn en toonden weinig of geen belangstelling voor de maatschappij. Maar de vroegere Puriteinen, zoals Teellinck, Voetius en Witsius waren mensen met een brede belangstelling.

Zoals William Young in het zelfde artikel zegt: “Dat de Puriteinen de godsdienst van de dagelijkse bezigheden scheidden is gemene laster, maar de Puriteinen hebben nooit deze fout gemaakt, dat ze zich zó druk maakten met het sociale leven dat het ten koste ging van de verborgen omgang met de Heere. Zij hadden hun harten gericht op het ene nodige, des Christen’s groot interest....... en zagen daarna de problemen van het leven op alle terreinen in gehoorzaamheid aan de geboden van God, zoals deze geopenbaard zijn in het geschreven Woord.”

Op de huidige dag hebben de volgelingen van Dooyeweerd veel van hun invloed in Nederland verloren, maar zij zijn zeer aktief in Canada en de Verenigde Staten. Er is nog dezelfde vijandigheid tegen de bevindelijke godsdienst, die wordt afgewezen als louter redding van de ziel. Gelukkig begint er in Noord-Amerika een sterke reaktie te komen tegen deze wijsgerige beweging, hoofdzakelijk onder de Presbyterianen en enkele verontruste Gereformeerde geleerden. Wat enkele van mijn Gereformeerde collega’s echter niet zien is, dat de enige weg om de leer van Dooyeweerd te bestrijden, een zuiver Bijbelse, bevindelijke prediking is. Maar dan moeten zij veel van wat Kuyper hen geleerd heeft afwijzen en dat doen zij niet zo graag. Hadden de Nederlanders maar geluisterd naar Herman Bavinck, die in 1904 een inleiding schreef bij Erskine’s werken:

“Hier hebben wij een belangrijk element, wat grotelijks onder ons ontbreekt. Wij missen deze geestelijke zielskennis. Het schijnt, dat wij niet langer weten, wat zonde en genade, schuld en vergeving, wedergeboorte en bekering zijn. Wij kennen ze in theorie, maar wij kennen ze niet meer in de ontzaglijke realiteit van het leven.”

Bavinck was niet de enige, die waarschuwde tegen het gevaar van de veruitwendiging. J.C. Aalders, zelf een Kuyperiaan, zei in 1916 op een predikantenconferentie: “Onze gereformeerde mensen, die geleidelijk in aanraking gekomen zijn met de wereld van de cultuur, verkeren in groot gevaar om beïnvloed te worden door het humanisme. Naar de mate het mysticisme en anabaptisme zijn overwonnen, heeft God’s volk haar roeping op deze aarde leren verstaan. Maar nu bestaat het gevaar om besmet te worden met de geest van de tijd. De leer van de algemene genade, beleden en in praktijk gebracht bij onze mensen, opent met de wereld, tegelijkertijd het gevaar van gelijkvormigheid aan de wereld. Wij zijn niet ontkomen aan een zekere onevenwichtigheid in ons geestelijke voedsel. Er is niet voldoende aandacht geschonken aan de noden van het persoonlijke hart- en zieleleven. Uitwendige gehoorzaamheid is niet voldoende voor de zaligheid.”

Terwijl de neo-Calvinisten dergelijke waarschuwingen negeerden, waren er veel Calvinisten van de oude school in Nederland, die de geschriften van de Puriteinen bleven liefhebben. Heden ten dage zijn er veel gemeenten in Holland, die de bevindelijke waarheid iedere zondag horen prediken. Hun aantal wordt geschat op circa drie of vier honderd duizend. Het is jammer, dat er zo weinig bekend is over deze vleugel van het reformatorische geloof in Nederland. Bijna de enige geschriften, die in Engels verkrijgbaar zijn, zijn werken van de neo-Calvinisten. Ik geef niet af op deze werken: ze zijn leerzaam en zover het de leer betreft, gereformeerd. Maar zij hebben een tendens tot intellectualisme en koelheid; men neemt ze niet ter hand om geestelijk voedsel te zoeken, zoals men doet bij de Puriteinen, wier werken meer die gelukkige combinatie van onderwijzing en vroomheid vertonen.

Het wordt hoog tijd, dat enkele andere schrijvers bekend worden in de Engels sprekende wereld. Er zijn veel zuiver Gereformeerde Nederlanders die in de traditie van de Puriteinen staan, wier geschriften, zowel onderwijzend als bevindelijk zijn. Om een voorbeeld te noemen, ds. C. den Boer, die de Leicester Conferentie in 1973 en 1974 bezocht, schreef onlangs een uitnemende serie preken over de Dordtse Leerregels. Boeken zoals deze zouden in het Engels vertaald moeten worden, zodat veel meer mensen er profijt van konden hebben.

Houdt dus in gedachten, dat er nog velen in Nederland zijn, die de bevindelijke waarheid liefhebben, die gescheiden door de Noordzee en de taalbarrière, leven vanuit dezelfde traditie. Zij zijn mensen, die met Joseph Hart geloven dat, “Ware godsdienst meer is dan kennis- Er moet iets van gekend en beleefd worden.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juli 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE NEDERLANDSE PURITEINEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juli 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's