Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR DE JEUGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR DE JEUGD

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui !

Als Paulus zichzelf als de schrijver heeft aangediend en Timotheus daarin mee heeft betrokken, als hij de adressanten heeft genoemd, gaat hij over tot het uitspreken van een zegen, zoals deze hierboven stapt afgeschreven.

Deze zegen komt in al zijn brieven voor, met meer of minder woorden, of met enigszins andere woorden. Maar het komt op hetzelfde neer. Het veel voor komen van het uitspreken va,n een zegen, houdt een gevaar in zich. Dat gevaar zit clan niet in de zegen, maar in de mensen die hem uitspreken en in diegenen die de zegen horen.

Misschien vragen jullie wel: Welk gevaar zit er dan in?

Wel, het gevaar, dat het uitspreken, zowel — als het voortdurend aanhoren, op de duur niets meer zegt.

Men gebruikt de woorden en men hoort ze, zonder dat de betekenis daarvan nog tot ons doordringt.

Geven jullie jezelf hier maar goed rekenschap van. Ik moet dat natuurlijk ook doen. Want gelijk Paulus al zijn brieven, begint, zo begint ook onder ons elke kerkdienst steed's weer, wanneer er een dominee is, die voorgaat in de bediening des Woords. Van kindsbeen af hebben we die uitgebreide handen van de dominee al gezien en de bekende woorden gehoord. Doch zeggen deze woorden ons ook nog iets?

Ik geloof als een ieder hier eerlijk op zou moeten antwoorden, dat vele antwoorden negatief zouden luiden. Het is een wonder als het anders is.

Beschaamd is ten deze wat ik eens meemaakte in een van de gemeenten die we hebben mogen dienen. We hadden op een tweede feestdag een uur vroeger dienst dan gewoonlijk, daar we die morgen ook in een andere gemeente nog het woord Gods moesten bedienen. Tegen het einde van de dienst kwam er een kleurling de kerk in. Hij was afkomstig uit Ambon en in Nederland gevestigd. Hij wist van die vervroegde kerkdienst niets af. Toen we hem binnen, zagen komen, dachten wij: Wat jammer, nu hoort die man van de preek niets meer. Doch daar was op dat moment niets aan te doen.

In diezelfde week hebben wij die man ontmoet en onze spijt uitgedrukt dat hij zo laat in de kerk was gekomen. Want zodoende had hij van de preek zo goed als niets gehoord. Hij was dus eigenlijk naar onze gedachten, voor niets gekokomen. Doch de man zelf dacht er anders over. Hij zei: Dominee, ik heb toch de zegen nog gehad?

Inderdaad, als die in geloof wordt ontvangen is het een zeer rijke zaak. Het is een zegen van Gód. En die de Heere zegent, die is waarlijk gezegend. Ik ga hier natuurlijk niet oordelen of deze man de zegen werkelijk in geloof heeft ontvangen. Ik weet wel, dat ik er beschaamd onder werd. En ik geloof dat menige dienaar van het Woord hier zijn schuld zal moeten belijden, gelijk dit ook menige hoorder zal moeten doen.

Wat wordt er in de kerk menigmaal gezondigd door het achteloos verrichten van de meest heilige handelingen, alsook door het achteloos er onder verkeren. Wat is het waar dat de allerheiligste verrichtingen met zonden bevlekt zijn. En dat de allerheiligste maar een klein beginsel heeft van de nieuwe gehoorzaamheid, dat is van het leven naar de wil van God. Ook in het uitspreken van de zegen en in het aanhoren daarvan. Dit te zeggen verontschuldigt ons natuurlijk niet.

Integendeel. Het beschuldigt ons. En nu moet dit nog tot schuld gemaakt worden ook, willen we de schuld daarvan gevoelen. Hoe hebben we toch in alles de Heere nodig. En mochten we Hem maar veel in alles nodig hebben. Want zonder Hem vermogen wij niets. Maar dan ook totaal niets ! ! !

Als het over de zegen gaat, dan kunnen we spreken over een zegenwens, een zegengroet en een zegenbede. Alle drie de benamingen komen voor. Misschien zeggen jullie wel: Zit daar dan ook al verschil in?

Ik dacht van wel. Als je spreekt over een zegenwens, dan wordt de zegen toegewenst zonder meer. Het onderstelt geen enkele band tussen hem, die de zegen geeft en hen die de zegen ontvangen. Vergeet niet, dat als de dominee de zegen uitspreekt, dat hij dit ambtelijk doet. Dat is in opdracht en in Naam van God. Dus, ambtelijk gezien, spreekt God Zelf de zegen uit, door middel van Zijn dienaar. En dat is altijd meer dan een wens. God wenst niet, maar God spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er...... Het spreken over een „zegenwens” is dus, goed gezien, een zeer oppervlakkig spreken.

Te spreken van een „zegengroet” is beter. Dat onderstelt een relatie. De gemeente komt samen. Het is „idealiter” gezien, de gemeente van de levende God. Zij vormt het lichaam van Christus. Van dat lichaam, de gemeente, is Christus het Hoofd. De gemeente, het lichaam nu, ontvangt de zege,n van God, door Christus. Als men dus zo de zegen ontvangt, dan wordt men als gemeente zegenend begroet door God, die de gemeente kent, terwijl de gemeente, „idealiter” gezien, geacht wordt haar God te kennen. Er is dus relatie. Om het heel konkreet te zeggen: Van Vader tot de kinderen en van de kinderen tot de Vader. Rijker verhouding is niet denkbaar. Nu zal het jullie misschien opgevallen zijn dat we enkele keren het woord „idealiter” hebben gebruikt en dat ook nog tussen aanhalingstekens hebben gezet. Wat betekent dit dan? Wel het wil zeggen hoe het wezen méét. Zo zou de verhouding moeten zijn. Dat is het ideaal. Dat mogen we nooit uit het oog verliezen. Doch het gevaar is levensgroot aanwezig dat men de idealiteit voor de werkelijkheid gaat aanzien. Dat is een gevolg van het veronderstelde geloof, waar we al eerder tegen hebben gewaarschuwd. En ik geloof niet dat het overbodig is, dat dit bij herhaling geschiedt. Wanneer men belijdenis van het geloof heeft gedaan, dan gaat men er van uit, dat men ook inderdaad het zaligmakende geloof deelachtig is. En hoezeer dit ook te wensen zou wezen, het is in strijd Met alle werkelijkheid.

O zeker, ik weet wel dat er altijd een overblijfsel naar de verkiezing der genade Gods geweest is en dat dat er ook zal blijven. Daar zal God Zelf voor instaan. Elia dacht in zijn dagen ook dat hij alleen was overgebleven, terwijl er toch nog 7000 waren die de knie voor Baä niet hadden gebogen. En zo zal het blijven. Maar dat neemt niet weg, dat we nu, ondanks alle geestelijk geschreeuw, in een, geestelijk zeer donkere tijd leven. Alleen hij, die wit zwart wil noemen kan het anders zeggen, maar de werkelijkheid is zo.

Daarom geven wij de voorkeur om te spreken over een „zegenbede”. Die benaming werd vroeger onder ons altijd gebruikt, en die bevredigt ons tot nu toe het meest. In dat woord „zegenbede” zit de groet besloten voor hen die waarlijk kinderen van God zijn, terwijl er tevens het besef door wordt uitgedrukt hoezeer men van de zegen afhankelijk is, waarom men die biddend wenst te ontvangen.

In het woord „zegenbede” zit dan ook de gedachte vervat, dat degenen die nog geen kinderen van God zijn, en toch mee zijn opgekomen naar het huis van God, de zegen wordt toegebeden, in die zin, dat het God behagen mocht hen ook een zegen te schenken, en dan uit vrije genade. Zo moet uiteindelijk een ieder hem ontvangen: de kinderen, alsook diegenen die nog geeni kinderen genoemd kunnen worden in de ware zin van het woord.

Zo wordt men enerzijds bewaard voor oppervlakkigheid en anderzijds voor een idealiteit die de werkelijkheid niet dekt. Men stelt zich dan bewust op tegenover de gemeente in haar realiteit, dat is de werkelijkheid.

God geeft Zijn zegen, en een ieder die er onder zit, heeft de roeping om in gebed deze van de Heere te mogen ontvangen. Zo wordt enerzijds de souvereiniteit Gods gehandhaafd (Hij geeft het aan wie Hij wil) en anderzijds de afhankelijkheid beleden. En als dit dan een belijden mag zijn waarachter de beleving zit, dan zal de Heere Zich niet onbetuigd laten, en Zijn zegen uit vrije genade, rijkelijk schenken. Zo krijgt God de eer en, zo ontvangt de zondaar zijn zaligheid. Zo geve Hij het ons allen te beleven.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

VOOR DE JEUGD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's