Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AL DE WOORDEN DEZES LEVENS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AL DE WOORDEN DEZES LEVENS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

6

Wet en Evangelie in verband met Handelingen.

We hebben beloofd voor ditmaal over de volgorde: Wet en Evangelie iets te zeggen in verband met het gedeelte dat ons bezighoudt nml. Handelingen 4:20. We kunnen niet nalaten voordat we dit nader bezien om een citaat door te geven van Ursinus, één van de opstellers van de Heidelbergse Catechismus. Het zal u niet onbekend zijn dat deze Ursinus een nadere verklaring van dit leerboek gegeven heeft in het Schatboek. Hij spreekt daarin over de verhouding van Wet en Evangelie op een plaats, waar dat te verwachten is nml. als hij nader ingaat op de vraag Zondag 1: Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zalig leven en sterven moogt? Juist als hij ingaat op het eerste “stuk”: ten eerste hoe groot mijn zonden en ellenden zijn, zegt hij wat over de zaak, die onze aandacht heeft .... We nemen het hier even in zijn geheel over:

”Want de mensen zijn geen bekwame toehoorders van het Evangelie, tenzij dat zij hun zonden en ellendigheid bekennen. Want door de verkondiging van de Wet, uit welke de ellendigheid bekend wordt, moet de verkondiging van het Evangelie voorbereid worden, anders zouden de mensen tot een zorgeloosheid gebracht worden en alle troost zou onzeker wezen nadien een vaste troost met vleselijke zorgeloosheid niet kan bestaan. Daarom moet men van de verkondiging van de Wet beginnen, gelijk wij zien dat de Profeten en Apostelen gedaan hebben, opdat de mensen afgebracht worden van de waan van hun eigen rechtvaardigheid en alzo tot de ware bekering voorbereid. Hetwelk zo het niet geschiedt, zo worden zij door de verkondiging der genade zorgelozer en hardnekkiger en alzo worden de paarlen voor de varkens gestrooid”.

Over dit gedeelte zou veel op te merken zijn. We doen het niet behalve dit, dat u niet moet doen denken dat Ursinus hier zegt dat de Wet aan ieder en het Evangelie alleen aan de uitverkorenen geboodschapt moet worden. Het gaat hier duidelijk over de toebereiding van de hoorders van het Evangelie, niet o over wat zij horen. Voor die toebereiding is de verkondiging van de Wet onmisbaar nodig. Maar het valt op dat Ursinus zonder meer stelt: Daarom moet men de verkondiging der Wet beginnen, gelijk wij zien bij de Profeten en Apostelen...” Ursinus vindt dit laatste zo vanzelfsprekend dat hij er geen enkel schriftgedeelte bij aanhaalt. Zo diep is hij ervan overtuigd dat én de Profeten én de Apostelen begonnen zijn bij de verkondiging der Wet.

Nu zal ieder dit toestemmen als hij het heeft over de Profeten, maar de vraag kan leven: kan dit nu zo maar van de prediking der Apostelen gezegd worden? Hebben zij niet direct het Evangelie gebracht zonder eerst de aanklacht der Wet naar voren te brengen? Tenslotte is het zo dat al zou Ursinus het nog zo met nadruk gezegd hebben dan kan dat toch nooit de grond zijn om het aan te nemen, Gods Woord Zélf kan alleen maar overtuigen.

We twijfelen er niet aan of Ursinus heeft geheel in overeenstemming met Gods Woord Zélf geschreven. Het kon wel eens zijn dat wij juist zover afgeraakt zijn van het reformatorisch belijden dat we tot de vraag komen: hebben de Apostelen zó wel gepreekt? De eerste Pinksterpreek van Petrus komt met de aanklacht van de Wet. De mannen van Israël worden schuldig verklaard. In het geheel van de boodschap neemt deze aanklacht zijn plaats in, opdat er plaats gemaakt zou worden onder de zegen van de Heilige Geest voor het Evangelie. En als de kreupelgeborene genezen is en als een wandelend wonder in het midden van Israël gaat dan predikt Petrus weer de aanklacht van de Wet, “maar gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was zou geschonken worden..” Weer: in het geheel van de boodschap van de enige Naarn, die er onder de hemel gegeven is heeft die veroordelende taal zijn pints. Roept Petrus niet ernstig op in dezelfde preek tot bekering?

Niet anders is het als de Apostelen de opdracht krijgen om al deze woorden des levens in de tempel te gaan spreken. Dan is het niet de bedoeling van de hemel dat zij een soort Evangelieprediking moeten brengen, waarin de stem der Wet niet zal spreken. Dat is alleen al in strijd met de inhoud van de woorden des levens. Het gaat daarin om het leven, dat vreemd is voor de natuurlijke mens en waar de eigengerechtige Israeliet vijandig tegenover staat. Daar hebben zij niet van kunnen zwijgen. En dat zij er niet van gezwegen hebben blijkt duidelijk uit het vervolg. Als namelijk .later de Apostelen gegrepen worden om hun opnieuw verkondigen van de boodschap dan spreken zij zelf van hun leer, die zij brengen, tot de Joodse Raad. Zij vatten die samen met twee woorden nml. bekering en vergeving. Dat zijn de twee zaken die Israël nodig heeft. Bekering en vergeving. We willen hier Calvijn laten spreken in zijn verklaring van het boek Handelingen: „Wij weten verder dat in deze twee zaken de gehele korte inhoud van het Evangelie is samengevat. Daarom wijzen de Apostelen hierop, niet alleen tot verdediging van hun eigen personen, maar bovenal om de bediening van Christus in een helder daglicht te plaatsen, opdat zij, kon het zijn, ook sommigen van de verwoede vijanden der godzaligheid voor het Evangelie mochten winnen.” Als dan de Apostelen hun leer samenvatten zoals die hen toch meegegeven is door de Koning der Kerk Zélf, dan behoeft toch niemand er aan te twijfelen dat zij Wet en Evangelie gepredikt hebben. De Heilige Geest werkt de bekering van hart en leven door middel van prediking der Wet. Zeker die bekering is een gave Gods, wordt geschonken uit de Verhoogd Christus. Dat zeggen juist de Apostelen. Maar dat doet niet teniet dat de Heere Zijn Wet daarvoor gebruikt om het hart aan te klagen en aan de eigengerechtigheid te ontdekken. En waar dit in de prediking nagelaten wordt, verarmt deze. Dan kan men menen een ruim Evangelie t,e brengen maar men doet het juist niet. Met recht: de boodschap kan dan wel ruim genoemd worden, maar het is nu juist niet de boodschap van het Evangelie, dat van genade voor schuldigen in de gerechtigheid van Christus spreekt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

AL DE WOORDEN DEZES LEVENS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's