Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRIENDEN VAN „BEWAAR HET PAND”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRIENDEN VAN „BEWAAR HET PAND”

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Onder dezelve nu waren uit de kinderen van Juda: Daniel, Hananja, Misael en Azarja.”

„Vrienden van Bewaar het Pand”, zo zijn wij gewoon om op een dag als deze elkander aan te spreken. Laten we echter niet denken dat wij dit alleen zijn. Wie dat zou menen, vergist zich grotelijks.

We hebben u vier namen voorgelezen van vier jonge mensen, die al eeuwen geleden geleefd hebben, op wie met recht de naam van „Vrienden van bewaar het pand” kan worden toegepast.

Als we gezegd hadden dat het namen zijn van vier jonge mensen, dan moeten de ouderen niet denken, dat het gesprokene hen niet aan gaat. Want de vier genoemde jonge lieden hebben ook allemaal ouders gehad, die voor hen in hun leven van grote betekenis zijn geweest. De ouders die hier aanwezig zijn (en afwezig zijnde, het nu lezen) hebben allemaal kinderen, en zij mogen zich afvragen hoe hun houding daartegensvcr is.

De ouders brengen de kinderen voort en hebben ten opzichte van hun kinderen grote verantwoordelijkheid.

Degenen, die nu nog onder de jeugd gerekend worden, hopen zelf ook straks tot de ouderen te behoren en vaders en moeders van kinderen te zijn.

Daniël, Hananja, Misael en Azarja leefden in een donkeretijd. De afval van God en Zijn gebod was onvoorstelbaar groot. Het was met het bondsvolk Israël z6 gesteld, dat God hun ongerechtigheid niet langer kon gedogen. En daarom werd het volk door Nebukadnezar weggevoerd in ballingschap naar Babel, zo wordt het ons medegedeeld aan het begin van het boek, dat de naam van Daniel draagt.

Ook wij leven in een donkere tijd, een tijd van afval van God en Zijn gebod, die schier zijn weerga niet kent. Niemand, die „bij de tijd” is, zal dit durven tegenspreken.

Deze vier jongens hebben volgens de kanttekenaren van de Staten Vertaling Godvrezende ouders gehad. Wij geloven dit gaarne. Het wordt afgeleid uit de namen die ze aan hun kinderen hebben gegeven.

Want Daniel betekent: God is rechter. Hananja betekent: De HEERE heeft mij genade bewezen. Misaël betekent: Eén die de HEERE aangrijpt. Azarja betekent: De HEERE helpt. Deze ouders, dat kan niet uitblijven, en dat blijkt ook uit het leven van hun kinderen, hebben hun kinderen onderwezen in de vreze des Heeren.

Ik kom hier dadelijk met een vraag tot de ouders. Namelijk of ook van hen gezegd kan worden, dat zij de Heere vrezen en of ze hun kinderen in de vreze des HEEREN voorgaan? Want dat is de plicht overeenkomstig de belofte, eenmaal bij de Heilige Doop gegeven. En hoevelen zijn er dat niet, helaas, die het wel hebben beloofd, maar die zich van het „doen” ten enemale ontslagen achten. Men voedt de kinderen wel op, om hen dóór dit leven te helpen, zonder er ooit aan te denken, dat die kinderen ook een ziel met zich omdragen, die voor een eeuwigheid geschapen is.

Kinderen, als jullie in het grote voorrecht mogen delen ouders te hebben, die God vrezen, geven jullie dan ook acht op hun woorden en wandelen jullie met al de ernst die in je is ook in hun wegen? Ik vraag maar. Laat een ieder eens antwoord geven tussen de HEERE en zijn ziel.

Dat de godzalige opvoeding in het leven van deze vier jongens vruchten droeg, kwam openbaar, toen zij midden in de wereld terechtkwamen. Want zo moeten wij het toch wel stellen. Stel je voor, toen zij zestien zeventien jaar oud waren, werden ook zij overgebracht vanuit het „heilige land”, naar Babel. Dat was een „heidens land”.

Omdat zij nog van koninklijke huize waren ook, zie vers 3, kwamen zij terecht aan het hof van Nebukadnezar, om een opleiding te volgen van drie jaren, waardoor zij in staat gesteld zouden worden om straks voornarne posten in het leven in te nemen.

Dit bracht in het leven van deze jongens een grote verandering teweeg.

Zij moesten onderwezen worden in de boeken en de spraak der Chaldeeën. De koning gaf ook bevel dat zij gevoed moesten worden met de beste spijs, en met de beste drank, opdat zij na drie jaren als „super” - mensen voor zijn aangezicht zouden kunnen staan.

Daarenboven werden hun namen ook nog veranderd. Zij kregen heidense namen, opdat zij daardoor hun joodse afkomst maar zouden vergeten, en geheel doordrenkt zouden worden van de heidense cultuur.

Daniel werd in het vervolg „Beltsazar” genoemd, en dat betekent: Schatbewaarder van Bel. Hananja kreeg de naam „Sadrach” dat: Beinvloed - door - de - zon, wil zeggen. Misaél zou in het vervolg „Mesach” heten en dat wil zeggen: Een die de godin Sacha toebehoort. Azarja werd de naam „Abednego” gegeven en dat wil zeggen: Knecht van Nego (de god van het vuur).

Ieder begrijpt welk een verzoeking dit voor deze jeugdige vrienden was. De verzoeking kwam van de kant van de duivel. Doch van des HEEREN kant gezien, was het voor hen een beproeving.

De duivel verzoekt, de HEERE beproeft!

De duivel doet dit tot ondergang. De HEERE doet dit tot loutering. Dit zijn zaken om over na te denken.

Het is niet moeilijk om vanu it de situatie waarm deze jeugdige vrienden verkeerden, lijnen te trekken paar deze tijd.

Want ook onze jonge mensen moeten op een gegeven moment door de ouders worden losgelaten. Zij gaan de hogere scholen bezoeken. Zij moeten in deze tijd, op een volwaardige wijze, zoals dat heet, hun plaatsen in het leven in kunnen nemen. Zij worden dan gekonfronteerd met beginselen, die zij van huis uit niet hebben meegekregen. De wijsheid dezer wereld staat nu eenmaal haaks op datgene wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft. In plaats van het „Brood des levens” krijgen zij wereldspijs voorgescho teld op allerlei manier. Het wordt hun gepresenteerd zeer aantrekkelijk, via boek en blad, radio en televisie. Zij moeten vervolgens de bijbel maar vergeten. En dat zij gedoopt zijn, en „christelijke” namen dragen, moeten zij ook maar vergeten.

Men moet een mens zijn van „deze tijd”. Met Gods geboden kun je dan niet rekenen. Met de bijbel kom je er in het leven niet. Want die eist zoveel wat toch niet meer is op te brengen, en die gebiedt zoveel wat niemand na kan komen. Hij is hoogstens nog goed voor oude mensen en kleine kinderen, die men met verhalen misschien nog een poosje zoet kan houden, maar dan ben je met de bijbel ook schoon aan het eind.

Vergeet het maar dat je tot de kerk behoort. Dat je gedoopt bent en dat je van Godswege vermaand en verplicht bent tot een nieuwe gehoorzaarnheid.

Als je dat allemaal in je leven nog zoudt willen verdisconteren, dan ben je ten enemale een belaching.

Ik geloof zo, met een enkele zin, de hedendaagse situatie wel getekend te hebben. Deze tijd is, met al datgene wat zij biedt, voor jong en oud verschrikkelijk verleidelijk. Het getal is ontelbaar van diegenen die het „heidense wereldcultuur patroon” volgen. Zij gaan de wereld in en keren de kerk, God en Zijn dienst, voor goed de rug toe. O zeker, dat gebeurt niet in eens, maar in „drie jaar” kan er ontzaggelijk veel gebeuren. Men wordt geheel „omgeturnd”, zoals dat heet.

Zo ging het met veel jongeren en ouderen, ook in de tijd van Daniel. Zij keerden het verleden de rug toe en gingen op in de wereld, om er tenslotte ook in onder te gaan. Zij bewaarden het pand hun toebetrouwd, niet. Zij waren geen vrienden van bewaar het pand.

Je kunt natuurlijk zeggen: Zij waren niet uitverkoren, het is nooit iets met hen geweest. Als het ware kinderen van God geweest waren, dan zou het zover niet gekomen zijn, want de HEERE staat voor Zijn eigen werk in. En zo is het nu nog. Alles wat z.g.n. afvalt heeft er nooit wezenlijk bij behoord. Waar maak je je druk over, zou God voor Zijn volk niet instaan? Wis en zeker!

Nu ben ik de laatste, die daaraan zal twijfelen. De HEERE kent degenen die de Zijnen zijn, en daar staat Hij zeker voor in. Doch als we op deze lijn eenzijdig door gaan redeneren, dan wordt de mens alle verantwoordelijkheid benomen, en dat is in strijd met het Woord van God, dat de mens voor al zijn daden, woorden en denken ten volle verantwoordelijk stelt.

Daniel, Hananja, Misaël en Azarja waren vrienden van bewaar het pand. De beginselen, die zij van huis uit hadden meegekregen, werden door hen in Babel verloochend. Zij hebben die bewaard. Dat was geen prestatie van hen, doch vrucht van de vrije genade Gods. Zij werkten huns zelfs zaligheid met vrezen en beven, omdat het God was, Die in hen werkte, beide willen en het werken, naar Zijn welbehagen.

Ik lees van hen geen opzienbarende bekeringsgeschiedenissen, zoals die ons van Manasse wordt medegedeeld, wat natuurlijk niet zeggen wil, dat zij als „nette kinderen des verbonds” niet bekeerd behoefden te worden. Wie de gehele geschiedenis nagaat en het gebedsleven van Daniël volgt, die weet wel beter. Doch als je nooit met je hele leven in de goot hebt gelegen, behoef je er niet uitgehaald te worden.

Niemand behoeft ten deze jaloers te zijn op de bekering van Manasse. Want dat hij geleefd heeft, zoals hij voor zijn bekering leefde, was niet tot eer van God. Die dit het meeste heeft onderschreven, is Manasse zelf geweest. En al degenen, voor wie het nodig geweest is, dat er zulke zware wegen met hen gehouden moesten worden, zullen dit onderschrijven.

Anderzijds is het zo, dat „nette verbondskinderen” die door God bekeerd worden, krijgen in te leven, wat Manasse uitleefde. Zij komen dan niet in een farizeistische houding boven hem te staan, maar als anne zondaren komen zij naast hem te zitten.

Gelukkig, wie daar iets van wet,en mag.

De Godzalige opvoeding werd aan de harten geheiligd. En zo werkt de HEERE heden ten dage nog. Het „leven” komt dan in de vruchten openbaar.

Zie dat maar in het leven van deze vier vrienden. Want zij moesten dóór de wereld. Daar konden zij echt niet „naast” gaan leven. Zij hebben gedaan wat zij moesten doen, voor zover hen dit niet in strijd bracht met het Woord van God. Zij studeerden, maar weigerden de spijs te eten, die van des konings tafel hen voortgezet werd. Want dat was vlees, wat aan de afgoden gewijd was. En van een afgodstafel eten, is van de tafel der duivelen eten, zegt Paulus. En daar wensten zij niet aan mee te doen. Dank u!! „Daniél nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou verontreinigen met de stukken van de spijze des konings, noch met de wijn zijns dranks; daarom verzocht hij van de overste der kamerlingen dat hij zich niet mocht verontreinigen.” Uit het vervolg blijkt, dat de vrienden van Daniel er precies eender over dachten. Zij wensten zich te houden aan het Woord van God, en alleen die spijzen te nuttigen, die hun geoorloofd waren te eten.

Denkt niet dat dit een geringe zaak geweest is. Want de Keukenmeester, de Melzar, zag door deze weigering zijn hoofd al op het spel staan. De koningen van Babel waren nu niet zo zuinig met het leven van hun onderdanen. Wanneer hun wil niet stipt werd opgevolgd, dan was het met hen gebeurd. Het was toen ook echt: Bevel is bevel!

Menselijk gezien, zat er niet veel kans in, dat de vrienden hun zin zouden krijgen. Als het van de mensen af had moeten harigen, dan hadden zij het deel van de wederstrevers ontvangen.

Doch het geheim van hun weigering was hun geloof. Zij vertrouwden op God. En Die maakte het zo, dat het hart van die Keukenmeester geneigd werd, om op het begeren van die vier vrienden in te gaan. Zij werden, bij wijze van proef, tijdelijk ontslagen geacht van des konings lekkernijen te eten.

En wat was het resultaat? Ik kan het met een enkel woord zeggen, want we moeten het niet te lang maken: De Heere zegende hen. Na de proeftijd doorstaan te hebben, kwamen zij er met God beter uit, dan alle anderen, die met God geen rekening hadden gehouden. De Heere bevestigde ook hier: Die Mij eren, die zal Ik eren .......

Zij hebben het pand bewaard. Zij bleven bij de oude beginselen, vastgelegd in het Woord van God, welke hen door de vaderen waren overgeleverd.

En zij zijn niet beschaamd geworden. Zij hebben beleefd:

Welzalig hij, die op U bouwt; en zich geheel aan U vertrouwt.

Vrienden van bewaar het Pand! Zo worden wij genoemd. Zijn wij het ook? Wij staan midden in de wereld even als zij. De verleidingen waar zij aan bloot stonden, waren veel groter dan waar de meesten onzer aan bloot staan. Al willen wij de moeilijkheden niet onderschatten, waar velen voor komen te staan. Doch de grote vraag blijft altijd: Bewaren wij het pand. gelijk als ook zij dat bewaard hebben?

En dan zijner niet weinigen, de eerlijkheid gebiedt ons dat te zeggen, die het pand rustig het pand laten, als het er in de praktijk van het leven op aan komt. Zij stemmen de waarheid wel toe, maar leven naar de waarheid is er niet bij. Zij zijn, om het met de woorden van Jacobus te zeggen: Alleen maar hoorders des Woords en geen daders. En dat is een zéer kwalijke zaak. Want wie de woorden des Heeren hoort en nog toestemt ook, doch ze niet doet, die wordt door de Heere Zelf bij een dwaze man vergeleken, die zijn huis op de zandgrond gebouwd heeft. En het einde daarvan is een ieder, die geen vreemdeling is in zijn bijbel, bekend. Want toen het noodweer kwam, dat is: toen het oordeel kwam, toen is het huis gevallen en de val was groot.

Zo moet een ieder straits verantwoording afleggen, als hij voor de Koning der koningen moet verschijnen, wat hij met het pand gedaan heeft, dat God hem heeft toevertrouwd. Dat is, wat hij met de waarheid gedaan heeft, waaronder hij is opgevoed en geleefd heeft.

Vrienden van bewaar het pand, hoe zult ge uw naam eer aan kunnen doen, als ge in de praktijk de weg van de wereld opgaat? Dan kunt ge hier een „vriend” heten, om straks toch nog als een vijand te moeten sterven. Want wie een vriend der wereld is, die wordt een vijand van God genaamd. En wie als een vijand sterft, gaat voor eeuwig verloren.

Daniel, Hananja, Misaél en Azarja hebben hier op aarde de „vuur” proef doorstaan, en zij zijn de hemel ingegaan. Niet uit verdiensten, maar uit genade, terwille van Hem, die met hen in het vuur verkeerde, en tijdens zijn borgtocht op aarde door het vuur van Gods toorn verteerd is. Daar mogen deze vrienden nu al eeuwen God voor groot maken. Zij zijn met God niet beschaamd uitgekomen. En niemand, die in dit leven waarlijk op God vertrouwt, komt met God beschaamd uit.

Indien gij waarlijk een vriend zijt van Bewaar het pand, omdat het Pand dat God u toebetrouwde u lief is, omdat het Woord van God u lief is, omdat de God van het Woord u lief is, gij zult het in de wereld niet gemakkelijk hebben. Want de „vijanden” kunnen alle vrienden van bewaar het pand wel verbranden, doch geen nood. Zo God voor u is, wie zal dan tegen u zijn? Al moet ge hier op aarde, „in Babel”, door het vuur der beproeving heen, de Heere zal u bewaren. Uwe ziel zal Hij bewaren. Want al zou het uw tijdelijke leven kosten, dan is u toch een beter lot bereid. Want God neemt u dan, door de dood heen, op in Zijne heerlijkheid. En dat voor eeuwig!! Terwijl alle vijanden het helse vuur bereid is. En dat voor eeuwig!!


Wien heb ik nevens u omhoog
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens u toch lusten?
Niets is er waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan nooit in bittere smart
Of bange nood mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed,
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.

Wie ver van U de weelde zoekt,
Vergaat eerlang en wordt vervloekt.
Gij roeit hen uit, die afhoereren
En U de trotse nek toekeren.
Maar ’t is mij goed, mijn zaligst lot,
Nabij te wezen bij mijn God.
’k Vertrouw op Hem, geheel en al.
De Heer!, Wiens werk ik roemen zal.


Ps. 73:13, 14

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

VRIENDEN VAN „BEWAAR HET PAND”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's