Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, leerboek van de orde des heils. Zondag 35.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, leerboek van de orde des heils. Zondag 35.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat in het tweede gebod, bij de behandeling van Zondag 35, om onze innerlijke verhouding tegenover de Heere, de God des Verbonds. En daar wij op de erve des verbonds leven in verbondsgemeenschap met de Heere, hebben wij met ernst te letten op de innerlijke beleving des harten, want de Heere ziet naar waarheid in het binnenste. Of Zijn beeld, dat bestaat in kennis, gerechtigheid en heiligheid, ons wel recht dierbaar is, om te mogen leven in Zijn gunst en gemeenschap. En dat is het delen in het licht van Zijn vriendelijk aangezicht.

Gaan wij daaraan voorbij, dan is het deelachtig worden van Zijn Goddelijke natuur door de Middelaar des verbonds niet echt ons leversbeginsel. Wat ons, hoe goed overigens ook bedoeld, de uitwendige verbondsgemeenschap doet houden voor het wezen der zaak. Wat Israël deed vervallen in een godsdienst van gesneden beelden, of deed komen tot het makén van enige gelijkenis, tot onderhouding van de godsdienst , alsof dat de ware was, om daarvoor te buigen en die te dienen.

En door daarin voort te leven, werd niet geluisterd naar de Heere, waarom die godsdienstige misdaden gestraft werden tot in het derde en het vierde geslacht, door hen alsdan te verstoten.

En al leven wij met ons historisch geloof in een rechtzinnige godsdienst, dan gaat dat toch met godsdienstige denkbeelden gepaard, die ons doen blijven in de staat van ongeloof en vijandschap. Daarmee kunnen we dus niet komen tot het deelachtig worden van de liefde Gods. Want de Heere uw God zegt, dat Hij barmhartigheid doet aan duizenden dergenen, die Hem liefhebben. Alleen in het geloof dat door de liefde werkt, kan het hart versierd worden met Zijn beeld, door de wet der liefde te graveren in het hart. En dat is het deelachtig worden van de Goddelijke natuur, waardoor het hart komt tot de onberouw,elijke keus om de Heere te vrezen, in de onderhouding van Zijn geboden. Om zo in die weg des geloofs en der waarachtige bekering, te mogen delen in Gods barmhartigheid, tot het smeken van Zijn vaderlijke liefde in de Middelaar des Verbonds. En op grond daarvan noemde de Heere Efraim een dierbare zoon, een troetelkind, aan wien Hij ontfermend dacht.

Het gaat dus om het liefhebben van de Heere en daarin is het beeld van Gods liefde in Christus, door de dierbare werkingen van Zijn Geest. En als dat in ons hart en leven gemist wordt, dan leven wij nog bij onze godsdienstige denkbeelden, al zijn wij in onze belijdenis nog zo rechtzinnig en ve rvuld met godsdienstijver, gelijk als de rijke jongeling. Want hij miste het liefhebben van de Heere.

Maken wij het deelachtig zijn van de liefde op uit hetgeen wij voor de Heere doen, dan is dat niet meer dan liefde van de algemene genade. En die liefde is ook nog wel te waarderen, als men dat maar niet houdt voor het beeld van de liefde Gods, als vrucht van het wederbaren- de werk van Gods bijzondere genade, “die Hij zonder ons in ons werkt.”

Het is groot als ons oog open is voor het gemis van die liefde. Want in het deelachtig zijn van die liefde, zegt het hart: “ Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.” Het is dus een liefhebben waa rin wij de Heere tot Getuige hebben, want zij gaat van Hem uit en wordt door Hem bekroond.

En nu komt de Heere tot ons in Zijn Woord met de volheerlijke openbaring van Zijn liefde, door de Zoon van Zijn liefde. Want in verband van het spreken door de Heere Jezus met Nikodemus, over de noodzakelijkheid en de mogelijkheid van de wedergeboorte, heeft Hij gezegd, om hem daarin te onderwijzen en te bemoedigen: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”

Waaruit ons duidelijk blijkt, dat de mens die lijdelijk ’is in de wedergeboorte, niet lijdelijk gesteld wordt tegenover de wedergeboorte, maar verantwoordelijk, want die niet geloofd zal hebben zal verdoemd worden. De Heere wil dat wij ons historisch geloof productief maken in het gebed door te smeken om wederbarende genade. En in het natuurlijke leven weten onbekeerden wel wat gebedsverhoring is, door de Heere te bidden in de nood der omstandigheden.

Maar daarom moeten wij niet denken dat bidden helpt alsof er iets goeds door opgewekt zou worden. Want dat is niet in de mens, dat kan alleen verwacht worden door het wonder van wederbarende genade.

Waarom wij ons hebben te verdiepen in het Woord des Heeren, de openbaring van Gods ontfermende liefde in Christus, want dat is het zaad der wedergeboorte. En het is de Heere Die daarin tot ons spreekt, om door Zijn Geest dode zondaren levend te maken. Want in Hem is het leven, Die gezegd heeft: “ Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u , de ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons van God, en die ze gehoord hebben zullen leven”.

En in die ure wordt het hart omstrengeld met het mgetspoer van Zijn ontfermende Liefde, om door Zijn goedertierenheid getrokken te worden uit de duisternis, tot Zijn wonderbaar licht. En het is in die liefde, dat het hart de Heere liefkrijgt, daar de wet der liefde geschreven wordt door Zijn Geest in het hart. Het wordt in hem een fontein springende tot in het eeuwige leven, want het hart bekomt een innig vermaak in Zijn dienst door de onderhouding van Zijn geboden.

In de liefde is het beeld des Heeren, dat door de oefeningen en beproevingen van het geloof, dat door de liefde werkt, steeds dieper gegraveerd wordt in het hart, om de Heere a an te kleven. En zo wordt de gelovige ok wer door Zijn kastijdende liefde gebracht op het rechte spoor, om het hart van zijn afdwalen te zuiveren. Wat het hart dan steeds meer klaarheid doet bekomen in de barmhartigheid van Zijn ontfermende liefde. Want de Heere neemt Zijn kinderen door de blijken en bewijzen van Zijn barmhartigheid, naar lichaam en ziel, en voor tijd en eeuwigheid, voor Zijn rekening. Want Hij weet hoe zwak van moed en hoe klein zij zijn van kracht. En zo komt de Heere degene die Hem lief mochten krijgen, Zijn barmhartigheid te bewijzen, om in Zijn kracht en dat is door Zijn liefde, te volharden. Want Hij laat niet varen het werk Zijner handen, tot bevestiging in het beeld van Zijn liefde, waarmee Hij het hart kwam te versieren.

En dat beeld is door de zalving van Christus het beeld van Christus. Want Christus leeft door Zijn Geestmet het beeld van Zijn ambtelijke bediening in het hart. Om zo de beelden als boeken der leken niet te dulden, maar te verwerpen in de kracht van Christus door het geloof.

Want wij moeten niet wijzer zijn dan God, Die Zijn Christenen niet door stomme beelden, maar door de levende verkondiging van Zijn Woord wil onderwezen hebben.

De Heere is in Zijn heilige tempel met de levende verkondiging van Zijn Woord. Wat ons met blijdschap doet denken aan het woord van Petrus, uit zijn tweede brief: “ En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op het licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de Morgenster opga in uw harten”.

Het gaat in deze vraag van Zondag 35 om de levende verkondiging des Woords. Hier gaat het dus niet om het boek der natuur waarin alle schepselen groot en klein als letteren zijn, maar om het Boek der Schriftuur, het Boek van de grote Levensvorst Jezus Christus. En de verkondiging van Gods volheerlijke heilsopen baring in Jezus Christus tot zegen en zaligheid van zondaren, is de levende verkondiging van Zijn Woord. Het gaat om het leven met de Heere in het geloof, en dat is het leven van de gelovigen in de Heere. De Heere spreekt door Zijn Woord en Geest naar het hart van Jéruzalém, Wat in het profetische Woors is geopenbaard, is op de berg der verheerlijking bevestigd met dit Woord; “ Deze is Mijn geliefde Zoon in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb”. En nu moet het profetische Woord niet alleen gepredikt, maar ook ter harte genomen worden, daar het ons de grote levensvorst aanwijst en aanprijst, opdat de dag van Zijn komst zou aanlichten, en Hij als de Morgenster zou opgaan in onze harten. Om Hem hier recht te leren kennen door het geloof en eenmaal door Hem te aanschouwen als de Zon der gerechtigheid: Want Zijn gerechtigheid redt van de dood en schenkt het eeuwige leven. Opdat wij hier door Zijn licht zouden leren leven als kinderen des lichts. Om een - maal ten volle verzadigd te mogen worden met het beeld des Heeren. Om hem alsdan in dat licht ten volle te verheerlijken. En dat was van ouds al de levende verkondiging van Zijn Woord, om er door wijs gemaakt te worden tot zaligheid.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's

CATECHISMUS, leerboek van de orde des heils. Zondag 35.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's