Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR DÉ JEUGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR DÉ JEUGD

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

We hebben de vorige keer iets over “bidden” proberen te zeggen. Daar is natuurlijk nog veel meer over te zeggen.

Paulus had als farizeeër het bidden geleerd. Maar met zijn farizeïstische gebeden kon hij de Heere niet behagen. Hij behaagde er alleen zichzelf mee. En de Heere walgde er van.

Hij leerde pas echt bidden, toen hij op de weg naar Damascus staande gehouden werd. Ja, hij werd echt “staande” gehouden, stilgezet, tot stilstand gebracht op de weg die zo naar de hel voerde. Doch dat wist de arme man niet. Zo lang een mens nog onbekeerd is, en dat geldt ook van een jong mens, weet hij niet hoe nameloos ongelukkig hij is. Daar moet hij allemaal achter gebracht worden.

Tegenwoordig zijn alle kerkmensen zo ongeveer gelukkig, zonder ooit ongelukkig geweest te zijn. Doch laten jullie je a.u.b. niets wijs maken. Want om waarlijk gelukkig te worden, moet je eerst je ongeluk leren kennen. Want eerst als je je ongeluk leert kennen, wat hierin bestaat, dat je buiten God ligt, dan ga je het geluk zoeken, dan zoek je met de Heere in het reine te komen. Dan ga je eerst echt bidden. Dat kun je ook zien in het leven van onze briefschrijver Paulus.

Toen de Heere hem staande hield, weet je wat toen zijn eerste gebed was?

Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? Hij, die het altijd gedacht had te weten, wist het niet meer en daarom vroeg hij het aan de Heere. Hij, die altijd zijn eigen wil volbracht had, zag nu in, dat zijn wil gans verdo rven was. En daarom vroeg hij nu naar de wil des Heeren. Dat is er een bewijs van dat zijn wil was veranderd. Dat is een van de eerste kenmerken van wedergeborte. Dus willen jullie weten of de dat zo noodzakelijke wonder ook in jullie leven al heeft plaats gevonden, vraag je dan maar af, wat nu eigenlijk je diepste begeren is. Wil je je eigen wil, je eigen zin, je eigen mening volgen en dan met lust, of wil je de wil des Heeren volbrengen. Is het je hartelijke begeerte om naar zijn wil te leven? Heb je lust, heb je er zin in om de Heere te vrezen, omdat de Heere dit ze waard is, dan is dit een vrucht van het wondere werk der wedergeboorte in je hart, al durf je het er zelf nog niet voor te houden.

Als Paulus gezegd had, dat hij nu gelukkig was, omdat hij naar de wil des Heeren had gevraagd, dan zou hij geschrokken zijn, omdat hij het zelf zo helemaal nog niet zag. Hij gevoelde zich veeleer ongelukkig. Daarom is het bij dat ene gebed in zijn leven niet gebleven. Neen, het woord “bidden” (mijn gebeden) staat in de tekst in het mee rvoud. Dat wil zeggen dat hij na dat eerste gebed nog heel veel gebeden heeft. Denkt maar aan zijn verkeer in Damascus. Hij was daar drie dagen, terwijl hij niet at of dronk, maar hij vastte en bad. Heel zijn leven is een biddend leven geweest.

Het gebed wordt wel eens genoemd: De ademtocht van de ziel. Misschien hebben jullie deze uitdrukking ook wel eens gehoord. En zo niet, dan hoop ik toch dat jullie hem nu zullen begrijpen. Als een mens, dat wordt er mee bedoeld, geen adem zou kunnen halen, dan zou hij stikken. Want zonder adem kan niemand leven. Nu zo is het met een geestelijk levend mens. Als die niet zou kunnen bidden, dan zou hij geestelijk dood gaan. Daar heeft natuurlijk een geestelijk dode geen last van, doch een geestelijk levende wel.

Paulus heeft zich in zijn leven gehouden aan zijn eigen worden, die hij ens de Thesalonicénsen heeft voorgehouden: Bidt zonder ophouden. Hij zei dit niet alleen tot anderen, tot hun bestwil, maar hij bracht dit ook zelf in praktijk. Doen jullie dat ook, jongens en meisjes? Daar behoef je niet voor op bepaalde plaatsen te zijn, b.v. in de kerk, of op een gezelschap of op een zolderkamertje. O zeker, daar kan het ook, en daar gebeurt het ook. Maar het kan ook op andere plaatsen. Ik denk b.v. maar weer aan Paulus. Toen hij schreef: Ik dank mijn God, uwer altijd gedachtig zijnde in mijn gebeden, toen bevond hij zich in de gevangenis te Rome. Nu behoef je natuurlijk ook niet in de gevangenis te zitten, om tot bidden te komen. Hoewel de Heere soms ook wel mensen in de gevangenis doet belanden, om het bidden te leren.

Ik bedoel er alleen dit maar mee te zeggen, dat men overal bidden kan. Dat kan ook op school, op kantoor, op de fabriek, zelfs onder je werk door. Een ieder die de Heere aanbidt in geest en waarheid, waar dit dan ook gebeurt - zie er Joh. 4 : 21-24 maar op na - die is de Heere welaangenaam.

Ik dank mijn God, uwer altijde eddacchtig zijnde in mijn gebeden. Als Paulus bad, dan deed hij dat niet alleen voor zichzelf. Hij dacht in zijn bidden ook aan Filemon en de ziinen. Paulus was dus in zijn bidden geen egoïst. Dat is, dacht ik, ook een zaak om over na te denken. Wij denken in ons bidden zo menigmaal alleen aan onszelf. Zulke gebeden worden “zelfzuchtige gebeden” genoemd. Als ik het maar heb, en dan laat de hele wereld mij koud.

Het is naar de eis van Gods Woord dat we ook voor elkander zullen bidden. Zie maar Jac. 5 : 16. Het ware bidden voor elkander geschiedt vanuit de gemeenschap met het Hoofd de Heere Jezus Christus. Al de leden van het lichaam, de Kerk, zijn elkanders leden. En die hebben elkander nodig. De hand kan tot de voet niet zeggen: Ik heb u niet van node enz. Werd dit meer waarachtig versta an. Er zou minder tegen elkander gezucht worden en meer voor elkander gebeden worden. De gemeenschap der heiligen zou dan meer tot openbaring komen. Daar zou dan van de Kerk een goede reuk uitgaan. Een reukedes levens ten leven en niet des doods ten dode.

Nu moet men niet alleen voor de ware leden bidden, zoals Paulus op het oog had, toen hij aan Filemon schreef, doch we moeten voor alle mensen bidden. Ik denk hier in het bizonder aan een brief, die ik laatst van een Bewaarhet-Pand-lezer uit het Noorden, in h anden kreeg. Die man, en ik neem aan ook zijn vrouw, hadden nog al wat moeite met de kinderen. Als ik het goed begrepen heb, dan studeerden de kinderen en groeiden zij in kennis de ouders boven het hoofd. Met als gevolg dat zij het natuurlijk veel beter weten dan die “achterlijke” ouders. Zij gingen de brede wegen op, tot smart van hen, die alles voor hun kinderen gedaan hadden, om hen een plaats in het leven te doen innemen. Dergelijke verhoudingen komen helaas maar al te veel voor. Dit geeft menig ouderpaar veel verdriet. Alle waarschuwingen worden dan in de wind geslagen of met een “lachertje” afgedaan. Zo iets is natuurlijk vreselijk. Op het onderdanig zijn aan de ouders is altijd, naar het Woord van God, nog een zegen verbonden. Terwijl op het ongehoorzaam zijn aan de ouders een vloek rust. Want wie vader of moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in dikke duisternis. Ik zou die ouders willen raden, als ze geen weg meer met hun kinderen weten, om de weg naar Boven te zoeken, zolang die nog open is. Want het is mogelijk dat ook die afgesneden wordt. Wanneer zij namelijk zonden bedrijven tot de dood, zoals Johannes, de apostel der liefde nog wel, daarover sch rijft in één van zijn brieven. Maar zolang dat niet gebeurd is, en dat kan ik niet uitmaken, zoekt dan het aangezicht des Heeren geduriglijk, ook al wordt het resultaat niet dadelijk gezien. Hiskia had ook een zeer verkeerde zoon. Hij heeft als een Godvrezende vader, daar kunt u wel van overtuigd zijn, alles gedaan, om zijn zoon Manasse in het rechte spoor te krijgen. Doch hij heeft er zelf nooit iets van gezien. Toen Manasse 12 jaar oud was stierf zijn vader, en de zoon ging voort op zijn heilloos pad, zoals nog nooit iemand voor hem het bewandeld had. Doch dit alles stond de Heere niet in de weg, om Manasse toch te bekeren. En dan niet dank zij de gebeden van Hiskia. Want die moest met zijn gebeden er buiten vallen. Toch is hij mede bekeerd op het gebed van zijn vader. Zo weten wij nooit wat de Heere doen zal. Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. En Hij maakt uiteindelijk in alles Zichzelf groot.

Ik zou verder alle “eigenwijze” kinderen willen zeggen, die het beter weten dan hun “domme” ouders, weest niet wijs bij uzelf, maar vreest de Heere en dan kt Hem voor alles wat Hij u in uw ouders gaf. En weest hen onderdanig, in alles wat goed en recht is. Daar wil de Heere Zijn zegen op doen rusten. Bedenkt kinderen, hoe ouder je wordt, hoe meer je tot de ontdekking komt, als je tenminste nog enig menselijk gevoel over houdt, dat je “domme” ouders toch echt zo dom niet waren. Ze hebben je in “liefde” zoeken te leiden, en dat is nu juist datgene wat “eigenwijze” kinderen ontbreekt. Liefde is een groot goed. De liefde is uit God. Zoekt ze bij Hem. En waar liefde woont, gebiedt de Heere Zijn zegen.............

Met hartelijke groeten van jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's

VOOR DÉ JEUGD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's