Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JEZUS EN ZACHÉÜS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JEZUS EN ZACHÉÜS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

. . . . en zeide tot hem: Zacheüs! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven.

Zacheüs zit aan de goede weg! Want Jezus zou door die weg voorbijgaan! En nee, Jezus gaat niet voorbij aan Zacheüs, die in een wilde vijgeboom is geklommen, omdat hij Jezus wilde zien. Het wordt vindenstijd voor Zacheüs. Het wordt een ontmoeting, die niet alleen onvergetelijk voor hem zal worden, maar die een voor alle eeuwigheid beslissende wending in zijn leven zal brengen.

En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem. Jezus ziet naar boven! Hij wil Zacheüs zien en zaligmaken. Want deze tollenaar in die vijgeboom is een van de gegevenen Zijns Vaders. Op Zijn program stond ook zijn naam geschreven door de Vader der lichten. Ik zal genadig zijn, die Ik genadig ben, en Ik zal Mij ontfermen, dien Ik Mij ontfermen zal! Hier regeert de genade, koninklijk vrij! Hoor maar; En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem: Zacheüs! Wat is dit groot! Jezus richt Zijn oog bepaald op Zacheüs. Hij spreekt hem persoonlijk aan. Hem, Zacheüs, de tollenaar, de man, die alleen maar dacht aan geld en goed. Wat moet er wel niet door Zacheüs zijn heengegaan? Hij, Jezus, Hij kent mij; Hij weet wie ik ben; Hij noemt mijn naam!

Misschien weet u daar wel iets vanaf! Dat u zich persoonlijk door het Woord van God, en daarom door de Heere Zelf wist aangesproken. Dan ervaren wij dat van binnen, dan gevoelen wij het in ons hart. Dat de Heere onze naam noemt en zegt: „u, die de zonde koestert in uw hart; u, die geen lust hebt om Mij te vrezen; u, overspeler; u, vroom-prater; u, schijn-christen; Ik ken jou. Jan, Willem, Maria. . . . . . .

Kennen wij dat bij ervaring? Dat de Heere ons persoonlijk aansprak, ons bij de naam noemde? Zo, dat we Zijn Woord niet meer van ons af konden schudden? Zo, dat Zijn Woord ons vast greep en vast hield? Dat is toch nodig, nietwaar? Zolang het nog zo in het algemene blijft, dan kunnen wij de waarheid toestemmen en bijvallen maar dan is zij nog geen waarheid voor ons hart geworden, zodat ze ons vrij maakt van de leugen, waarin wij van nature verstrikt zijn. En dat hebben wij onmisbaar nodig. Dat het Woord van God, door de kracht van de Heilige Geest, indaalt in ons hart. Zodat we er niet meer onderuit kunnen, alsof de dominee alleen voor mij spreekt . . . . . . .

Zullen we er ons niet biddend toe zetten, om Gods Woord te beluisteren, als tot ons persoonlijk gericht? Want zo bedoelt de Heere het toch. En zullen we ook niet vergeten, dat de drieenige God al eed-zwerend boven ons heeft gestaan, toen wij nog niet wisten, dat we bestonden en dat Hij ook toen al onze naam heeft genoemd: Jan, Willem, Maria . . . . . . .

. . . . . . .En zeide tot hem: Zacheüs! haast u en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven! Zacheüs, aarzel niet om uw deur voor Mij te openen, want Ik wil met u handelen naar het welbehagen van Mijn genade!

Wat moet het Zacheüs wonderlijk te moede zijn Rcweest: Jezus, Die hem bij zijn naam genoemd heeft, Die hem blijkbaar kent en dus alles van hem afweet. Die zijn hele zondige leven doorgrondt, die Jezus wil nu intrek in zijn huis nemen.

Haast u, Zacheüs, om uw deur voor Mij te openen. Laat Mij binnen in uw zondige hart, in uw zondige huis! Haast u, Zacheüs, want zo wil Ik het! Vandaag bij u, en bij niemand anders! Want Ik moet heden in uw huis blijven!

Maar, Heere Jezus, hoe kan dat? Bij mij intrek nemen? Gij bij mij? Maar dat kan niet. Dat is onmogelijk. Gij, de Heilige, de Reine, bij mij, de onheilige, de vuile. Nee, dat kan niet! Wij passen niet bij elkaar! Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens!

Maar de Heere zegt: “toe, Zacheüs, haast u nu! Nu geen tegenwerpingen meer! Zacheüs, Ik ken u. Mijn Vader gaf u aan Mij! Ik ga Mijn bloed ook voor u storten! Zacheüs, u ontdekt in uw hart reden voor de toorn en de wraak van God, die ge u hebt waardig gemaakt. Maar Ik vind in Mijn hart reden om u genade te bewijzen!

Zacheüs, haast u nu en kom af, want Ik moet heden in uw huis blijven! Ik moet! Hoort ge het, Zacheüs? En als Jezus zegt: “Ik moet!”, dan moet het! Dan kan niets Hem nog tegenhouden. Ook Zacheüs niet! Zie maar: En Zacheüs haastte zich en kwam af, en ontving Hem met blijdschap.

Zacheüs, de tollenaar, de zondaar, de onreine, hij komt uit de boom, zoals hij is, en zo mag hij Jezus met blijdschap in zijn huis ontvangen. Zo wil Jezus tot hem komen. Hij behoeft zich niet eerst op te knappen. Hij behoeft niet eerst een beter mens te worden. Kom af, Zacheüs, zoals ge zijt, als Zacheüs, als tollenaar„ als zondaar. Als ge zo komt, dan wil Ik nog heden in uw huis blijven!

Dat zegt de Heere nu ook tegen ons! Daar wacht de Heere op, dat we naar het noemen van onze eigen naam luisteren, dat we onze eigen naam aanvaarden, onze zondaars-naam. Dat we capituleren voor God, zodat we het niet meer van onszelf, van onze vroomheid verwachten, maar dat we buigen in zelfveroordeling. Als ge het vanmorgen, vanmiddag, vanavond moogt doen, - dan kom Ik nog heden, zegt de Heere!

Gezegende Zacheüs, die zo geroepen wordt! Die zo moogt afkomen om Jezus te ontvangen! Maar oneindig veel meer nog: gezegende Heere Jezus, Die zo met een onreine Zacheüs wilt handelen! Zaligmaker van zondaren. Die Uw bloed gaat storten, hebt gestort voor onreinen, voor tollenaars, voor vijanden! Gij zijt veel scherper dan de mensenkinderen; genade is uitgestort op Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid!

Daar is dan Jezus met Zijn discipelen bij Zacheüs in huis! Nee, Zacheüs, het is geen droom! Het is heerlijke werkelijkheid! Ja, verwonder u nu maar, en smelt maar weg in aanbidding, en geef maar vierdubbel terug wat ge door bedrog hebt ontvreemd, en wandel nu maar in vreze de tijd uwer inwoning! En heb nu maar heimwee naar de toekomst, waarin ge zonder zonde God moogt dienen dag en nacht in Zijn tempel!

En het moge u, die dit leest aanmoedigen om maar aan de weg te vertoeven, waarlangs de Heere voorbijkomt. En om onze eigen naarn, onze zondaarsnaam te aanvaarden en voor Gods Aangezicht te spellen. Om het op Gods tijd en wijze zalig te ervaren: “Ik moet heden in uw huis blijven!”

De Heere heeft toch meer dan één zegen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's

JEZUS EN ZACHÉÜS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's