Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG 41.

Wij weten dat het huwelijk in de Schrift een voorname plaats heeft, daar het door de Heere ingesteld is en geheiligd werd door Christus. Het was langs de weg van het huwelijk, dat Maria, de moeder van de Heere Jezus, geboren werd. Opdat zij door de Heilige Geest in staat gesteld zou worden het heilig Kind Jezus te baren. En het is langs de weg van het huwelijk, dat de Heere Jezus door wederbarende genade Zijn bruid van Zijn God en Vader ontvangt. Opdat Hij Zijn bruid, gekocht met Zijn bloed en bekleed met Zijn gerechtigheid, zou voorstellen aan de Vader. En daar de Heere dat uitwerkt en tot stand brengt langs de weg van het huwelijk, is de staat des huwelijks heilig. Een gezond huwelijksleven is dan ook voor het geestelijke leven van grote betekenis.

Als gezegd wordt: “Gij zult niet echtbreken”, dan wordt het ons hier door de wet van Christus op het hart gebonden. Want de wet van Adam, die wel hetzelfde zegt is toch de wet der zonde geworden. En al is het ook dat men met de beste bedoelingen komt tot de staat des huwelijks, buiten Christus om, dan baart dat toch nog de bitterste teleurstellingen.

Waarom het ons dan ook op het hart gebonden wordt bij de huwelijksbevestiging te denken uit het zijn van Christus op de welbekende bruiloft, daar Hij het water daar in wijn kwam te veranderen. En tot op de dag van heden wordt dat in het geloof beleefd, zodat Hij dan ook steeds meer de hoogste plaats bekomt in hart en leven. Het is bindend, opbouwend en vertroostend, wanneer Hij de wateren der verdrukking verandert in wijn van zoete en zalige vertroostingen. En wat de kinderen betreft, die mogen Hem daarom niet onthouden worden. Het is Zijn wil en wet, dat de ouders er mee tot Hem komen, opdat zij door Hem gezegend zouden worden, met tijdelijke, geestelijke en eeuwige zegeningen.

Het is de wil des Heeren, dat wij de zonde van onkuisheid, die door God vervloekt wordt, van harte vijand zijn, daar dat kwaad dan ook al niet op zichzelf staat. Het huwelijk is ingesteld tot volvoering van Gods raad in het zaligen van zondaren. De Heere wil dat de vrouw zalig zal zijn in het baren van kinderen. En daarvan is de man dan niet uitgesloten. Het gaat dus in dat alles niet alleen om het verwekken van kinderen, maar ook om het zaligen van kinderen, en zo is het dan ook door de liefde van Christus, de zonde van alle onkuisheid van harte vijand te zijn, om er krachtig tegen te strijden in afhankelijkheid van Zijn genade.

Wij moeten biddend leren leven uit het beginsel der genade. En dat kan alleen als het de keus van ons hart is de vreze Gods te betrachten. Met wat goede voornemens en schone beloften komen we niet ver. Het wordt er gewoonlijk erger mee, daar het is een steunen op eigen kracht. Wat de vijandschap der ongerechtigheid in de hand werkt, om er steeds dieper door in dat kwaad weg te zinken. Het gaat in elk opzicht, en dat is zowel in als buiten Lie heilige staat van het huwelijk, om de ootmoedige beleving van de afhankelijkheid des geloofs. En om sterk te zijn in de Heere, hebben wij de innerlijke beleving van onze zwakheid nodig. Het sterk zijn in zichzelf werkt de zonde in de hand. Want de mens is met al zijn hebbelijkheid en toegenegenheid niet tegen het kwaad der ongerechtigheid opgewassen. En toch blijft de heilige staat des huwelijks door alles heen heilig. Wat het huwelijk zijn diepe betekenis doet behouden tegenover de Heere. Zodat de mens, die daaraan voorbij gaat, ziel en lichaam komt te stellen onder de vloek der ongerechtigheid, dat wordt ons door de Schrift op het hart gebonden. En naarmate Gods dierbaar Woord, dat ons gegeven is tot zaligheid, door ons veracht en versmaad wordt in de zorgeloosheid der ongerechtigheid, zal het de mens hier vloeken in de consciëntie en eenmaal knagen als een worm in de buitenste duisternis. En zo zal de heilige staat des huwelijks, door de Heere geschonken tot zegen voor hete natuurlijke, zedelijke en geestelijke leven, eeuwig zijn vloek behouden tot straf. Wat ons door de wet des Heeren op het hart gebonden wordt, opdat het smekende in Christus gezocht zou worden te breken met dat kwaad. Om zo in de weg der bekering de verzoening met God ernstig te zoeken. Opdat het in hart en leven zou mogen zijn een strijden tegen dat huwelijkskwaad. Om tot roem van de genado cies Heeren de heilige staat des huwelijks te waarderen, in de vreze des Heeren. Om het ter harte te nemen, dat lichaam en ziel tempelen van de Heilige Geest zijn. Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij.

Het menselijk lichaam is niet alleen een gewrocht van de Heilige Geest, doch ook een tempel van de Heilige Geest, om er in te wonen en te werken. Gelijk het gelaat des aardrijks door de Geest des Heeren leeft en vernieuwd wordt, is de vernieuwing van moed en kracht door Hem. Niet alleen het inenselijk leven, doch ook de kracht der gezondheid is een gave van de Heilige Geest. En daartoe heeft Christus de dood der ongerechtigheid voor Zijn rekening genomen. Want Hij heeft Zichzelf door de eeuwige Geest Gode onstraffelijk opgeofferd. Zodat elk mens leeft door de gezegende offerande van Jezus Christus. Wat ons stelt onder een grote verantwoordelijkheid, de tempel des lichaams in afhankelijkheid van Zijn genade, rein te bewaren. Waartoe hier lichaam en ziel onderscheiden worden. Want de Heere heeft eerst ons lichaam geschapen tot een tempel voor onze ziel. En in die vereniging bekwamen zij een persoonlijk bestaan, de ikheid, die in elk opzicht, hoe verdorvun ook in Adam, verbonden is aan de Heere en Zijn dienst op de erve des verbonds. En zo leeft onze ziel van meet af onder de bearbeiding van de Heilige Geest. Waartoe zij heeft een onuitroeibaar besef, dat er een God is en Die het waardig is gediend, geliefd en gevreesd te worden. Zodat de Heere ons door het Woord van de Geest laat leven onder Zijn Goddelijke bearbeiding, om te zoeken de dingen die boven en eeuwig zijn. Het is dan ook het bevel des Heeren te woekeren met de talenten door Hem geschonken, tot verkrijging van de dingen die gekend moeten worden tot zaligheid.

Maar is het tot roem van Gods genade in ons hart, te leren leven uit de innerlijke geloofsgemeenschap met Christus, dan is dat vrucht van de zaligmakende werkingen van de Heilige Geest. Het hart heeft dan een droefheid naar God die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. Om het zo met des te meer klaarheid te verstaan en ter harte te nemen, dat lichaam en ziel tempelen van de Heilige Geest zijn. En zo komt men steeds meer tot het besef, dat het de wil des Heeren is die beide zuiver en heilig te bewaren. Waarom Tara ook dat heilig Goddelijk willen ons steeds meer gewillig doet worden, ernstig bezig te zijn in de dingen des Heeren. Het hart bekomt daardoor een innig vermaak in de wet des Heeren. En daarom verbiedt Christus, tot zegen voor ons hart, alle onkuise daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten en wat de mens daartoe trekken kan.

In het Goddelijk verbieden spreekt de wet van Christus lokkend tot ons. Zodat Zijn liefde in en door dat verbieden vloeit in het hart dat Zijn wet liefheeft. En het hart zegt dan met een innige afkerigheid van het kwade: “Hoe zou ik dan dit een zo groot kwaad doen en zondigen tegen God!” Zodat het gebod des Heeren de kracht is van het geloof dat door de liefde werkt.

De Heere verbiedt alle gebaren, waarmee men zijn begeerlijkheid tot de dienst der zonde te kennen geeft. Maar daarom moeten wij ook niet met een zekere neutraliteit tegenover de zonde staan. De vreze des Heeren moet een stempel drukken op het gebaar van onze levensopenbaring. Het leven der genade komt al in zijn eerste beginselen met de vreze des Heeren, in het gebaar van die levensopenbaring, afkerig te staan tegenover de zonde. Zodat men dan met gekuiste bewoordingen gaat spreken van natuurlijke, geestelijke en eeuwige dingen. Door de vreze des Heeren komt de gehele mens met zijn gehele levensopenbaring te staan in de dienst des Heeren. En dat geldt ook het menselijke denken, want onze gedachten zijn niet tolvrij. Men mag echt niet denken wat men wil. Want de Heere weet de gedachten des mensen. En het keerpunt van het innerlijk leven begint actief te worden bij het denken. Het wordt een denken uit het Woord des Heeren. En het hart zegt: “Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten”. Zodaf in het hart in die kracht alle boze gedachten die opkomen uit het verdorven bestaan, verfoeid en veroordeeld worden, om dat kwaad hartelijk te belijden en te bewenen voor het aangezicht des Heeren. Wat het hart steeds meer lust doet bekomen de Heere kinderlijk te vrezen. Om alle boeken, platen en gesprekken die ons aftrekken van de Heere en Zijn dienst, te veroordelen in de kracht van Zijn genade. Want wij moeten de aantrekkingskracht, die van buiten af tot ons komt, verachten met de bede: '“frek mij, wij zullen U nalopen!” En de Heere zal ons brengen in de binnenkamers van Zijn heil, om Zijn uitnemende liefde te vermelden, want de oprechten hebben Hem lief.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1978

Bewaar het pand | 4 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1978

Bewaar het pand | 4 Pagina's