Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De brief aan Filemon. 22

„Daarom, hoewel ik grote vrijmoedigheid heb in Christus, om u te bevelen hetgeen betameliik is”.

Fil.: 8.

In mijn bijbel, begint met het 8e vers van de korte brief aan Filemon, een nieuw gedeelte. Daarboven staat: Pleidooi voor een weggelopen slaaf. Die weggelopen slaaf is niemand anders dan Onesimus. We zullen wel nader kennis met hem maken.

Het woord „slaaf” laat ons iets zien van de tijd waarin Paulus leefde. Toen had men nog slaven. In de onderontwikkelde gebieden zijn ze er nog. De ene mens wordt dan op een meer of minder hardvochtige manier dienstbaar gesteld aan de andere. Slaaf zi jn viel niet altijd mee. Zeker niet wanneer men als slaaf bij een harde heer was terechtgekomen. Men was dan de lijfeigene van die man. Dat wil zeggen dat men met zijn hele lijf = lichaam en ziel het eigendom was van z’n heer. Men had niets te vertellen. Alles wat opgedragen werd, had men maar uit moeten voeren. Deed men het niet, dan had men een zware straf te wachten De dood was zelfs niet zelden het eind. Als slaaf was men rechteloos Was men oud en versleten, dan werd men voor een min prijsje verkocht, en als men stierf was er niemand die treurde, dan alleen misschien een even ellendige lotgenoot.

Nu waren er harde heren, maar er waren ook goede meesters. Zij gaven hun knechten een menswaardig bestaan. Zulk een meester moeten wij ons ook voorstellen in de persoon van Filemon.

De Iof omtrent zijn liefde is door Paulus bezongen. We hebben dat gehoord bij de overdenking van de voorgaande verzen. Gelukkig is de slavernij afgeschaft in de ontwikkeide landen. Dit is nog een zegenrijk gevolg van het Christendom. Daar, waar door de verkondiging van het evangelie de volken gekerstend zijn, is slavendom verdwenen. Het slaven hebben en houden is niet in overeenstemming met de leer van het koninkrijk Gods. Want in dat koninkrijk is er maar Een Koning en alle onderdanen zijn tegenover God aan elkander gelijk.

Dat dit niet ineens gebeurd is, kunnen diegenen misschien het beste begrijpen die onder de heidenen als zendeling hebben verkeerd. Want heidense, zondige gewoonten hebben een taai bestaan. Daar is men niet zo maar van afgebracht. Daar moet men echt geduld mee hebben. Misschien dat dit de oorzaak is, dat Paulus niet zo met nadruk tegen de slavernij is opgetreden. Hij heeft het als een gegeven aanvaard, zij het dan een zondig gegeven. In de hoop dat het zuurdeeg van het evangelie zodanig het gehele deeg doortrekken zou, dat ook deze zonde er door zou worden weggedaan.

Was er in de wereld van Paulus dagen veel af te keuren op het terrein van de heren en de slaven, hij heeft er wel steeds lering uitgetrokken en die ook de mensen voorgehouden. Hij heeft hen steeds gewezen op de Enige goede Heere, dat is de Heere Jezus Christus. Die heeft „Zijn slaven”, want dat woord wordt menigmaal gebruikt om de verhouding van Zijn volgelingen tot Hem uit te drukken, gekocht, niet met de prijs van goud of zilver, maar met de dure prijs van Zijn dierbaar bloed. Een bewijs, hoeveel ze Hem waard zijn. Hij haalde bij Zijn slaven het bloed niet onde de nagels vandaan, zoals dat in de wereld gebeurde. Maar Hij heeft voor hen Zijn bloed gegeven. Elke slaaf dienaar van de Heere, die dit verstond en verstaat, heeft liefde tot de Heere. Hij dient Hem niet omdat hij moet, maar het is zodanig een eer het te mogen doen. Zijn dienst is geen harde dienst, maar eeb liefde dienst. Zijn geboden zijn niet zwaar. Zijn luk is zacht en Zijn last is licht.

Er zijn geen geiukkiger mensen dan diegenen, die de „lijfeigenen” van de Heere Jezus Christus zijn. Hij heeft ze gekocht en ze behoren met lichaam en ziel Hem toe. Hij staat ook voor hen in. Daar wordt zo rijk belijdenis van gedaan in de eerste zondag van de Heidelberger Catechismus, als het gaat over de eniee troost in leven en sterven beiden. Kennen jullie deze vraag met het antwoord? Het is een juweel voor het geloof. Nakijken hoor, en als je deze vraag^met het antwoord niet uit het hoofd kent, leer hem dan maar, en bedenkeensalsieopjesterfbed komt te liggen, hoe rijk het dan is, als je dit met je hele hart na zoudt kunnen zeggen. Er zijn al heel wat mensen zalig mee de eeuwigheid ingegaan, om de eeuwige zaligheid te gaan genieten.

Over slavernij gesproken!

De slavernij als zodanig is onder ons dus gelukkig een vreemde zaak. Dat wil echter niet zeggen, dat er onder ons geen verslaving is. Daar is veel verslaving. Ik denk aan het huidige druggebruik. Ze zijn niet meer te tellen die daar aan verslaafd zijn en er uiteindelijk aan te gronde gaan. Men is geheel in de macht van deze geestelijke vernietigingsmiddelen. Laten onze jonge mensen er toch vooral op bedacht zijn, om nooit in de slavernij te geraken van deze lichaam en ziel verwoestende dingen.

Doch het zijn niet alleen de soft en hard drug’s, de heroine en L.S.D. en hoe verder deze artikelen ook heten mogen, er zijn ook nog andere zaken waaraan velen verslaafd zijn geraakt. Ik denk b.v. aan de drank en allerhande andere genotmiddelen, waarvan een overmatig gebruik alleen maar schadelijk is voor de gezondheid. We worden op alle mogelijke manieren daar tegen gewaarschuwd. Doch het eigenaardige is, dat hetgeen waar men zelf zo van houdt, dat men dit maar moeilijk als schadelijk, en daarom als zonde kan zien. Zelfs doorgewinterde Christenen zijn van de dingen, waaraan zij

ve-slaafd zijn, maar moeilijk af te brengen. Misschien is het niet ondienstig dat we onszelf ten deze eens onder de loupe nemen. Als we dat eerlijk doen, dan oordelen we minder hard over heidense zeden en gewoonten, die zulk een taai bestaan iedere keer weer bliiken te hebben.

Ik zou natuurlijk niet voiledig zijn, nu we het over de slavernij hebben, als ik het hierbij zou laten. Want dan zijn er toch nog weer mensen, die zeggen: Ik ben geen slaaf, noch van het een, noch van het ander. Want ik gebruik geen drug’s, in welke vorm ook. Ik drink niet en ik rook niet. Ik sta aan al deze dingen onschuldig.

U bent dan daarin te prijzen. Dochwaar u niet in te prijzen bent, dat is de slavernij aan de duivel. Want we zijn allemaal slaven van de vorst der duisternis. En dat is de meest vreselijke heer, die er bestaat. Zijn naam zegt het ons al. Hij heet „mensenmoordenaar van de beginne”. Meer namen zouden nog te noemen zijn. Doch deze ene spreekt auidelijke taai. Het wondelijke is, ofschoon alle arbeid met de dood beloond wordt, dat hij toch zo graag gediend wordt. De mens van nature werkt zich dood in dienst van de duivel, door de zonde te doen. En ondanks dat men er tegen gewaarschuwd wordt, in het Woord van God, doet men het toch iedere keer weer.

Hieraan is te zien, hoe blind een mens van nature is. En dit blijft hij tot aan zijn dood toe. Tenzij dat er een wonder in zijn leven gebeurt. En dat wonder dat in ons aller leven plaats moet hebben, is de wedergeboorte. De mens moet wederomgeboren worden. Tenzij dat iemand wederomgeboren wordt, hij kan het koninkrijk Gods niet ingaan. En als nu dit wonder gebeurt, dan gaan de ogen open. Dan zou men deze vreselijke „slavenhouder” willen ontvluchten. Men zou dan wensen nooit in zijn dienst te zijn getreden. Men doet dan ook alle mogelijke pogingen, om zijn dienst te ontkomen. Doch het lijkt en blijkt aan des mensen kant een onbegonnen werk te zijn. Men kan zichzelf ten enenmale niet verlossen. Men moet dan verlost worden. Hebben jullie daar ook moeite mee, beste vrienden? Want als jullie daar geen moeite mee hebben, dan is dit geen best teken.Dan zijn jullie nog een gewillige slaaf van de vorst der duisternis. Doch als je er van af wilt, omdat de dienst die hij vordert zo Godonterend en zo zielverdervend is, dan krijg je Hem nodig, Die jullie daarvan alleen verlossen kan. Dat is hij, wie alle macht gegeven is, in hemel en aarde. Zijn verlossend werk is een almachtig werk. Hij verbreekt de kluisters van Satan en zonde en weet het zo te maken, dat ge een vermaak krijgt in de dienst des Heeren. En dat is een dienst die je nooit berouwt. Je hebt dan lust om de Heere te vrezen, Die is het allerhoogste en eeuwig Goed. Als dit in jullie hart leeft, dan is dit er een bewijs van, dat de macht van de Satan en de zonde in je leven gebroken is. Dat wil echter niet zeggen, dat je er nu ook vanaf bent. Dat is men pas als men sterft. Dan is des vijands macht voor goed verbroken en dan pas kan men de Heere dienen voor eeuwig en altoos, naar de lust van het hart.

Doch ik moet weer gaan eindigen. Ziet alien dat je een „slaaf” van de Heere Jezus wordt. Dat is de beste Heere, Die er bestaat. De„ dienst aan Hem betoond, wordt met het eeuwige leven beloond. Niet uit verdiensten, maar uit genade.

Jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's