Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE MODE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE MODE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

8

G. Welke kleren dragen wij?

Dat is een vraag, die tenslotte niet achterwege mag blijven. Zij is van betekenis voor jong en oud, voor man en vrouw, jongen en meisje, klein en groot.

De vraag heeft betrekking op onze natuurlijke klederen. Wanneer de vreze des Heeren ons leidt en het Woord van God ons richtsnoer is, dan behoeven we niet als een „stuk antiek” door de wereld te gaan. Maar dan zullen we ook zeker niet als een modepop ons vertonen. Want dat is echt een bewijs van de dood. Denk maar aan het woord „mode”„pop”. Een pop is een dood ding. Ongelukkig is een ieder te noemen, die alleen met aardse klederen zich schoon zoekt te kleden. Want straks moeten de schoonste klederen worden uitgetrokken. Koningen komen net zo goed naakt voor God te staan als de armste bedelaar. Aan het eind zijn alien weer gelijk. En als dan de geestelijke klederen door ons niet zijn begeerd en gezocht en „om niet gekocht”, Op. 3:18, dan zullen we eeuwig in onze schanae openbaar komen, om voor eeuwig verloren te gaan.

Ook de klederen van de eigengerechtigheid zullen dan geen baatgeven. Die zijn kerkelijk hier en daar nogal „in de mode”. Zij worden gedragen door farizeeers en schriftgeleerden, door rijke jongelingen en onberispelijke oudste zonen. Zij worden gedragen door dominees en ouderlingen, door diakenen en keurige, belijdende leden. Op z’.n tijd lopen zij er mede te pronken. Zij zijn er groots mee. Knappe mensen! Zij steken door deze „hun” klederen boven anderen uit. Voor het oog staan ze nog netjes ook. Paulus was in zijn onbekeerde staat een onberispelijk mens. Hij zegt dat zelf: Levende naar de wet onberispelijk, Fil. 3:6. Voor dit leven hebben zulke klederen zelfs nog een zekere waarde, waarom de rijke jongeling, die ook zo schoon gekleed was, zelfs door de Heere Jezus nog bemind werd, doch men kan er de verborgen mens des harten niet mee bedekken. Als men met die klederen voor God komt, dan worden ze zonder meer afgekeurd. A1 onze gerechtigheden zijn voor God een wegwerpelijk kleed. Hoe schoon ook aan de buitenkant, degene die er mee voor God wil verschijnen in het uur des gerichts is daardoor voor God „te vies” om aan te pakken.

Laat daarom een ieder er naar staan om met die klederen bekleed te worden, die alleen God behagen kunnen. Dat is dan het kleed des ootmoeds, de klederen des heils en de klederen der heiligheid.

Om daartoe te komen is het nodig, dat ge uw vuile zondeklederen leert zien en dat ge ook leert zien, dat al uw eigengerechtigheden klederen zijn, waar de Heere van walgen moet. Dan komt ge in de geestelijke kleedkamer terecht. Dat is geen werelds modehuis, maar dat is het Goddelijke kledingmagazijn, waar elke boetvaardige zondaar wordt uitgekleed, ontdaan van alles, waarmee hij niet voor God bestaan kan, om dan uit vrije genade bekleed te worden met die klederen, die tijd en eeuwigheid verduren, die de zondaar aangenaam maken in de ogen Gods en die de zondaar een ongekende blijdschap doen smaken. Een kinderlijke blijdschap, die oneindig veel groter is dan die een kind kent, wanneer het eens een nieuw pak krijgt. Het is een blijdschap die van nemelse aard is. O zeker, die wordt op deze aarde niet altijd even sterk beleefd, doch al de "door God aangekleden” kennen er iets van. Het is het beginsel van de hemelse vreugde, die straks volkomen zal zijn, als er over de zonde nooit meer behoeven gedragen te worden. Dan zullen de klederen van de Bruid te alien tijde wit zijn en dan zal op haar hoofd geen olie ontbreken.

Hier zeg ik: Zalige „mode”, want dit is een „mode” naar Goddelijk „mode”l.


Al wat Gij wrocht zal juichen tot
Uw eer; Uw gunstvolk zal verblijd U zeeg’nen Heer’,
En roemen van Uw koninkrijk, Uw macht,
Uw heerlijkheid en Goddelijke kracht.


Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen, Gode tot heerlijkheid, en een arme, door God uitgeklede en aangeklede, zondaar tot zahgheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1978

Bewaar het pand | 4 Pagina's

DE MODE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1978

Bewaar het pand | 4 Pagina's