CATECHISMUS LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS.

De bede: „En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren”, wordt ons door de Heere Jezus gelegd op de lippen, om door Zijn Geest de beleving daarvan te bekomen in het hart. En dat hebben wij niet alleen bij de aanvang, doch ook bij de voortgang nodig. Want het is een zegen van de Heere zo wij tot onze verootmoediging. mogen leven in het besef, dat we arme zondaren zijn. Naarmate het hart kent de majesteit van Gods heiligheid en rechtvaardigheid in het liefhebben van dezelve, beseffen wij arme zondaren te zijn.

En dat doet ons zijn op de leerschool van Christus, Die zonde gemaakt is bij de aanneming van onze menselijke natuur. Hij heeft de vloek der zonde gedragen en de daad der zonde ten volle beweend, om de vergeving der zonden door Zijn borglijden te verwerven. Al wordt de mens door de Wet van het verbroken werkverbond in zijn geweten veroordeeld met schrik voor de straf der zonde, dan weet hij nog niet wat het is een ellendige zondaar te zijn. Want de mens neemt in die overtuiging van uit de wet van zijn eigengerechtigheid die in hem is, zijn toevlucht tot zelfverbetering, en dat is het steunen OD eigengerechtigheid. Waarin wij verwerpelijk zijn voor de Heere. Hij is daarmede nog geen verloren zondaar, die geen penning heeft om te betalen, wat hij tegenover de Heere schuldig is. Zodat een mens alleen door wederbarende genade op de leerschool van Christus het krijgt te verstaan een ellendige zondaar te zijn. Waarom de Heere Jezus dan ook voor elk mens de wedergeboorte op de voorgrond stelt.

Het is door de wet van Christus, die alsdan geschreven wordt in het hart, dat men zichzelf met steeds meer diepgang als een ellendige zondaar leert kennen. Zodat het niet vanuit de eerste, maar alleen vanuit de tweede Adam door Zijn genadewerk verstaan wordt zondaar te zijn voor Gods aangezicht, in de verootmoediging des harten.

En bij de wasdom van het geestelijke leven door Christus te leren kennen in Zijn heilsfeiten tot vergeving der zonden en de aanneming tot kinderen, blijven al Zijn leerlingen in zichzelf ellendige zondaren. En dat wil de Heere zolang wij zijn in het lichaam der zonde, om ons steeds dieper te leiden in de diepte van onze rampzalige val in Adam tot onze verootmoediging voor Zijn aangezicht. En al weet Gods kind door het geloof met nog zoveel klaarheid in voor God rechtvaardig te zijn, dan wordt de kennis van een arme zondaar te zijn nog steeds meer tot diepe zelfverfoeiing voor het aangezicht des Heeren. Want het wordt hen dan steeds duidelijker, dat de zonde een misdaad is tegen de Heere, die Hem onteert. En als Hij ons in dat kwaad kwam los te laten, zouden we er zeker in ondergaan. Maar zij worden tot Zijn eer, in de kracht Gods bewaard door het geloof en dat tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd. Het is door de genade des Heeren, dat al onze misdaden en ook de boosheid die ons altijd aanhangt, ons hart is tot een innige smart voor het aangezicht des Heeren in het stof der verootmoediging. Want daarin is niet iets te bedenken tot onze verontschuldiging. En toch blijft het tot roem van Gods genade door alles heen de keus van het hart, heilig en onberispelijk voor Hem te mogen zijn in de liefde, als vrucht van Zijn verkiezende liefde in Christus.

En daaruit vloeit niet alleen het liefhebben van de Heere voort, bij de aanvang doch ook bij de voortgang. Het is door Zijn verkiezende liefde, dat Hij u uit de duisternis heeft getrokken tot Zijn wonderbaarlijk licht. Om met de onverbrekelijke band der liefde steeds inniger aan Hem verbonden te mogen worden. Hij toch heeft het hart met Zijn ontfermende en opzoekende liefde aan Hem verbonden. En wat was dat u duidelijk toen ge het van ganser harte mocht zeggen: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft lief gehad”. Waarin Gods verkiezende liefde met verwondering gesmaakt mocht worden. En dat heeft de Heere geschonken opdat ge zoudt opwassen in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus.

En zo gaat het steeds meer leven in uw hart, dat ge Hem hartelijk lief moogt hebben, omdat Hij u eerst lief gehad heeft. Opdat ge het met steeds meer klaarheid moogt verstaan, wat het in heeft heilig en onberispelijk voor Hem te zijn in liefde en dat door de dierbare werkingen van de Heilige Geest. Het is groot dat de Heere Jezus ons, met al onze misdaden en de boosheid die ons altijd aanhangt, als een zaak van smart voor het nieuwe leven der genade, wil opnemen in deze bede om vergeving van dezelve. Hij wil dat wij met al de plagen van ons hart tot Hem komen, opdat het ons op grond van zijn bloedige offerande, niet toegerekend zou worden. Want daartoe heeft Hij ons met vreugde van de Vader ontvangen. Om zo op grond daarvan Zijn bruid zonder vlek noch rimpel aan de Vader voor te stellen. En dat beoogt de Heere Jezus in deze bede, die Hij ons leert bidden uit Zijn mond, als de biddende Hogepriester. Waarmee het getuigenis van Zijn genade steeds meer tot klaarheid komt in ons hart en leven.

Het is waar, het wordt u steeds duidelijker dat de Heere die genade schenkt zonder inzicht van des mensen waardigheid. En die genade was uw hart al zo groot en dierbaar toen u door Zijn bloedige offerande voor het eerst mocht delen in de zegen van Zijn vergevende liefde, op grond van recht en gerechtigheid. En dat gaf al overvloedig stof om eeuwig te zingen van de goedertierenheid des Heeren. Maar nu u uw verdorven bestaan in al de misdaden en boosheid die u altijd Anhangt steeds meer leert kennen, om uzelf daarin te veroordelen, wordt het getuigenis van Zijn genade u steeds meer dierbaar. Hij schenkt genade voor genade, zodat u door de bediening van Zijn genade steeds meer behoefte bekomt aan genade tot onderwijzing in de rijkdom van Zijn genade. Want naarmate u kennis bekomt van uw totale verdorvenheid, wordt het getuigenis van Zijn genade in u, u steeds meer dierbaar, tot verbinding aan de troon der genade.

Wij hebben van dag tot dag Zijn inwerkende genade in al ons denken, willen en werken nodig, om te leven in de vreze des Heeren. De Heere houdt door het getuigenis van Zijn genade, het werk der genade niet alleen in stand, maar brengt het ook tot wasdom. Hij is met Zijn achtervolgende genade, opdat u tot de wereld waaruit Hij u getrokken heeft, niet zoudt terugkeren, uw achtertocht. Hij doet u volharden in uw strijd tegen zonde, Satan en ongeloof. En dat genadeleven maakt u steeds meer arm en afhankelijk van Hem, opdat u alleen zoudt roemen in de genade van de Heere Jezus Christus. En dan wreekt u uzelf niet omtrent het kwaad dat u aangedaan wordt, want u leeft in het geloof bij de vergevende liefde van de Heere Jezus.

Die ons daartoe door de Vader geschonken is. Is het getuigenis van Zijn genade niet of weinig in ons, dan gaan wij met een gesloten mond omtrent die zaak over de aarde. Daar zijn helaas heel wat godsdienstige mensen, die niet weten te getuigen van Gods genade. Want om daarvan te getuigen moeten we het getuigenis van de genade des Heeren hebben in ons hart. En die genade is gunnend, het is voor de grootste der zondaren toereikende, want de Heere schenkt geen genade om enige waardigheid in de mens. Hij doet het om de verheerlijking van Zijn grote naam en daartoe is de Heere Jezus vol van genade en waarheid. En laat ons daarop letten om uit Hem dagelijks te leren leven, té lijden en te strijden voor Zijn zaak, tot roem van Zijn genade, die overvloedig genoegzaam is voor het ganse menselijk geslacht.

Soest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen