Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALLE BEGRIP TE BOVEN (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALLE BEGRIP TE BOVEN (6)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2 SUKEY HARLEY)

Ik ging op deze wijze gedurende drie kwart jaar door, met uitzondering van veertien dagen. Ik was in een vreselijke toestand en werd heen en weer geslingerd. Ik was het meest behoeftige schepsel op aarde. Ik kende geen God. Dat was het wat mij zo ongelukkig hield. Ik was zo’n onbezonnen, gevoelloos wezen en zeer goddeloos. Nancy Smith berispte me vaak. Ze woonde dicht bij me, zodat ze veel van me hoorde, hoe ik vloekte en zwoer bij het geringstg, dat me in de weg lag. Dan stak ze haar hoofd buiten de deur en zei: „O, Su key Harley, de hel zal je deel zijn”. Ik haatte haar. Ik dacht, dat zij het zou vertellen aan Nancy Rowland en zij zouden denken, dat ik een slechte buurvrouw was.

Soms dacht ik aan dat woord hel. Dit woord hechtte zich vast in mijn gemoed. Dit moest iets verschrikkelijks zijn. Enige nachten was ik bang mijn ogen dicht te doen uit vrees in de hel te storten. Op zekere dag was ik opgewonden over twee biggetjes. Ik kon die niet in het hok krijgen. Ik vloekte en zwoer, zoals ik gewoon was. Oude Nancy Smith kwam en zei: „O, Sukey, Sukey, je moet wederom geboren worden!” Wel, deze woorden ontstelden me. Ze maakten me helemaal van streek. Wat kan die oude huichelares bedoelen? Spoedig had ik de biggen in het hok gesloten en ging ik heen naar de woning van Nancy Rowland. Haar mocht ik liever dan de ander, omdat zij zachter van aard was. Ik zei: „Wat denk je, dat die oude Methodiste tot me zei?” „Wat?” „Wel”, zei ik, „zij zegt, dat ik wederom geboren moet worden! Nu, Nancy hoe kan dat nu? Als het in de Bijbel staat, zal ik het geloven.” Zij zweeg, maar zij pakte de Bijbel en vond de plaats en las de woorden: „Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” Nu, geloofde ik het? Neen. Ik had geen geloof. Hoe kon ik geloven? En ik zeg: geen zondaar kan geloven en er ook niet het minste voor doen, tot het de Heere behaagt hem te zenden dat ware geloof van de hemel. Dan gelooft hij, maar nooit eerder. Ik kon deze woorden niet geloven, al waren ze mij uit de Bijbel voorgelezen. Ik zei: „Nancy, hoe kan dat zijn? En op welke wijze gebeurt dat? Hoe is het mogelijk, dat ik er nooit eerder van gehoord heb? Nu, stel dat mijn moeder overleden is, wel, wat zou dat zijn en ik zou er nooit van gehoord hebben. Wel, zei ik, wat moet hier gedaan worden. Hoe ben ik tot deze leeftijd van meer dan zes en twintig jaar gekomen, zonder dat het me ooit eerder verteld is?”

Nu, deze woorden achtervolgden me. Ik kon ze niet meer kwijt raken: „Gij moet opnieuw geboren worden.” Ik had er niet meer verstand van dan een dode. Ik was er in mijn gemoed helemaal mee bezet, om uit te vinden wat deze woorden betekenden. Het bleek, dat ik voortdurend weer op mijn eigen verwarde wijze tot God ging, hoewel ik Hem niet kende. Ik gevoelde, dat Hij alleen mij kon bevredigen. O, dacht ik, als ik slechts haar God kende, dan zou ik alles hierover weten.

Nu, Hij was voortdurend bezig mij tot Zich te trekken, maar ik was zo onkundig en dwaas. Ik was een beest voor Hem. Ik denk vaak aan dat vers Psalm 73:22. Ach, ik ben nu nog helemaal dezelfde, een beest gelijk. Wel, ik werd hoe langer hoe slechter, steeds meer bezet met verwarrende gedachten dan ooit. Ik werd heen en weer geslingerd. Wat moest ik doen? De reden, waarom ik God niet kende, was, dat ik niet kan lezen. Deze twee vrouwen zijn zulke goede leerlingen. Zij kunnen boeken lezen. Zij kunnen bidden. Zij hebben zo veel gebeden en ik ken er maar één.

Toen dacht ik, dat ik een nieuw gebed moest hebben. Het oude gebed was niet genoeg. Ik herhaalde het iedere keer weer, maar ik verlangde naar een nieuw gebed. Ik was treurig gesteld. Ik riep tot God om mij een nieuw gebed te leren. Ja, ik vroeg mijn dierbare Vader in de hemel - want Hij was mijn Vader, hoewel ik Hem niet kende - mij een nieuw gebed te leren. Deze woorlen kwamen met kracht in mijn gemoed: „Heere, leid mij in de ware kennis van Uw geliefde Zoon”. Ik had nooit gehoord, dat God een Zoon had, toch kwamen deze woorden in mijn hart. Het was het gebed dat God Zelf mij leerde, niemand anders leerde het mij. Ik hoorde nooit wat die twee vrouwen mij vertelden. Ik was zo bezet met mijn eigen gedachten, dat ik geen aandacht schonk aan haar woorden. De Heere drukte deze woorden in mijn hart. Ik was er erg verheugd over, dat haar God mij onderwezen had. Hij had mijn gebed wat langer gemaakt, want ik bleef nog het Onze Vader opzeggen en voegde er deze woorden aan het einde aan toe. Ik had er nooit behoefte aan er andere woorden aan toe te voegen.

Wel, ik bad dit nieuwe gebed gedurende ongeveer veertien dagen. Op de zondagavond, na die veertien dagen, ging ik met de vrouwen naar de kapel, maar o, in wat voor een vreselijke toestand was ik. Ik dacht dat ik naar de hel ging. Wat voor zin had mijn gebed langer? Ik werd aangepord om niet meer te bidden. Ik dacht, dat ik nooit haar God zou leren kennen. Voor ik naar bed ging, zonderde ik me af in de donkere hoek van de kamer en begon ik, zoals ik gewoon was, op mijn manier deze woorden te bidden. Ik dacht, dat ik voelde, dat de duivel mij bij het haar van het hoofd greep. Ik hield me aan de tafel vast. Ik was bang die nacht te gaan slapen, want ik dacht, dat ik in de hel zou storten. Toen ik op maandagmorgen aan het ontbijt zat (hoewel ik geen trek in eten had), het was nadat Charles naar zijn werk was gegaan, kwamen deze woorden in mijn gemoed: „Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop, indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij.” Openb. 3:20. Ik zei: „dat is de tekst, die de man gisteravond voor zijn preek had.” Ja, dat was zo! Maar ik had dit toen niet gehoord. Nu hoorde ik het toch. Al de woorden kwamen heel duidelijk in mijn hart. O, dacht ik, veronderstel, dat haar God aan de deur zou zijn! O, hoe verheugd zou ik opstaan en de deur voor Hem openen. Nu, dacht ik,ik kan nooit ophouden met bidden, zo hadden deze woorden me bemoedigd. Ik ging de ladder op naar mijn slaapkamer en begon te bidden. Ik maakte zoveel lawaai, dat de mensen op straat me hebben kunnen horen. Ik was bang, dat ik mijn kind zou hebben doen schrikken. Ik ging naar beneden en keek naar haar. Zij was nog klein, bezig met haar ontbijt. Ik ging weer naar boven en bleef er niet lang. Ik ging weer naar beneden en maakte de broodzak van het kind gereed en zond haar weg naar school. Ik liet haar de deur uitgaan en sloot en grendelde die. Toen zei ik met al mijn kracht: „Ik zal nooit deze deur weer openen, voordat ik haar God ken.” Ik bedekte de ramen met al de oude vodden, die ik kon vinden: ik kon het licht niet verdragen. Toen ging ik in de donkere hoek op mijn knieën en begon dezelfde woorden te bidden, die ik steeds gebruikte, altijd weer dezelfde woorden: het Onze Vader en ’Heere, leid mij in de ware kennis van Uw geliefde Zoon.” Ik had een gevoel alsof ik het dak over mijn hoofd wilde trekken. Ik ging er aan trekken en trekken met alle ernst. Nu, wie gaf dat sterke roepen in mijn hart? Was het van mezelf? Neen, maar Hij gaf het mij en sterkte mij om te roepen, omdat het Zijn eigen gezegende wil was mij te horen en mij te antwoorden.

Ik gevoelde, dat Hij kwam. Ik kan het niet in woorden uitdrukken. Zo’n wonderlijke tijd. Het is niet te vertellen. Geen woorden kunnen uitdrukken de gevoelens van mijn hart, die ik toen had. Hij deed mij van mijn knieën opstaan. Ik sprong op. Ik kan geen woorden vinden om uit te drukken de wonderlijke belevenissen op dat gezegende ogenblik. Goed, dit is er een gedeelte van. Hij toonde mij al mijn zonden, die ik bedreven had, zelfs van mijn jeugd. Ja, dat stukje rose lint, dat ik voor mijn pop had gestolen, klaagde mij aan. O, Hij toonde mij mijn vreselijke val, hoe ik verdiend had naar de hel te gaan, hoe goddeloos ik was geweest en hoe ik als een duivel op aarde gewandeld had. Hoe ik hem met mijn zonden vertoornd had. Mijn zware zonden en mijn walgelijkheid klaagden mij aan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1978

Bewaar het pand | 4 Pagina's

ALLE BEGRIP TE BOVEN (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1978

Bewaar het pand | 4 Pagina's