Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1le Les

Na enige onderbreking van onze lessen wegens de ziekte van mijn vrouw, mogen wij deze weer vervolgen. Tot hiertoe heeft de Heere als een verhorend God het bijzonder wel gemaakt met haar en Hij geve dat ook verder door Zijn Goedheid en genade.

We zijn nu gekomen bij de behandeling van onze Dordtse Leerregels aan:

HOOFDSTUK I, art. 6.

„Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voor uit Zijn eeuwig besluit. Want al Zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend (Hand. 15:18) en Hij werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil. (Efeze 1:11.)

Nar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk verwurwt en buigt om te geloven; maar degenen, die niet uitverkoren zijn, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardheid laat. En hier is dat zich voornamelijk ontsluit die diepe, barmhartige en evenzeer rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijke staat des verderfs of het besluit der Verkiezing en Verwerping, in het Woord Gods geopenbaard. Hetwelk evenals het de verkeerde onreine en onvaste mensen verdraaien tot hun verderf, alzo de heilige en Godvrezende zielen onuitsprekelijke troost geeft.”

De gedenkdagen van het feit van Christus’ komst in het vlees zijn weer D.V. aanstaande. Naar Zijn eeuwig welbehagen en eeuwige liefde heeft God Zijn eniggeboren Zoon gegeven, waarvan onze Dordtse Leerregels reeds in artikel 2 melding hebben gemaakt, namelijk:

„Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (Joh. 3:16.)”

Christus is gekomen in het vlees, om Zijn volk zalig te maken van hun zonden. Daarvan hebben de engelen in Efratha’s velden gezongen en in hun lied verklaard, dat die komst voortvloeide uit Gods eeuwig Welbehagen: „In de mensen een welbehagen.”

Uit dit eeuwig welbehagen Gods is ook Christus als Middelaar geschonken. Als zodanig was Hij dus voorwerp van Gods welbehagen.

Gods vrijmachtig welbehagen was oorzaak van de verkiezing van Zijn volk. Want die verkiezing heeft plaats gehad in de „Vrede raad Godss.” Zij behoort tot de WERKEN GODS naar binnen, terwijl de uitvoering van die werken behoort tot de werken Gods naar buiten, zoals vader Hellenbroek onderscheidt. Wij, mensen,. maken ook onderscheid tussen de „conceptie” van een bepaald werk en de „uitvoering” ervan. Die conseptie of dat plan is zelf ook een stuk werk. Zo is Gods raadsbestek een werk van God en wel: in God Zelf. Vandaar dat de dogmatiek spreekt van werken Gods naar binnen en van werken Gods naar buiten.

God heeft in Zijn raadsplan àlle dingen besloten, ja, zelfs de zonde. Niet in die zin, dat God een „behagen” had in de zonde, met eerbied gezegd. Maar Hij heeft haar in Zijn besluit opgenomen. Jozef sprak eens tot zijn broeders na de ontmoeting met hen: „Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht, doch God heeft dat ten goede gedacht.” (Gen. 50:20a)

We lezen in Handel. 15:18: „Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend.”

Gods raadsplan ligt vast als een vaststaand besluit. Gods besluiten zijn immers onveranderlijk. Hij zegt bij monde van de profeet Jesaja (Jes. 46:10): „Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen”.

Dit geldt dan ook zeker van Gods eeuwig besluit omtrent de VERKIEZING en de VERWERPING, waarop onze Dordtse Leerregels nu nader ingaan. Daarvan spreekt art. 6.

Voorwaar, dit stuk is zwaar om te verstaan! Nooit kan ons beperkt verstand het omvatten. En: wie is Gods raadsman geweest?

Nochtans heeft de Heere dit mysterie in Zijn Woord geopenbaard, d.w.z. bekendgemaakt, dat dit mysterie er is! Het is dan ook terdege zaak om met de teerste voorzichtigheid over dit stuk te handelen en zouden betrachten, wat de Heere tot Mozes sprak: „Trek uw schoenen van uw voeten, want de plaats, waarop gij staat, is heilig land.”

Al de eeuwen door is er heftige strijd gevoerd over het stuk van de praedestinatie of vóórverordinering, over de verkiezing en de verwerping. Wel is het oude Pelagianisme door de kerk veroordeeld, maar telkens heeft het weer de kop opgestoken en haar verdervende invloed doen gelden. Want waar aan dit kernstuk van de leer der Schrift wordt getornd, begint het verval der kerk. Wie buiten de Schrift met verstandelijk beredeneren dit .leerstuk wil benaderen. komt tot verloochening ervan en ziet het als een „harde leer.”

Artikel 6 heeft het over „de verkeerde, onreine en de onvaste mensen” en zegt van hen, dat zij de leer der verkiezing en verwerping „verdraaien tot hun verderf”.

Daarom blijve de kerken der Reformatie bij de leer der Schrift, zoals die door Augustinus en Calvijn weer in het licht gesteld is en door hen krachtig is verdedigd. Want ook velen binnen die kerken stellen de leer der Schrift verdraaid voor, door namelijk de verkiezing Gods te zien als een z.g.n. noodlot. Men stelt bòven God als ’t ware een eeuwige wet, waaraan God Zélf onderworpen moet zijn. Deze voorstelling is zuiver een heidense gedachte. Naar deze „noodlot’s idee” zou dan God Zelf de gevangene zijn van Zijn eigen decreet. En dat is een God-onterende gedachte en mening. Dan zou er geen sprake kunnen zijn van God’s raadsplan en van Zijn Welbehagen. En dat „welbehagen” is geen willekeur, zoals eens de keizers van Rome en Oosterse vorsten naar onbezonnen willekeur konden handelen. „Verre zij God van Goddeloosheid en de Almachtige van onrecht.” (Job 34:10)

Onze vaderen spreken van Gods „rechtvaardigheid en barmhartigheid” in artikel 6. Ook in artikel 16 van de Nederl. Geloofsbelijdenis. Daarin lezen we, dat God barmhartig is, doordien Hij uit deze verderfenis trekt en verlost degenen. die Hij in Zijn eeuwige, onveranderlijke raad uitverkoren heeft in Jezus Christus, onze Heere, zonder enige aanmerking hunner werken. Rechtvaardig, doordien Hij de anderen laat in hun val en verderf, waarin zij zichzelf geworpen hebben.”

Velen ergeren zich aan de praedestinatie of voorverordenering. Zij beschuldigen God van onrechtvaardigheid, dat Hij de één verkoren zou hebben en de andere verworpen. Men beweert, dat de uitverkiezing en verwerping een verzinsel is geweest van mensen. En zo wordt ook de troost, welke de uitverkiezing biedt, weggenomen voor de „heilige en Godvrezende zielen”, zoals artikel 6 verklaart. Dat zijn zij, „die God in de tijd met het geloof begiftigt en wier hart Hij genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven”, zoals dit artikel aangeeft.

Niet altijd genieten de Godvrezende zielen de troost van de uitverkiezing. Ook zij kunnen zo bestreden worden met de vraag: ben ik wel een uitverkorene? O, wat kan de duivel hen daarover in het donker doen gaan met zijn strikken en aanvechtingen! Maar daarom is ook zo nodig, het reehte licht uit Gods Woord te ontvangen over dit stuk der verkiezing.

Neen, niet èèrst het te willen weten, dat men een uitverkorene is en dàn tot het geloof ervan te komen, is de reehte weg, maar... zoals het artikel schrijft: „Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven” Het zaligmakend geloof is dus vrucht van Gods verkiezende liefde en door het „opwassen in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus” (II Petr. 3:18) worden de Godvrezende zielen tot de zekerheid des geloofs gebracht en tot de troost der verkiezing.

Zo is dus de verkiezing nièt het stuk, waarmede de Heilige Geest Zijn werk begint in het hart van de zondaar (wèl dus van GODS zijde voortvloeiend uit de verkiezing) maar Hij begint Zijn werk met de ontdekking van ’s mensen zonde en ellende. En door de wasdom en oefeningen van het geloof wordt de verkiezing der uitverkorenen tot een rijke bron van vertroosting. Dan zal door dat geloof betuigd worden:

„Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen!”

Elburg

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's