Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ZALIGSPREKINGEN (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ZALIGSPREKINGEN (8)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het koninkrijk der hemelen.

De Heere Jezus spreekt hier van het zalig zijn dergenen, die vervolgd worden om der gerechtigheid wil. En dat is de heilige wilskracht van het geloof, die verkregen wordt door”De Heere Onze Gerechtigheid” ernstig en biddend te zoeken.

In het beeld Gods ging het om de gerechtigheid, die gekend en beleefd werd, door zichzelf in heiligheid daaraan ten offer te brengen. Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis was de mens in de gehoorzaamheid aan God het eeuwige leven beloofd. En van die regel is God bij de openbaring van Jezus Christus niet afgeweken. Wat in de eerste Adam door de mensheid was aanvaard en verloren gegaan, zou door de tweede Adam, als Middelaar van het verbond der genade, opgebracht worden.

En dat hield niet alleen in de bevrijding van de straf, doch ook het verwerven van het recht ten eeuwige leven, door de volmaakte onderhouding van de wet. Als wet der liefde, waarmede de mens versierd was, door gesteld te worden in de gemeenschap met God, bij zijn schepping naar Gods beeld en gelijkenis. Dat bestond in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Het kennen van de gerechtigheid had de beleving van de heiligheid ten doel. Om zo door het leven in de gemeenschap met God op te klimmen in de eeuwige heerlijkheid. Waarvan de boom des levens getuigenis gaf.

En toch, al werd de mens door de sprake van de boom der kennis des goeds en des kwaads gewaarschuwd voor ongehoorzaamheid, zo hebben wij door te luisteren naar de vorst der duisternis de gerechtigheid, tot het verkrijgen van het eeuwige leven, prijs gegeven door onze moedwillige ongehoorzaamheid. Wat de mens deed komen in de heerschappij der ongerechtigheid, ten verderve.

En tegenover die hel van ongerechtigheid, heeft de Zone Gods Zijn borgtocht gesteld, op het Goddelijk vragen: ”Want wie is hij, die met zijn hart borg worde om tot Mij te genaken, spreekt de Heere”. Toen heeft de Zone Gods geantwoord: ”Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen en Uw wet is in het midden mijns ingewands”. Waarop de Vader heeft geantwoord: ”Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid, daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met vreugde-olie boven Uw medegenoten”.

En op grond daarvan wordt de Zone Godsgenoemd ”De Heere Onze Gerechtigheid”. Het is de enige en eeuwig geldende gerechtigheid, die redt van de dood, om deelgenoot te worden van het eeuwige leven. Waartoe de Borg met Zijn borgtocht is verheerlijkt tot aan des Vaders rechterhand. En het is door het Woord des Geestes, dat Hij inspraak bekomt door wederbarende genade in het hart van de zondaar, om die te stellen in de staat der genade. Het gaat in de eerste plaats om het beeld van Zijn gerechtigheid. Want al heeft de Heere bij het scheppen van de ziel haar geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis, zo kon dat niet behouden blijven bij de vereniging van ziel en lichaam, door de toerekening van Adams ongerechtigheid. En op grond daarvan heeft de man naar Gods hart gezegd: ”Zie ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen”.

Waarom dan ook door de Heere Jezus ons de noodzakelijkheid van de wedergeboorte op het hart gebonden wordt, met dit woord: ”Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij iemand wederom geboren wordt, hij kan het koninkrijk Gods niet zien”. En al was Nicodemus een leraar in Israël, zo leefde hij toch met zijn godsdienstigheid zorgeloos voort, alsof dat genoeg was voor de eeuwigheid. En dat komt tot op de dag van heden nog dikwijls voor. Het besef dat wij wedergeboren moeten worden, wordt ons door de Schrift herhaaldelijk op het hart gebonden. Om niet van elders in te klimmen als dief en moordenaar en bedrogen uit te komen. Want het hart dat wederbarende genade leert kennen, gaat steeds meer en inniger bidden om de vernieuwing des gemoeds, tot wasdom van het nieuwe leven der genade. Want in ”De Heere Onze Gerechtigheid” is dat nieuwe leven der genade. Het is door de innerlijke geloofsgemeenschap met Hem dat het beeld Gods wordt afgedrukt in het hart. En dat is ”kennis, gerechtigheid en heiligheid”.

Door het geestelijk kennen van de Heere kleeft het nieuwe leven de Heere aan, wat het hart doet breken met de dienst der ongerechtigheid. En vanuit die gerechtigheid komt de keus van het nieuwe leven op, om in de vreze des Heeren te mogen leren leven. Het is door Zijn gerechtigheid, dat zij vanuit de staat des doods gesteld worden in die der genade. Wat het wezen des geloofs terstond doet komen tot de aanklevende daad des geloofs. Want het hart is er dan van overtuigd, dat de Heere het waardig is, gediend en gevreesd te worden. En het is de aard van de gerechtigheid, die door Gods Geest het hart versiert, zich daarmede naar buiten te openbaren in de keus van het nieuwe leven. Dat door alle tijden heen is vervolgd geworden. Waarop de Heere Jezus doelt, als Hij zegt: ”Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil”. En het is de wilskracht van het nieuwe leven, om in afhankelijkheid van Zijn genade Zijn wil te mogen betrachten. Want het hart heeft daarin van uit het nieuwe leven vermaak gekregen.

Het wordt in de leerschool van de Heere Jezus op het hart gebonden, niet de dingen van deze wereld te zoeken. ”Maar zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid”. En dat is de gerechtigheid van Christus, die Hij door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid kwam te verwerven. Want daarin is het eeuwige leven. Want in de werkzaamheden van het nieuwe leven, al zijn ze nog zo aangenaam voor het gemoed, is niet de grond der zaligheid. Want die is buiten ons in ”de Heere Onze Gerechtigheid”.

Hij heeft in de staat der vernedering van stap tot stap in het doen van de wil des Vaders die gerechtigheid verworven. En het is door de onderwijzingen en werkingen van Zijn Geest, dat Hij het hart daarin steeds meer dierbaar wordt. Ja, onmisbaar, tot verkrijging van de vergeving der zonde en het recht ten eeuwige leven. En het is door Zijn onderwijs in de toepassing daarvan, dat het hart vervrijmoedigd wordt tot de bekentenis de eeuwige dood verdiend te hebben. Zodat zij Hem als geschenk van de Vader en het doen van de wil des Vaders krijgen te omhelzen. Om zo op grond van Zijn gerechtigheid vergeving der zonde en het recht ten eeuwige leven te mogen verkrijgen. Zodat zij in het kleed van Zijn gerechtigheid door de Vader worden aangenomen tot Zijn kinderen.

”Want hunner is het koninkrijk der hemelen”. En dat is het huis des Vaders met zijn vele woningen. En dezulken worden hier vervolgd om was het mogelijk hen uit te roeien, waarvan de oorzaak is in de gerechtigheid van Christus, die hen afkerig doet staan tegenover de werken van ongerechtigheid en eigen gerechtigheid. En dat kan de godsdienstige mens, die genoeg heeft aan de vorm, niet verdragen. Want onder de mantel van eigen gerechtigheid leeft men godsdienstig voort, uit de wortel van ongerechtigheid. Daar de inlijving in Christus tot vernieuwing des levens door hen niet gezocht wordt. Want men leeft er zorgeloos overheen.

Waren degenen die leren leven uit de gerechtigheid van Christus nu maar niet zo scherp in het handhaven van de noodzakelijkheid van wedergeboorte en bekering, dan zou het nog wel gaan. Maar daarin kunnen zij dezulken niet verdragen. En daarin kon Kaïn Abel niet verdragen. Daar het bij Abel ging in zijn offerande aan de Heere om Zijn zoete gunst en zalige gemeenschap. Waarvan de Heere getuigenis gaf. Hij zag Abel in het offer, dat een bloedige offerande was, ontfermend aan. Waarvan de Heere getuigenis gaf. En dat was de ergenis van Kaïn. Wat zijn hart met bitterheid vervulde. En dat gaat door alle eeuwen heen zo door. Men kan het leven der genade, de verborgen omgang met de Heere, niet verdragen, als vijand van vrije genade.

En toch hebben de levenden met dezulken medelijden. Want zij beseffen wat het is, onbekeerd, en dat is voor eigen rekening, te staan in het gericht. Wat hen doet bidden tot de Heere om de verheerlijking van wederbarende genade in hun hart. Maar nu is het de vraag, hoe die vervolging beleefd wordt? De Heere Jezus zegt, dat het de oprechten is tot zaligheid. Want het is hun geschonken, om Mijnentwil. En niet om enige waardigheid in de mens. Wat door de onderwijzingen en werkingen van de Heilige Geest met steeds meer klaarheid beleefd mag worden. Tot verwondering en aanbidding voor het aangezicht des Heeren. Wat hen dan ook sterkt in het dragen van de smaad der verdrukking.

Maar ach, dat is het wat zo weinig beleefd wordt. Want in de beleving van dat innige leven met de Heere is het sieraad van de kerk des Heeren. Wat zou het groot zijn en tot zegen strekken in de kerk, zodat het uit de innerlijke behoefte des harten met meer ernst gezocht mocht worden, om het in de liefde van Christus te mogen betrachten. En het is een les, die ons door het Woord des Heeren gedurig weer op het hart gebonden wordt, tot verbinding aan Hem.

Soest

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE ZALIGSPREKINGEN (8)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's