Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALLE BEGRIP TE BOVEN (15)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALLE BEGRIP TE BOVEN (15)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

4. De jonge mannen van cambridge (4).

Zo rustte ik op mijn kennis en ijver. Het licht in mij had nooit daadwerkelijk de wortel van mijn geestelijke zonden in mijn hart ontdekt, noch de eigengerechtigheid, hoogmoed, vleselijke vijandschap. liefde tot de wereld en ongeloof; ook bracht zo’n geloof als ik had niet de kracht en liefde van Christus in mijn ziel, want het bestond uit menselijke wijsheid (in dit geval die van mezelf) en niet uit Gods kracht. Er is heel veel theoretische godsdienst en een rusten in de theorie, maar zeer weinig inwendige ervaring. Als iemand, die uiterlijk losbandig is geweest, het onderwerp wordt van ernstige overtuigingen, dan wordt deze (zeer terecht) bemoedigd. Hem wordt dan geleerd tot Christus te komen en op Hem te vertrouwen enz. Als hij denkt dat hij dit gedaan heeft, of als andere mensen dat denken, wordt hij te vaak bemoedigd, gestreeld en als een leraar behandeld. Een voortdurende ronde van uiterlijke plichten, aandacht voor openbare liefdadigheid enz. wordt vaak het geheel van zijn godsdienst. Maar nu is hij een Christen, zeggen de mensen, hij heeft geen twijfelingen of angsten te gevoelen, die zouden God onteren. God is zijn Vader; als hij neerslachtig zou zijn, zou hij de godsdienst in discrediet brengen. Zo worden mensen opgebouwd, gevuld met voorgewend vertrouwen; daardoor is heel hun godsdienstige leven een gemakkelijke rechte weg en worden ze bijna alleen de uitwendige verzoekingen gewaar van een of andere vleselijke zonde; als ze daartegen strijden zijn ze zeer tevreden en kunnen ze met groot vertrouwen bidden. Als ze maar enigszins overwonnen worden verlaat hun in dezelfde mate hun vertrouwen in het gebed en zijn ze niet gerust, totdat een nieuwe plicht, die ze op zich genomen hebben, hun een vernieuwde hoop geeft dat ze recht ten opzichte van God staan.

Dit was mijn gehele godsdienst, behalve dan dat ik niet zover ging als velen deden in het werkdadige, zelfverloochenende deel. Ik vervulde dat gebrek door een zeer duidelijke en nauwkeurige uiteenzetting van de evangelische leerstellingen volgens mijn begrip.”

Juist in die tijd was er onder zijn bezoeken van zieken een geval, dat hem interesseerde en verbaasde en dat hij in later jaren kon onderscheiden en verstaan. Een kleermaker uit Hertford, John Johnson, een en dertig jaar oud, werd ziek en zijn vrienden vroegen de jonge Mr. Gilpin om hem te bezoeken. Het was een man met een innemende verschijning, manieren en houding en intelligent in de conversatie. „Maar”, zegt Bernhard. „ik had nog nooit met iemand gesproken, die zo vastbesloten scheen (en toch beleefd bleef) niet over de godsdienst te willen spreken. Zijn opgewektheid van geest maakte, dat hij dacht dat godsdienst een melancholische reflectie was en mogelijk kon hij door zijn intellect uitmaken, dat velen, die een hoogdravende belijdenis uitspreken, veel meer zeggen dan zij werkelijk gevoelen, wat hem misschien afkerig gemaakt heeft. Ik bemerkte al gauw in hem een neiging om mijn bezoeken te ontlopen en het gebeurde meer dan eens, dat zijn vrouw een verontschuldiging aanbood, dat hij voor mij niet te zien was.

Op een zondagmiddag probeerde ik het weer en werkelijk, ik ontmoette hem bij de deur; dus draaide hij zich om en nodigde mij binnen te komen.

Ik schaam me, als ik denk aan mijn eigen onbekwaamheid in die tijd voor het werk, dat ik zo graag deed. Inderdaad begon ik vaak, met vrees dat ik boven mijn hoogte sprak en om zo te zeggen een God beleed, Die ik zelf niet kende, maar voordat deze vrees kracht verzamelde, of liever om dat te voorkomen, sprak ik weer met vurige ijver en als ik iets met kracht en treffend kon zeggen, kwam ik tot het besluit, dat ik weer iets goeds gedaan had. Ik verzekerde Johnson nu, dat hij aandacht aan de godsdienst moest besteden, dat het hoogstgevaarlijk was om dit te verzaken, dat het nodig was om in Jezus Christus te geloven, omdat zijn eigen werken hem niet konden behouden. Door zijn antwoorden liet hij zien, dat hij het Bijbellezen verwaarloosd had en zorgeloos en onwetend was. Maar voordat we afscheid namen bleek het, dat sommige dingen die ik gezegd had met enig gewicht op zijn gemoed waren gevallen en nadien was hij vriendelijker en leek hij werkelijk blij mij te zien. Hij had een ontsteking in zijn kniegewricht, dat erger werd en hem later aan zijn bed bond. Maar van die tijd af leek het of hij met meer ernst de Bijbel begon te lezen.

De belangstelling en aandacht van die man verbaasden en bevielen mij. Ik begeerde werkelijk zijn geluk en toch zocht ik mezelf voor hem en anderen liever als een bekwaam predikant te tonen dan dat ik mijn eigen geval en het zijne aldoor voor de Heere neerlegde om licht en leiding van Hem te ontvangen. Begin oktober ging ik naar Pulverbach, om de laatste dagen van mijn zuster Charlotte, aan wie ik erg verbonden was, mee te maken. Het lijkt of Johnson tijdens mijn afwezigheid bezocht is door de machtige hand van God en in een staat van grote onrust gebracht is vanwege zijn zonden en uit vrees, dat hij nooit behouden zou worden. Zijn vrouw liet mij roepen, maar ik was afwezig; ze zonden telkens weer een boodschap en nu dacht Johnson, dat mijn afwezigheid een oordeel van God was vanwege zijn zonden en een teken, dat hij nooit gènade zou vinden. Maar zo afgesneden van de hoop op hulp van mijn kant werd hij tot ernstig en aanhoudend gebed gebracht en na enige tijd ervoer hij, dat bemoediging en hoop in zijn geest opsprongen, vergezeld van veel licht in het Woord van God, dat erg dierbaar voor hem werd en dat van toen af aan tot de dag van zijn dood toe zijn blijvende metgezel was.

Toen ik weer thuis kwam ging ik zo spoedig mogelijk naar hem toe. Hij verwelkomde mij zeer hartelijk en vertelde met teerheid en eenvoud de strijd die hij doorgemaakt had, sinds wij elkaar ontmoet hadden en het gelukkige einde ervan. Ik begreep de aard van dit geestelijke werk in zijn hart niet, maar ik herinner mij, dat zijn woorden een zeer diepe indruk van de waarheid in mijn hart nalieten. Toch vervreemden juist deze ervaringen, die hij beschreef en die hem er toe gebracht hadden te gevoelen, dat God bij hem tegenwoordig was, hem enigszins van mij, daar ik geen kennis had aan het geheim van de tegenwoordigheid des Heeren. Ik was er mij van bewust (al wilde ik het zelf voor mezelf nauwelijks weten). dat hij iets beschreef, wat ik niet kon begrijpen,omdat „de natuurlijke mens niet begrijpt de dingen die des Geestes Gods zijn”. Ook al drukte deze overtuiging mij, toch onttrok ik er mij op een of andere wijze bedriegelijk aan door de hardheid van mijn hart, dat ik in mijn eigen ogen rein bewaarde, en behield ik mijn valse vrede.

Het zal niemand verwonderen, dat ik in zo’n gemoedstoestand bij mijn bezoeken de gesprekken zo algemeen mogelijk hield. Ik las hem veel uit de Schrift voor en als hij poogde de diepe gevoelens uit te drukken. die het gevolg waren van zijn overdenking van bijzondere gedeelten, bewonderde ik die zoveel mij mogelijk was, maar nooit onderzocht ik zijn hart, nooit probeerde ik de werking van Gods Geest daar na te gaan, want zelf had ik daar geen kennis aan. Ik luisterde aandachtig naar zijn uitingen van blijdschap en vertrouwen, maar schonk weinig aandacht aan die dingen, die tekenen waren van verbrokenheid van hart en van vernedering voor God. Daar ik mijzelf met moeilijkheden omringd zag en bang was (tot mijn schande), dat hij dit zou ontdekken,liet ik na hem te bezoeken zo vaak als hij mij verwachtte; wegens welk verzuim ik, daar ik er soms in mijn conscientie door gedrukt werd, plichtgevoel weer naar hem toe wilde gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

ALLE BEGRIP TE BOVEN (15)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's