Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOLK TUSSEN EEUWIGHEID EN EENZAAMHEID 8A

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOLK TUSSEN EEUWIGHEID EN EENZAAMHEID 8A

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

We gaan verder met de bespreking van het boek van Ds. den Butter. We kunnen slechts een en ander uit dit boek overnemen. Het is belangrijk genoeg om zich de stof eigen te maken. Ook al om de zaak waar het om gaat. Nu vraagt hoofdstuk 6: Verlossing de aandacht.

Ds. den Butter begint met iets te zeggen, wat bij ons vragen heeft opgeroepen. Wij herhalen die niet. Maar we willen zonder meer, voor een goed overzicht, dit begin even weergeven:

„Het natuurlijke is eerst, daarna het geestelijke”. dat is ook waar met betrekking tot het volk Israël. De mening, als zou er voor Israël alleen dàn gunst van God te verwachten zijn, als ze zich eerst tot de Heere bekeren, is niet te verdedigen op grond van de Schrift. Bovendien wordt dit door de praktijk tegengesproken. God heeft dit volk opnieuw teruggebracht in het land van hun vaderen. Ze bezitten weer de grond, die van oude tijden af het eigendom was van de twaalf stammen. Die grond wordt weer bewerkt en levert opnieuw zijn vruchten op. God heeft ze vergaderd uit de landen van hun verstrooiing en Hij heeft ze doen wonen in hun eigen land.

De schrijver constateert, dat Israël nu een volk is, dat niet in alle opzichten aan Gods verwachtingen beantwoordt. Trouwens, - zo vraagt hij - hoe kan Israël aan Gods verwachtingen beantwoorden, zolang daar nog dat deksel op hun hart ligt en zolang er nog de verblindng en verharding zijn? Hij stelt, dat er moet zijn een terugkeer tot de God der Vaderen, of met andere woorden, dat er bekering tot de Heere moet zijn (2 Cor. 3 : 16). Hij vraagt: kunnen we dat nog verwachten?

Ds. den Butter schrijft dan over: nog eens: de verharding. Die moest komen. De schrijver gaat hier diep op in.

Ja, God had - zo lezen we - een doel met het uitgieten van die geest van diepe slaap. Zijn evangelie moest naar de heidenwereld toe en Israël was onwillig daar goedschiks aan mee te werken. Toen kwam de tijd, dat God Israël aan zijn lot overliet. Daarom kon Paulus zeggen in de synagoge van Antiochië: „Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods gesproken zou worden; doch nademaalgij het verstoot, en uzelf het eeuwige leven niet waardig oordeelt, ziet wij keren ons tot de heidenen”. Paulus hield zich op zijn zendingsreizen altijd aan de regel„Eerst de Jood en ook de Griek”. Daarom was zijn eerste gang altijd naar de synagoge om aan zijn Joodse volksgenoten de boodschap van Jezus Christus te brengen. Maar hier in Antiochië - zoals in vele andere plaatsen keren de Joden zich van Paulus’ boodschap af. En Paulus trekt daaruit de conclusie, dat ze zichzelf het eeuwige leven onwaardig oordelen. Ze verstoten immers het Woord Gods. Maar als de Joden dat doen, dan is de tijd ook gekomen voor de apostelen om zich tot de heidenen te wenden (vgl. Hand. 13 : 46). Israël stelt zichzelf buiten de genade.

Ondertussen betekent dit niet dat de Joden nu maar helemaal onkundig moeten worden gelaten van het Evangelie; Aldus de schrijver. Hij gaat daar verder op in. Dan vraagt hij: Krijgt de wereld deel aan de genade ten koste van Israël? Gaat het nu voortaan altijd Israëls deur voorbij? Is dit te rijmen met Gods plannen?

Neen, zo zegt Paulus in Rom. 11. Er ligt nog een ander plan te wachten op vervulling. Er zijn nog zoveel beloften, die onvervuld zijn. Israël, het afvallige, ongehoorzame, verharde, verblinde, weerspannige Israël, moet nog tot bekering komen. Er staan nog beloften in het Schrift, zegt Paulus en die beloften wachten op vervulling. Eén van die beloften is: „De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jacob” (Rom. 11 : 26). Een andere belofte is:„En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen” (Rom. 11 : 27). Dat betekent eenvoudig, dat Israël, geheel Israël, nog zalig zal worden.

Dan komt de schrijver tot de centrale tekst: Rom. 11 : 26a: En alzo zal geheel Israël zalig worden. Hij gaat op de betekenis hiervan in en zegt na een breed betoog, waarin hij ook gesproken heeft over de meningen ten aanzien van de betekenis van de „volheid der heidenen” en de „volheid van Israël” o.a. het volgende:

De volheid van Israël is iets van dezelfde aard als de aanneming van Israël. Nu, wat is die volheid van Israël? Het is wat vers 26 zegt, namelijk het zalig worden van Israël tot volk van God (opnieuw). Het woord „volheid” heeft de gedachte van volledigheid in zich. Israël zal weer volledig zijn, ook in de zin dat het hersteld wordt in de gemeenschap met God als het volk van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

VOLK TUSSEN EEUWIGHEID EN EENZAAMHEID 8A

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's