Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het huwelijksleven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het huwelijksleven.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere Jezus heeft in het voorgaan de door Zijn enige en algenoegzame offerande het leven van de mens beschermd. Want de mens ligt van nature met al zijn goede voornemens en schone beloften midden in de dood der ongerechtigheid. En daar niet alleen de bijzondere, doch ook de algemene genade is door Zijn offerande, bestaat het leven door Hem. Het Woord des Geestes zegt: „Zie nu is het de welaangename tijd, zie nu is het de dag der zaligheid”. „Om de mensen alom door Christus en Zijn dienaars tot bekering te roepen en hen Krachtig door Zijn Geest daartoe te brengen”. En zo heeft het huwelijk ook door Hem zijn bestaansmogelijkheid en kracht. Want in de oprichting van het Werkverbond was ook het huwelijk begrepen. Daar het ganse menselijke geslacht in de gehoorzaamheid van Adam zou opklimmen in de eeuwige heerlijkheid.

Maar ach, dat heeft in de moedwillige ongehoorzaamheid van de mens zijn bestaansrecht en kracht verloren. Zodat de mens alleen door Gods volheerlijke heilsopenbaring in Christus daaruit opgehaald kon worden. Waardoor het huwelijk toen ook zijn bestaansrecht en kracht bekwam in Christus. Zodat Adam, die eerst de schuld op zijn vrouw kwam te werpen, daar zij hem verleid had, daarna zelf gans schuldig werd. Zodat hij, door de genade van het beloofde Zaad, bekende, de vader aller doden te zijn, en Eva een moeder aller levenden. In de liefde van het geloof werd de vijandschap der ongerechtigheid in beider hart gebroken. En zo verkreeg het huwelijk voor hen zijn bestaansrecht en kracht, door het beloofde Zaad. Wat tot roem van Gods genade geldt tot op de dag van heden.

Maar zo wordt het helaas bij lange na niet altijd beleefd. Toen de ouden en vertrouwden zeiden: „Gij zult geen overspel doen”, vloeide dat voort uit de wet van het verbroken werkverbond. Want het was bij de joden niet een geestelijk kennen van de wet der liefde. Zodat zij blind waren voor de wortel en de diepte van die ongerechtigheid in het hart. Als men daadwerkelijk maar geen overspel deed, dan was de zaak daarmede in orde. Waarvoor geen ootmoedige dankzegging behoefde gedaan te worden, daar zij dat zelf deden in de kracht der wet.

Want zolang het schrijven van de heilige wet der liefde in het hart gemist wordt, is het in de grond der zaak een leven uit de wortel van eigengerechtigheid. Men kan het dan met zijn uitwendige godsdienst stellen.’t Hart is niet de Goddelijke natuur deelachtig door het schrijven van de wet der liefde in het hart. Het is dan nog een leven uit het verbroken werkverbond, al is men overigens nog zo zuiver in de belijdenis.

En bij het leven uit die wet staat de mens voor eigen rekening. En uit kracht daarvan houdt de Heere Jezus deze mens de spiegel van Gods heilige wet voor ogen, om hem de inwendige verdorvenheid aan te tonen. „Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aanziet om haar te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan”. En daar zij met hun eigenwillige godsdienst blind waren voor de wortel der ongerechtigheid, hadden zij van dat kwaad geen last. Zodat het hen dus ook niet was tot droefheid voor de Heere. Zij zagen niet in, dat de wet geestelijk is, daar de hartvernieuwende werkingen van de Heilige Geest in hen gemist werden.

Maar desniettemin stonden zij voor dat kwaad verantwoordelijk tegenover Gods wet. Zodat het ingaan met het behoud van het kwaad niet mogelijk was. Zij stonden door te leven uit het verbroken werkverbond daar nog voor eigen rekening. En toch dachten zij door de werken der wet bevrijd te worden van de vloek der wet. En in dat verband zegt de Heere Jezus: „Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit en werpt het van u, want het is u nut dat een uwer leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde”. Want naar het beginsel van deze mensen moesten zij zichzelf van de straf der zonde bevrijden.

En zo handelt de Heere Jezus ook met de rijke jongeling, opdat dezulken erdoor zouden komen tot het inzicht, dat niet te kunnen. Want als mannen van de wet, kwamen zij zichzelf daartoe te verplichten. En als dat nog niet genoeg was om te komen tot de bekentenis van de dwaasheid, te leven uit de wortel van eigen gerechtigheid, zegt de Heere Jezus: „En indien uw rechterhand u ergert, houw haar dan af en werp haar van u, want het is u nut dat een uwer leden verga niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde”. En daar deze mensen niet kenden en niet zochten de droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid, ging het hen alleen om de bevrijding van de straf der zonde. Waarin zij dan ook door Hem werden aangesproken.

Maar desniettemin is het volkomen waar, dat wij uit de heerschappij van de zonde getrokken en afgehouden moeten worden. Doch dat kan alleen door het tweesnijdend zwaard des Geestes”. Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard en gaat door tot de verdeling der ziel en des geestes en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten”. Maar het zwaard des Geestes tot afsnijding van Adam in zijn ongerechtigheid, om in Christus ingelijfd te worden tot verkrijging van nieuw geestelijk leven, hadden zij niet van node. Terwijl de levenden dat zwaard dierbaar achten voor staat en stand. Want door de afsnijding van de staat der ellende, wordt het tweesnijdend zwaard hen steeds meer dierbaar, tot doding van de oude mens, om standelijk een vruchtbaar geestelijk leven te mogen leven in Gods zoete gunst en zalige gemeenschap. Maar daarvan is de godsdienstige mens helaas een vreemdeling, hij zoekt het ook niet. En als het huwelijksleven hen dan ook en hoe dan ook geen bevrediging meer gaf, dan gaf de scheidbrief daarin voor hen uitkomst.

Daar was immers gezegd: „Zo wie zijn vrouw verlaten zal, die geve haar een scheidbrief” En zo was er een vrouw, die dat kwaad in haar eertijds wel vijfmaal bedreven had, en toen had men geen scheidbrief meer nodig. Zodat het wettig trouwen geheel veracht werd, dus geen zin meer had. Zo ging het bij haar van kwaad tot erger. Totdat Christus haar dierbaar werd, daar Hij in haar hart door het zwaard des Geestes de kracht der zonde kwam te breken.

Het moet ons daarom duidelijk zijn, naarmate de mens van het Woord des Geestes afwijkt, zoals ook in onze tijd, de heilige staat van het huwelijk krachteloos gemaakt wordt, om bandeloos voort te leven. En in verband daarmede zegt de Heere Jezus: „Maar Ik zeg u”, en dat zeide Hij in de naam des Vaders: „dat zo wie zijn vrouw verlaten zal anders dan uit oorzaak van hoererij, die maakt dat zij overspel doet en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel”. Wat aan duidelijkheid dan ook niets te wensen overlaat.

Maar wat zal nu toch wel daarvan de oorzaak zijn, dat deze ongerechtigheid niet alleen buiten de kerk, doch ook in de kerk, in allerlei vorm toeneemt? Of is het ons al duidelijk geworden, dat het heerlijk Evangelie allerwege verlaten wordt, door de hemelse Bloedbruidegom niet te zoeken tot onze geestelijke ondertrouw? En dat gelijk als Israël, daar het door Hem getrouwd was, nadat Hij hen verlost had met Zijn grote daden, uit de slavernij van Egypte, om Hem alleen ten eigendom te zijn.

Maar desniettemin, als het volk van dat trouwverbond schandelijk was afgeweken, dan keert de Heere in Zijn ontfermende liefde tot hen weder. „En Ik”, zegt de Heere, „zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid, ja, Ik zal u mij ondertrouwen in gerechtigheid en gericht en in goedertierenheid en barmhartigheid. En Ik zal u mij ondertrouwen in geloof en gij zult de Heere kennen”. Waartoe de Heere met de zegen van Zijn genade komt tot het afkerig volk, als Hij zegt: „Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn”. En die wet des geloofs is niet alleen de huwelijkswet, voor het geestelijke, doch ook voor het natuurlijke leven. Om door die kracht van allerlei huwelijkszonden gezuiverd te mogen worden.

En dat de Heere Jezus, als de hemelse Bloedbruidegom, hier tot dat einde spreekt, blijkt ons uit Zijn bergrede, waartoe Hij Zijn mond kwam te openen. Want het kwade, dat Hij aanwijst en het goede dat door Hem wordt aangeprezen is alleen in en door Hem te bekomen. Zodat, als naar Zijn woord niet wordt geluisterd, om dat biddende ter harte te nemen, de huwelijksbreuken niet in waarheid geheeld kunnen worden. En door weg te schuilen achter onze onmacht, zo zullen wij daarin door Hem zeker veroordeeld worden. Want wat onmogelijk is bij de mens, is mogelijk bij Hem. En Hij weende over Jeruzalem als het niet tot Hem wilde komen, om door Hem genezen te worden. Want in en door zijn genade is niet alleen een gezond geestelijk, doch ook een gezond huwelijksleven te bekomen. En dan heeft dehemelse Bloedbruidegom de hoogste plaats in hart en leven. Zodat de Vader dan vriendelijk op ons nederziet, met de zoete vertroosting van Zijn Geest.

Soest

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Het huwelijksleven.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's