Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vergeving der zonden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vergeving der zonden.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 6 : 14-18.

De vergeving der zonden is voor het innerlijke en geestelijke leven van grote betekenis. Daar het onafscheidelijk verbonden is aan een gezond geestelijk leven, dat het licht van Gods vriendelijk aangezicht niet kan missen, om te volharden in het geloof dat de wereld overwint.

De Vader van alle barmhartigheid heeft de Zoon Zijner liefde daartoe gegeven. En de Zone Gods heeft met Zijn gezegende offerande tot in de vloekdood des kruises, het offer van vergevende liefde tot volkomenheid gebracht, opdat in het geloof door de dierbare werkingen van Zijn Geest, de kracht ontvangen zou worden in het hart. Opdat als kind des Heeren het licht van het vriendelijk aangezicht des Vaders, daarin aanschouwd zou worden. En dat geeft het hart levenskracht en moed, om blijmoedig werkzaam te mogen zijn in de dingen van Gods Koninkrijk.

Maar daarin wordt tegenstand ontmoet. „En ook allen die godzalig willen leven in Christus, die zullen vervolgd worden.” Wat voor hen dan is een beproeving des geloofs, waarin men alleen door de kracht des Heeren kan staande blijven, om er in te mogen volharden. Gedachtig aan Zijn woord:„Wreekt uzelve niet beminden, maar geeft de toorn plaats, want daar is geschreven: Mij komt wrake toe, Ik zal het vergelden.” En dan wordt er nog aan toegevoegd; „Indien dan uw vijand hongert zo spijzigt hem, indien hem dorst zo geef hem te drinken, want dat doende zult ge kolen vuurs op zijn hoofd hopen.” Om zo niet door het kwade overwonnen te worden, doch het kwade te overwinnen door het goede.

Maar is die zelfverloochening door Gods Geest niet in ons hart, dan worden we door het kwade overwonnen, wat verbittering werkt, waarin wij door de Heere Jezus veroordeeld worden. Terwijl het best kan zijn, dat die tegenstanders dat niet opzettelijk doch in onwetendheid gedaan hebben. En in dat verband bad de Heere Jezus: „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” Zodat het mogelijk is in de kracht van Zijn genade in Zijn voetstappen te gaan. Maar kunt u het uw tegenstanders niet vergeven, dan laat u hen los en dat verzwakt uw ijver in het strijden voor de naam en zaak des Heeren. Waarin wij dan door de Heere veroordeeld worden. Want wanneer wij hen dat kwaad vergeven, dan zal de Vader het ook u vergeven, opdat u in die vergevende liefde er door gesterkt zou worden in het ijveren voor Zijn naam en zaak. Maar kwam uw hart er niet door in verzet, zo zoudt ge u niet beschuldigd hebben tegenover de Heere, in het kwaad dat u werd aangedaan, dan zou het u om Zijn naam en zaak tot sterkte geweest zijn. Van de apostelen lezen we, terwijl zij gegeseld waren, gingen zij heen: „verblijd zijnde dat zij waardig geacht waren om Zijns naams wil smaadheid te lijden.” En dit neemt de Heere Jezus hoogst ernstig, terwijl Hij er aan toevoegt: „Maar indien gij de mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven.”

„En wanneer gij gaat vasten, omdat er een onverzoende schuid op uw consciënce ligt, dan moet u dat niet doen met een droevig gezicht, gelijk de geveinsden, want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden als zij vasten. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.”

Het is wel goed dat u vast met droefheid over de onverzoende schuid, daar het licht van Gods vriendelijk aangezicht door u niet aanschouwd kan worden. Maar als u dat doet vanwege het martelaarschap, dat u niet kunt verdragen, dan is uw loon, dat verbonden is aan het ware martelaarschap, daar het met blijdschap aanvaard kan worden, door u weggenomen.

Daar is verdrukking verbonden aan het ingaan in het Koninkrijk der hemelen, en dat wel van meet af. En wanneer de wortel van het Goddelijk genadewerk in ons gemist wordt, dan worden wij als verdrukking of vervolging komt om des Woords wil, terstond geërgerd. Want dat doet de mens terugvallen in zelfbeklag, men heeft zichzelf niet over voor de naam en zaak des Heeren. Terwijl de Schrift ons zegt: „Laat ons afleggen alle last en de zonde, die ons lichtelijk omringt.” En dat: „Ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus Christus, Dewelke om de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht en is gezeten aan de rechterhand des troons van God.”

En dat is de onuitputtelijke bron van vreugde, die ook in beginsel al gesmaakt mag worden in de verdrukking, waarvan de Heere Jezus heeft gesproken. Want dat is aan de zaak verbonden en die bij het komen tot de onberouwelijke keus aanvaard mocht worden. En dan wordt het ons in het Woord des Geestes betuigd: „Want onze zeer lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht van heerlijkheid.”

Maar is ons hart niet aan Hem verbonden en ons oog niet op Hem gevestigd, dan zinken we in, door onszelf voor Zijn naam en zaak niet over te hebben, om tegen alles in te mogen volharden. En dit moet ons duidelijk zijn, om het vermanend woord van de Heere Jezus ter harte te nemen: „Maar indien gij de mensen hun misdaden niet vergeeft, zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven.” Want ook onze misdaden zijn krenkend voor Zijn liefde, die Hij ons in het schenken van de Zoon Zijner liefde kwam te openbaren. En krenkend voor de liefde van de Heere Jezus, Die uit liefde afdaalde in de staat van Zijn vernedering en alles wat daaraan verbonden was, tot ons behoud op Zich nam. En de Vader kan onze misdaden alleen vergeven in de Zoon Zijner liefde, door Hem daarin biddende te volgen. Laten we dan in het schuldbesef, door de Heere Jezus daarin niet te verstaan, om Hem te waarderen, ons terug trekken in de stilte der eenzaamheid en vasten, door ons van alles te onthouden, wat ons daarin schadelijk is. Opdat het van de mensen niet gezien worde als gij vast, maar van uw Vader Die in het verborgen ziet.” Maar zalft uw hoofd en wast uw aangezicht, opdat daaruit moge blijken in het geloof, dat de vergevende liefde des Vaders u dierbaar is. Want Hij kan de smaadheid, die de Zoon Zijner liefde wordt aangedaan, door onttrekking aan de verdrukking, die verbonden is aan het belijden van Hem, niet verdragen. Want de Heere Jezus heeft in alles de verheerlijking van Zijn God en Vader ten doel.

Wij moeten daartoe in het verborgen zijn en dat is met de Heere alleen zijn. Om die zonde van nalatigheid, door niet in het openbaar voor Zijn naam en zaak uit te komen, voor Zijn aangezicht belijden en bewenen. En laat ons daar niet overheen werken met wat goede voornemens en beloften van beterschap, want dat doende komen wij alleen te staan en is het niet mogelijk de verdrukking van ganser harte te aanvaarden in het geloof, dat door de liefde werkt.

Want door de vergevende liefde des Vaders, die Hij wil en kan schenken aan het boetvaardige hart, kan de verborgenheid der godzaligheid beleefd worden. Daar dat bestaat in de verborgen omgang met de Vader in de liefde die door Hem is geopenbaard in het schenken van de Zoon Zijner liefde. En is uw oog door Gods Geest daarop gevestigd, daar Hij gezalfd is door de Geest des Vaders, dan smaakt u daarin Zijn vergevende liefde. Wat het hart kracht en sterkte geeft om voor de verdrukking, die verbonden is aan het belijden van Zijn naam, met blijmoedigheid des harten uit te komen. „En uw Vader Die in het verborgen ziet zal het u in het openbaar vergelden.” Zodat het ons door Hem betuigd wordt: „Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen.” En zo worden wij door het spreken van de Heere, vanuit de diepte der vernedering, geleid tot de heerlijkheid des Vaders, Die Hem geschonken heeft, opdat wij Hem recht zouden leren kennen, om Hem te volgen en door Hem geleid te mogen worden tot de Vader, daar wij ons door onze moedwillige ongehoorzaamheid uit Zijn liefde kwamen te zondigen. Opdat ons hart aan Christus zou verbonden worden, door de trekkende liefde des Vaders en de werkende liefde van de Heilige Geest. Want in dat geestelijke kennen des geloofs is de kracht van het geloof, om voor de naam en zaak des Heeren uit te komen, al is er nog zoveel haat en smaad aan verbonden en Hij zegt: „maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.”

Soest          R. Kok

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 1979

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De vergeving der zonden.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 1979

Bewaar het pand | 4 Pagina's