Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Les 29

HOOFDSTUK II

Van de dood van Christus en de verlossing des mensen door Deze.

Voor wij tot de behandeling van dit tweede hoofdstuk der Dordtse Leerregels overgaan, zal het niet overbodig zijn, na de verdediging van de leer der VERKIEZING door onze Dordtse vaderen, nog even de DWAALLEER van de Remonstranten ten deze te memoreren en het kort saam te vatten, namelijk in de „VERWERPING DER DWALINGEN”.

Onze vaderen schreven:

„De rechtzinnige leer van de verkiezing en verwerping verklaard zijnde, verwerpt de Synode de dwalingen dergenen, die leren:.... We vatten dan die dwalingen van de remonstranten als volgt samen:

Artikel I over de Uitverkiezing en het geloof. De remonstranten leren, dat de uitverkiezing rust op een „voorgezien geloof en goede werken”. God verkiest hen, van wie Hij te voren heeft gezien, dat zij zullen geloven.

Gods Woord leert duidelijk, dat God de Zijnen niét heeft uitverkoren òm hun geloof, als voorwaarde voor hun verkiezing. Het geloof is vrucht van de verkiezing.

Artikel II over een zogezegde VELERLEI verkiezing.

De Remonstranten leren, dat de verkiezing VELERLEI is, namelijk:

I. Er is een ALGEMENE en ONBEPAALDE verkiezing;

II. Er is een BIJZONDERE en BEPAALDE verkiezing.

Dat is: A. een onvolkomen, een herroepelijke en voorwaardelijke verkiezing en B. Een volkomen, onherroepelijke en een volstrekte verkiezing.

Maar zulk een „verschillende” verkiezing te stellen is een standpunt, dat geheel tegen Gods Woord is.

Artikel III: over het stellen van de verkiezing als een VOORWAARDE tot ZALIGHEID. D.w.z. dat God verschillende mogelijkheden als voorwaarden heeft kunnen stellen en daartoe koos het geloof.

Ernstig wordt hier de verdienste van Christus krachteloos gemaakt.

Artikel IV, over de voorwaarde tot de verkiezing.

Deze voorwaarde zien de remonstranten in „het licht der rede”, in het „vroom zijn, klein, nederig” als tot het eeuwige leven geschikt.

Artikel V, over de verkiezing uit „voorgezien geloof”.

Hier leren de remonstranten, dat de verkiezing berust op Gods VÓÓRWETENSCHAP, namelijk zò, dat de éne mens waardiger was dan de andere.

Daarmede verloochenden de remonstranten dus de volkomen VRIJMACHT van Gods verkiezing.

Artikel VI, over de veranderlijkheid van Gods Raad.

Aldus leerden de remonstranten, waarbij men dus stelde, dat sommige uitverkorenen verloren kùnnen gaan en ook gaan.

Hier valt de troost van de VERZEKERDHEID der verkiezing ten enemale weg, zoals ook blijkt in het volgende artikel:

ARTIKEL VII, waarin de remonstranten beweren, dat er in dit leven geen vrucht en geen gevoel is van de onveranderlijke verkiezing ter heerlijkheid. Dat is dus een ONzekere zekerheid. Welk een dwaze ongerijmdheid, zo vierkant tegen de H. Schrift in, zoals blijkt o.m. uit Rom. 8:38 en 39.

ARTIKEL VIII, over de VERWERPING.

In dit artikel komt duidelijk uit, dat de remonstranten de „verwerping” loochenden en daartegenover, wat Gods Woord leert.

ARTIKEL IX, over tot wie het Evangelie gezonden wordt.

De remonstranten leren, dat de oorzaak, waarom God tot het ene volk meer dan tot het andere het evangelie zendt, niet is louter en eniglijk het welbehagen Gods, maar omdat het ene volk beter en waardiger is dan het andere, aan hetwelk het evangelie niet wordt medegedeeld.

Wat is zulk een leer in de flagrante strijd met Gods Woord, zoals uit Amos 9:7 duidelijk blijkt, waar we lezen:

„Zijt gijlieden Mij niet als de kinderen der Moren, o kinderen Israëls ? spreekt de Heere. Heb Ik Israël niet opgevoerd uit Egypteland, en de Filistijnen uit Kaftor en de Syriërs uit Kir ?

Deze korte weergave van de „VERWERPING DER DWALINGEN” van de remonstranten door de Dordtse Synode van 1618/19 gaat alzo over de artikelen 1 t/m 18 van HOOFDSTUK I.

’t Was nu niet zulk een aantrekkelijke stof om te lezen. Wat hebben we er eigenlijk aan, zult u vragen. Toch dienen we er belang bij te hebben. Dat geldt van al onze belijdenisgeschriften. We nemen er helaas weinig of geen notitie van. Nu ja, de Heidelbergse Katechismus is nog wat bekend. We horen er ’s Zondags over preken, maar van de andere belijdenissen der kerk blijven we meestal onbekend, die in onze zak-Bijbeitjes en Psalmboekjes achter de psalmen staan met de andere liturgische geschriften. De belangstellende lezers vanzelf niet te na gesproken. En van harte hopen we, dat u (lezer-es) één van die belangstellenden behoort. Doch ter zake.

„We hebben al eens meer opgemerkt, dat onze vaderen veel licht hebben ontvangen ten opzichte van de verderfelijke dwaalleer der remonstranten. Dat blijkt wel uit de bredere uiteenzetting van de „Dordtse leerregels”, zowel in hun verdediging van de leer der Schrift als uit hun „Verwerping der dwalingen”.

Bovendien is het zo, dat in ieder’s hart de remonstrant woont.

Hebt u hem al gezien door ontdekkend licht ? Dat geldt ook voor de zielsbeleving van Gods kinderen na ontvangen genade.

Al willen we in ’t minst niets afdoen van onze volledige verantwoordelijkheid ten opzichte van de middelen der genade, die ons gegeven zijn, van nature zijn we toch afkerig, ja, vijandig van de leer der vrije genade Gods in het zaligen van zondaren. Dat geldt niet alleen van de kinderen der wereld, maar ook van ons, kerkmensen. Wanneer Paulus het heeft over „kinderen des toorns” in Efeze 2:3, dan sluit hij zichzelf daarbij in, toen hij als een vrome eigengerechtigde farizeër leefde in zijn eertijds. Want hij schrijft: „En wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen”.

Maar nu worden„vijanden” met God verzoend. Dàt is zo groot. Zo roept dezelfde apostel uit in vers 8 en 9 van Efeze twee: „Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme”. Die dit mogen ervaren, worden ingewonnen voor ............... vrije genade ! O, daarin ligt juist de eeuwige ruimte voor een ontdekt zondaar. Die leert met Paulus belijden: „Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben”. I Tim.1:15.

U kent zeer zeker het feit, door welk eenvoudig woord van Klaas Kuipinga Ds. Hendrik de Cock tot inkeer kwam, namelijk: als ik nog één zucht tot mij zaligheid moest toedoen, was het voor mij een verloren zaak ! Dat bracht hem tot nader onderzoek en zo tot ware ontdekking. Zie, dat wordt ook al meer de ontdekkende les voor het bekommerd hart, dat toch telkens weer tracht iets mee te brengen om tot zekerheid te komen en te mogen weten het zaligmakend geloof te bezitten.

Moet dan die zekerheid niet ervaren worden ? Ja, ongetwijfeld. Maar in en langs die weg, die de Heere ingesteld heeft tot versterking van het bestreden geloof en wel door Woord en sacrament met de toepassende werking van de Heilige Geest.

Dat geldt ook voor de onmisbare kennis van de enige offerande van Christus. Hierover nader in een volgend artikel over hoofdstuk II van onze Dordtse leerregels D.V.

Driebergen

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's