Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Beste jongelui ! De brief van Paulus aan Filemon. 57.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„U groeten Epafras, mijn medegevangene in Christus Jezus, Markus, Aristarchus, Demas, Lucas, mijn medearbeiders.”

Wij hebben gehoord, dat het ontvangen van „groeten” van grote betekenis kan zijn. Het is niet zo maar een zaak, en zeker niet in de bijbel, die dienen moet om een brief af te ronden. Wanneer groeten gelovig worden overgebracht, en ook gelovig worden ontvangen, dan wordt de gemeenschap der heiligen er door gediend. Zalig, als wij daar door het geloof ook iets van mogen verstaan.

Nu is het niet om het even van wie men de groeten krijgt. Wij kunnen bijvoorbeeld wel eens van iemand de groeten krijgen, die wij nauwelijks kennen. Hoe goed het dan ook bedoeld moge zijn, het zal ons meer gaan zeggen, als we de persoon, namens wie ons de groeten gedaan worden, nader kennen.

Daarom is het van betekenis, dat de „groeters” ook met name worden genoemd. We willen ze aan u voor gaan stellen, in de hoop dat het daardoor ook voor u „bekenden” zullen worden.

De eerste die genoemd wordt is Epafras.

Deze Epafras was voor Filemon geen onbekende, aangenomen dat Filemon woonde te Colosse, gelijk we dit in het verleden hebben zoeken aan te tonen. Want in de brief aan de Colossenzen wordt Epafras genoemd als de waarschijnlijke stichter van de gemeente aldaar. Zie Col. 1:7,8: „gelijk gij ook geleerd hebt van Epafras, onze geliefde mededienstknecht, dewelke een getrouw dienaar is van Christus voor u, die ons ook verklaard heeft uwe liefde in de Geest.”

In Col. 4:12,13 spreekt Paulus aldus over hem: „U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen tijde strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al den wil Gods. Want ik geef hem getuigenis dat hij groten ijver heeft over u en degenen, die in Hiërapolis zijn.”

Thans zit hij met Paulus, blijkens onze tekst, gevangen te Rome, als een medearbeider in het koninkrijk Gods.

Uit de voormelde gegevens blijkt dus dat Epafras van grote betekenis geweest is voor de gemeente te Colosse. Hij was daar voorgegaan in de bediening van het Woord. Hij had de gemeente geleerd die dingen die nodig waren om zalig te worden. Ja, hij was een man, die met degenen die aan zijn zorgen waren toebetrouwd, „worstelingen” kende aan de troon van Gods genade. Hij was een medestrijder en medelijder met en van Paulus. Hij had alles over voor het koninkrijk Gods. Niets was hem te veel. Dat was te Colosse bekend. Filemon wist dat. En wie zal zeggen hoeveel betekenis deze Epafras voor Filemon zelf gehad heeft ? Het zaad van het Evangelie was door Epafras te Colosse uitgestrooid, er was ook voor Filemon gebeden. Het heeft in het leven van Filemon rijke vruchten gedragen, mede gezien het feit, dat er in het huis van Filemon gemeentelijke samenkomsten werden gehouden, zie vs. 2.

Er waren „banden gevallen” zoals dat wel eens gezegd wordt. Die banden waren door het vertrek van Epafras wel gerekt, maar niet verbroken. Hij zat nu met Paulus in de gevangenis. Doch hij was ook een gevangene „in Christus Jezus.”

Hij zat „in Christus Jezus” goed bewaard.

Van zulk een man nu de groeten te krijgen, dat heeft Filemon ongetwijfeld goed gedaan.

Ik hoop dat mijn jeugdige en ook oudere lezers dit begrijpen. Misschien hebben jullie ook wel iemand, die in het verleden voor jullie van betekenis geweest is. Een dienstknecht van God misschien, die God voor jullie heeft gebruikt. Mogelijk kan het ook een ander zijn. God kan tenslotte alles gebruiken om mensen aan Hem te verbinden. Doch datgene wat God gebruikt geeft binding. Men raakt daaraan verbonden. En als het dan een mens is, en men krijgt daar na langere of kortere tijd de groeten van, dan weet men, dat men wel elkander uit het oog verloren heeft, maar niet uit het hart. Het is dan hartversterkend. Je kunt er onder bepaalde omstandigheden gewoon van opknappen. Die „oude bekende” denkt nog aan je. De band wordt weer gevoeld.

De tweede die genoemd wordt is Marcus.

Ook van hem moet Filemon de groeten hebben. Deze Marcus komt in de bijbel ook voor onder de naam van Johannes. Zijn moeder heette Maria en volgens Hand. 12:12 heeft Maria een huis gehad, waarin de gemeente samenkwam: „En als hij (Petrus) alles overlegd had, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die toegenaamd wordt Marcus, alwaar velen samenvergaderd en biddende waren.” Volgens Col. 4:10 was deze Markus weer een neef van Barnabas. Waarschijnlijk is hij door Petrus gedoopt, want die noemt hem in Petrus 5:13 „mijn zoon”.

Over hem ontstond eens een verbittering tussen Paulus en Barnabas, Hand.15:37-39: „En Barnabas ried, dat zij Johannes, die genaamd is Markus zouden meenemen; maar Paulus achtte billijk, dat men die niet zou meenemen, die van Pamfylië van hen was afgeweken, en met hen niet was gegaan naar het werk. Er ontstond dan een veroittering, alzo dat zij van elkaar gescheiden zijn, en dat Barnabas Markus medenam en naar Cyprus afscheepte. Maar Paulus verkoos Silas............” Die geschiedenis van die verbittering tussen Paulus en Barnabas over Markus is natuurlijk niet goed. Maar het leert ons wel, dat er in de beste verhoudingen wel eens iets voorkomt, dat beter voorkomen had kunnen worden. Niets menselijks is deze arbeiders in het koninkrijk van God vreemd geweest. Het waren nog geen volmaakte heiligen.

Gelukkig is het tussen Paulus en Marcus (de twistappel) weer goed gekomen. Want in 2 Tim. 4:11 schrijft Paulus: „Neem Marcus mede en breng hem met u; want hij is mij zeer nut tot de dienst”. Te Rome heeft deze Marcus zijn evangelie geschreven, jullie allen welbekend uit de bijbel. Hier in de brief aan Filemon rekent Paulus Marcus onder „de medearbeider”.

Van deze medearbeiders nu ontvangt Filemon ook de groeten. Ook deze groet is voor Filemon geweest, als water op een dorstig land.

De derde naam is Aristarchus.

Van deze Aristarchus staan ook enkele dingen opgetekend in het Woord van God, die echt wel de moeite waard zijn om na te gaan. Want dan gaat deze naam ook voor ons leven. In Hand. 19:29 vergeleken met Hand. 20:4 staat dat hij afkomstig geweest is uit Thessalonika, een plaats gelegen in Macedonië. Hij heeft ook eens in levensgevaar verkeerd terwille van het evangelie. Want in vers 29 van Hand. 19 staat: „en met zich trekkende Gaius en Aristarchus, Macedoniërs, metgezellen van Paulus op de reis.” Hij was dus een metgezel van Paulus op de vele reizen, die hij met vele ontberingen gemaakt heeft, om het evangelie te verkondigen. Toen Paulus als een gevangene naar Rome werd vervoerd, heeft Aristarchus hem niet verlaten, zie Hand. 27:2: „En in een Adramyttenisch schip gegaan zijnde, alzo wij de plaatsen langs Azië bevaren zouden, voeren wij af; en Aristarchus, de Macedoniër was met ons.”

Uit deze gegevens is af te leiden dat Aristarchus een trouwe metgezel van Paulus geweest is. Hij was een vreemdeling in de wereld en een vriend en metgezel van allen die Gods Naam ootmoedig vrezen. Hij heeft „goed en bloed” over gehad voor de zaak des Heeren. Hij was een ongeveinsde.

Van hem ontvangt Filemon ook de groeten. En niet alleen Filemon, maar ook al degenen die met deze Aristarchus eenzelfde dierbaar geloof deelachtig zijn geweest.

Hij wordt door Paulus ook tot de medearbeiders gerekend. En dat is hij dan ook in de volle zin van het woord geweest.

De vierde die met name wordt genoemd is Demas.

Van deze Demas is ons niet zoveel bekend. In Col. 4:14 wordt alleen zijn naam genoemd. In onze tekst wordt hij nog onder de medearbeiders gerekend. Doch in 2 Tim. 4:10 moest Paulus schrijven: „Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen en is naar Thessalonika gereisd”.

Hij heeft dus de konsequenties van het volharden tot het einde toe niet kunnen aanvaarden. Hij heeft een tijdlang Paulus gevolgd. Hij heeft met hem de koude van de nacht en de hitte van de dag verdragen. Maar halverwege keerde hij weer om. Dit is een slecht teken. Tevens is hiermede het bewijs geleverd dat Paulus geen „hartekenner” is geweest. Hij was ook maar een mens, die, als hij geen bijzondere verlichting ontving, ook maar aanzag wat voor ogen is. De Heere alleen kent het hart, ook het hart van mij en jullie. De grote vraag is en blijft altijd: Klopt dit oprecht voor de Heere ?

Zo ja, dan is dit van de Heere. En Die staat voor Zijn eigen werk in. Doch nu moet ik weer gaan eindigen. De groeten van jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's