Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Les 41

HOOFDSTUK III/IV.

Artikel 2 en 3.

Hier lezen we:

„Zodanig als nu de mens geweest is na de val, zodanige kinderen heeft hij ook voortgebracht, namelijk hij, verdorven zijnde, verdorvene; alzo dat de verdorvenheid, naar Gods rechtvaardig oordeel van Adam op al zijn nakomelingen (uitgezonderd alleen Christus) niet door navolging, gelijk eertijds de Pelagianen gedreven hebben, maar door voortplanting der verdorven natuur.” (Artikel 2)

„Overzulks zo worden alle mensen in zonden ontvangen en als kinderen des toorns geboren, onbekwaam tot enig zaligmakend goed, geneigd tot kwaad, dood in zonden en slaven der zonde. En willen noch kunnen tot God niet wederkeren, noch hun verdorven natuur verbeteren, noch zichzelf tot de verbetering daarvan schikken, zonder de genade des wederbarenden Heiligen Geestes.” (Artikel 3)

Het gaat nu in deze artikelen en volgende over de ERFZONDE. Dat is de zonde van Adam, die ook heel het menselijk geslacht raakt en aangaat. Ja, wat heeft de diepe val van de mens, zo goed door God geschapen, ontzaggelijke gevolgen nagelaten voor heel zijn nageslacht en wel door het deel krijgen aan Adam’s schuld en verdorvenheid. Vandaar dat we de erf-zonde kunnen onderscheiden in ERFSCHULD en ERFSMET. De erfschuld wordt de mens toegerekend en de erfsmet erven we over van Adam via onze ouders. Aldus leert Gods Woord en de belijdenis.

Romeinen 5 : 18a: „Zo dan gelijk door één misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis.”

En in psalm 51 : 7 belijdt David: „Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.” Dit betreft de erf-smet.

Bij „schuld” kunnen we niet spreken van „overerving”, maar van „toerekening”. En deze toerekening houdt in, dat de schuld van Adam op ònze rekening wordt gezet. En dat heeft de mens dus te aanvaarden. Hier valt geen keus te doen, al wil de mens er van nature niet aan.

In welk verband moeten we die toerekening van schuld zien ?

Omdat Adam als VERBONDSHOOFD gesteld was, zodat we moeten zeggen, dat wij allen IN ADAM gezondigd hebben, gelijk Romeinen 5 : 12 verklaart: „In welken allen gezondigd hebben.”

De apostel schrijft in Hebreёn 7 : 10, dat Levi „in de lendenen des vaders” was, als Melchizedek hem tegemoet ging.

In de tweede plaats hebben wij deel aan Adam’s zonde, omdat hij ons aller vader is. Want er was niet alleen een VERBONDSVERHOUDING tussen Adam en ons, maar ook een FAMILIE-RELATIE. We lezen in Handel. 17 : 26, dat God „uit ééne bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt heeft.” En als zòdanig erven wij de VERDORVENHEID van Adam over als de erf-smet zijnde. Job zegt: „Wie zal een reine geven uit een onreine ? Niet één”, (Job 14 : 4).

Zodanig als nu de mens geweest is na de val, zodanige kinderen heeft hij ook voortgebracht, namelijk hij, verdorven zijnde, verdorvene; alzo, dat de verdorvenheid, naar Gods rechtvaardig oordeel, van Adam op al zijn nakomelingen (uitgezonderd alleen Christus) gekomen is.” Aldus artikel 2 van onze D.L.

Men vraagt wel eens, waarom zou ik deel hebben aan Adam’s zonde ? Wat kan ik eraan doen, wat Adam gedaan heeft ?

Welnu, wanneer we ons hiervan willen onttrekken, dan moeten we buiten het menselijk geslacht gaan staan. En wie zou zulk een dwaasheid kunnen stellen ? Bovendien hebben wij deel aan Adam’s overtreding „naar Gods rechtvaardig oordeel”.

De Remonstranten leren, dat het kwade, hetwelk in het hart van de mens ligt, de mens niet schuldig stelt als door erfzonde, maar dat hij schuldig wordt door de daad der zonde. Zij loochenen dan ook de erfzonde, maar dat de mens zondigt door NAVOLGING, wat ook Pelagius leerde.

Deze leerde, dat de mens geboren wordt als een „onbeschreven blad papier”. Hij kan nu twee kanten uit. Volgt hij slechte voorbeelden uit zijn omgeving, dan doet hij ook het kwade. Zo volgde de mens eens het slechte voorbeeld van Adam. Maar hij kan echter door zijn vrije wil het kwade overwinnen door zijn best te doen en tegenover het kwade het goede te doen.

Nu stemden de Remonstranten wel toe, dat het kwade in het hart van de mens ligt van nature, maar dat hij toch niet schuldig is aan erfzonde, doch alleen vanwege zijn daden.

Nu waren het niet alleen de Remonstranten, die dit leerden.

Onze gereformeerde vaderen stelden de erfschuld voorop en daarna de erf-smet der zonde. De schuld wordt „toegerekend” en de smet der zonde, de inklevende verdorvenheid, erven wij over van onze ouders en in eerste instantie dus van Adam.

Deze orde van schuld en daarna de smet der zonde houdt verband met het drieërlei standpunt ten opzichte van de vraag, hoe de mens bij zijn geboorte deel krijgt aan de zonde.

Men meende, dat al de zielen der mensen reeds in de ziel van Adam lagen opgesloten (het z.g.n. „praeexistentianisme”); anderen stelden, dat de ziel van het kind ontstaat uit de ouders (het traducianisme) en anderen dat de ziel in de mens rechtstreeks komt van God (het creatianisme).

Dit laatste standpunt is wel het meest aannemelijke en zuiverste, in verband juist met de erfzonde.

Nu gaan we hierop niet nader in, want dat zou al te sterk van ons onderwerp afvoeren. We bedoelden even te wijzen op het standpunt, dat thans wordt ingenomen en in feite toch hierop neerkomt, dat men de erf-schuld laat voortvloeien uit de erf-smet. En dàt riekt o.i. naar remonstrantse gevoelens omtrent de leer der erfzonde.

Alleen nog iets over de vraag: wat is het meest aannemelijke en bovenal het zuiverst Schriftuurlijk standpunt inzake het ontstaan van de ziel bij de geboorte van het kind ? (We laten de kwestie rusten: wanneer) en menen aldus en wel overeenkomstig de creatianistische gedachte: de ziel komt van God, naar Prediker 12 : 7b, waar we lezen: „En de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft.”

Maar geeft God dan een met erf-zondebeladen ziel ? Neen, dat kan niet. God geeft een reine ziel. Zodra deze in het kind komt, komt zij onder de toerekening van de erf-schul en moet God Zijn beeld in kennis, gerechtigheid en heiligheid onthouden. Daarbij erft het kind de verdorven natuur over van de ouders (de erf-smet) en alzo wordt Gods Woord bevestigd bij monde van David’s belijdenis in psalm 51 : 7: „Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.”

Nu nog iets over het DERDE artikel van hoofdstuk III-IV der D.L., hetwelk handelt over ’s mensen ONMACHT onder de zonde als zijnde „onbekwaam tot enig (geestelijk) goed en geneigd tot alle kwaad.”

Dat leert Gods Woord zeer duidelijk. We herinneren weer aan de plaatsen in de Bijbel, als: Psalm 14 en 53; Romeinen 3 en zoveel andere.

Ontzaggelijk zijn de droeve gevolgen van onze val. Welk een verwoestende kracht heeft de zonde. Ja, zij is niet te stuiten. Jacobus zegt ervan in zijn brief, hoofdstuk 1 : 15: „Daarna de begeerlijkheid, ontvangen hebbende, baart zonde; en de zonde, voleindigd zijnde, baart de dood.”

De Remonstranten ontkennen dus de totale onmacht van de mens, alsook de moderne opvattingen. En uiteindelijk ook de mens in zijn gevallen staat, ja, hoevelen onder de christelijke belijders !

Men kan ook nog wel de onmacht onder de zonde uiterlijk belijden, maar toch er achter wegschuilen op stoicijnse manier, terwijl men er geen rekening mee houdt en beseft, dat die onmacht de eigen schuld is van de mens zelf.

En hoe staan wij hier tegenover ? Is die onmacht al eens ònze schuld voor God geworden met smart daarover ?

Het derde artikel zegt: „En willen noch kunnen tot God niet wederkeren, noch hun verdorven natuur verbeteren, noch zichzelf tot de betering daarvan schikken, zonder de genade des wederbarenden Heiligen Geestes.” Zonder die wederbarende werking van de Heilige Geest zijn we „dood” door de misdaden en zonden ?” Efeze 2:1. Daarom is levensvernieuwing noodzakelijk, maar ook............ mogelijk ! Dat bewerkt de Heilige.

Geest en daartoe gebruikt Hij het Woord des Heeren.

Dan verlicht Hij het verstand, buigt de wil om en regelt de hartstochten. Zegene de Heere daartoe Zijn Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's