Een hard bevel
......vervloekt zij de man, die spijze eet tot aan de avond, opdat ik mij aan mijn vijanden wreke.......
Dit bevel horen we uit de mond van koning Saul. Het is een bewogen tijd. De koning had zijn weg verdorven voor de Heere. Hij had in de rechte weg en met geloof de strijd moeten strijden tegen de Filistijnen. Dat was de roeping die op hem als de koning van Israël rustte. Hij had het verzondigd en was machteloos geworden. Met een kleine groep van het volk was hij geweest onder de granaatappelboom te Migron. Maar de Heere Zelf had gezorgd voor één, die het voor Zijn eer opnam, namelijk Jonathan. Hij had met zijn wapendrager de strijd gestreden tegen de Filistijnen. Niet ziende op het getal; alleen maar ziende op de Heere en Zijn Goddelijke beloften waren ze uitgegaan en hadden door de meest moeitevolle omstandigheden heen de Filistijnen in beginsel een nederlaag toegebracht. Groot is door Gods genade deze openbaring des geloofs, die door de Heere gezegend wordt. Allereerst geeft de Heere een grote beving. De aarde golft onder de voeten der vijanden. Het is niet anders dan de ongunst des Heeren over hen. Maar dàn gebeurt er ook wat anders: Saul en zijn klein legertje wordt door dit wondere gebeuren en de paniek onder de Filistijnen weer tot de strijd bewogen.
Daar strijdt Israël weer ! Het kleine legertje is snel aangegroeid. Van alle zijden zijn de Hebreën uit de holen, waarin ze zich verborgen hebben, tevoorschijn gekomen en strijden nu met de strijd mee. Ze zijn met nieuwe moed bezield. Alles lijkt bijzonder te gaan. Er is een begin van verlossing uit de hand der Filistijnen. En toch, nee................. Het wordt geen volkomen overwinning. En wat is daar de aanleiding toe ? Wel, een dwaas en hard bevel van koning Saul. Hij drijft de kinderen Israëls, die de strijd moeten strijden, wel heel èrg tot de strijd. Zij moeten strijden wat ze strijden kunnen. Adempauzes worden niet gegund. Voedsel mogen ze niet hebben. Ze moeten tot aan de avond zich van alle spijzen onthouden. Geen stukje brood, of wat dan ook, mogen ze eten. Zovèr gaat Saul dat hij vervloekt degene die het wel zal doen. Hij zweert er een eed bij, zoals ook uit de latere geschiedenis duidelijk blijkt, dat die het wèl doet de dood zal sterven.
Wat is Saul veranderd: kort tevoren was hij nog machteloos en hopeloos onder het oordeel van God. Toen durfde hij de Filistijnen niet te lijf te gaan. En nu eist hij van zijn mannen en van allen, die uit de schuilhoeken tevoorschijn gekomen zijn, welhaast het onmogelijke. Hij valt wel van het ène uiterste in het andere.
Ja, in dat opzicht is Saul inderdaad veel veranderd. Maar ondertussen is hij dezelfde gebleven. Zelfs nog meer verhard ! Het is, goed bezien, een hard bevel uit een verhard hart ! Het blijkt dat het hem alleen maar om zijn eigen eer te doen is: „....... opdat ik mij aan mijn vijanden wreke”. Lees het maar goed: ik....... mij ....... en mijn .......!
Hij heeft niet verstaan door Jonathans ingrijpen hoe beschamend of de Heere tot hem sprak. Hij is er niet onder vernederd geworden en heeft niet gezien, dat de Heere naar recht Zijn daden van verlossing moest onthouden.
Geen verootmoediging onder en geen bekering tot God. Dan wil hij alleen maar dat zijn eigen eer gezocht wordt en niet Gods eer in de onderwerping van de Filistijnen.
Het is niet om de Heere te doen, enkel om zichzelf. Daar heeft hij het volk wel voor over. Dààr waagt hij zijn strijders aan. Geen hart voor de Heere en geen hart voor zijn volk.
Is òns beeld in deze koning ? U moet maar niet te gauw zeggen: wat een harde man, of: hoe kan hij het doen ! We buigen uit onszelf niet onder de Heere en worden niet zo gemakkelijk beschaamd. Integendeel: in het onverbroken hart staan eigen eer en grootheid op de eerste plaats. Wat een verschil met Jonathan. Hij had zonder iets te zeggen met zijn wapendrager de strijd aangebonden, omdat in hem de vreze Gods was. Zo zocht hij niet de grootmaking van zichzelf maar van de God van Israël.
Wat hebben we dat nodig in alle tijden, zeker in onze tijd ! Op de school van Gods genade wordt het geleerd: niet zichzelf op het oog te hebben, maar de Heere. Ja, op die leerschool is dat een les, die altijd maar weer opnieuw geleerd moet worden.
Toch gaat over dit harde bevel de voorzienige leiding van de God van Israël. Nu wordt het geen volle overwinning voor Saul en voor Israël. Wat de koning beoogt loopt precies andersom uit. Jonathan eet van honing ! Hij heeft het bevel van zijn vader niet gehoord. Hij getuigt tegen hem als hij tot het volk zegt dat zijn vader het land heeft beroerd en hij doorziet het: nu is de slag niet groot geweest.
De Filistijnen worden wel teruggedrongen, maar de strijd blijft tegen deze vijanden in Sauls tijd. Saul zal ook de verlossing uit de hand der Filistijnen niet kunnen brengen. Hij is het tegen-beeld van de koning die God behaagt. Alles roept om de koning naar Gods hart. Saul zal plaats moeten maken voor David. David zal als instrument in Gods Hand de Filistijnen terugdringen en ten onder brengen. Zo werkt de Heere heen naar de koning van Zijn Raad. Uiteindelijk gaat het om de grote Koning, om Hem Die gezalfd is over Sion. Voor Hem is geen plaats in Sauls leven, omdat hij verward is onder het oordeel Gods.
Zalig, die in waarheid voor Gods Geest onder het oordeel over de zonde en schuld mag leren buigen. Hij krijgt een Koning in Hem, Die voor verloren zondaren dé strijd gestreden heeft. Die Koning roept tot de strijd. Die strijd is een aanhoudende strijd. Een strijd waarin Hij alles vraagt en alles waard is.
Maar toch is Hij geen hard Koning. Hij zegt niet dat ze niet mogen eten tot aan het eind van de strijd. Hij richt Zijn tafel nog toe tegenover hun tegenpartijders. Hij gunt Zijn vermoeid volk nog adempauzes, waarin ze de goedheid en genade van Hem mogen smaken !
Dienen wij die Koning in waarheid ? Zijn we ingelijfd in Zijn leger ? Daar is een wonder voor nodig. Het grootste wonder, waardoor het onwillige hart gewillig wordt gemaakt. Het is uit vrije genade te verkrijgen. Wij dienen anders de hardste koning die er bestaat, hoe mooi of hij het ook voorstelt. Met hem, de vorst der duisternis komen we eeuwig om.
Maar deze Koning heeft een hart voor Zijn volk en houdt dat niet dicht voor Zijn strijders. Hij zal zorgen dat er geen vijand van binnen en van buiten overblijft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1981
Bewaar het pand | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1981
Bewaar het pand | 4 Pagina's