Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS Les 59.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS Les 59.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK III/IV.

Artikel 16.

We lezen:

„Doch gelijk de mens door de val niet heeft opgehouden een mens te zijn, begaafd met verstand en wil, en gelijk de zonde, die het ganse menschelijk geslacht heeft doorgedrongen, de natuur des mensen niet heeft weggenomen, maar verdorven en geestelijker wijze gedood; alzo werkt ook deze Goddelijke genade der wedergeboorte in de mensen niet als in stokken en blokken, en vernietigt de wil en zijn eigenschappen niet en dwingt die niet met geweld zijns ondanks, maar maakt hem geestelijk levend, heelt hem, betert hem en buigt hem tegelijk liefelijk en krachtiglijk; alzo dat, waar de wederspannigheid en tegenstand des vlezes tevoren ten enemale de overhand had, daar nu een gewillige en oprechte gehoorzaamheid des Geestes de overhand begint te krijgen; waarin de waarachtige en geestelijke wederoprichting en vrijheid van onze wil gelegen is. En ten ware dat die wonderbaarlijke Werkmeester alles goeds in dezer voege met ons handelde, de mens zou ganselijk geen hoop hebben, vanuit de val te kunnen opstaan door zijn vrije wil, waardoor hij zichzelf, toen hij nog stond, in het verderf heeft gestort.”

Het gaat hier allereerst over de herschepping van de gevallen mens.

Hoè moet die herschepping gezien worden ? En dan laat de belijdenis duidelijk uitkomen, dat zij geen nieuwe schepping is, dat er in de wedergeboorte geen geheel nieuwe mens ontstaat, in de zin van een andere mens. Neen, het blijft in de herschepping dezelfde mens met hetzelfde karakter, met hetzelfde verstand, met dezelfde wil en hetzelfde gevoels- of begeervermogen, maar dan door de wederbarende werking van de Heilige Geest vernieuwd wordt.

Onze vaderen belijden dan ook in dit artikel, dat de mens door de val niet heeft opgehouden mens te zijn, begaafd met verstand en wil.”

En verder: dat, hoezeer de zonde het ganse menselijk geslacht heeft doorgedrongen, toch de natuur des mensen niet heeft weggenomen, maar die wel verdorven en geestelijker wijze gedood is.

Zo is het dan ook met het verstand, met de wil en met begeervermogen. Deze vermogens of functies worden niet vernietigd, zo lezen we in het artikel.

Het blijft dus dezelfde mens, die vernieuwd wordt. Hij wordt bijvoorbeeld geen dier, al is ’t waar, dat de verdorven mens zich tot het „dierlijke” kan verlagen. Johannes zag op Patmos „het beest uit de zee en ’t beest uit de aarde opkomen”. Daarin wordt getekend de openbaring van de mens der zonde, zoals die in het laatst der dagen zal gezien worden.

In verband met het bovenstaande, zal het dan ook zo vreselijk zijn om als mens in de hel te liggen, eeuwig beladen met de volle toorn Gods !

Het wordt ons zo ontroerend getekend door Christus Zelf in de gelijkenis van „de arme Lazarus en de rijke man.”

We dienen dan ook even te wijzen op de stelling van de JEHOVAH-GETUIGEN, dat er geen hel bestaat, omdat zij leren, dat de dood een vernietiging is. Maar dat is een totaal absurde gedachte. Want dat zou dan betekenen, dat de dood een vernietiging is. En dat kan niet. Want dat zou de gedachte inhouden, dat God Zijn werk vernietigt. En dit geldt dus ook van de „mens”, die vernieuwd wordt. Het blijft dezelfde mens. Wel is het anderzijds waar, dat God, wat verdorven is, kan reinigen, door herschepping !

Als echter de dood geen vernietiging betekent, wat is zij dàn ? Wel, een scheiding van delen, die harmonisch zijn samengesteld, zoals ons lichaam. De lichamen der verlorenen zullen opgewekt worden en zullen dan een lichaam der afgrijnzing krijgen. Dat lezen we in Daniël 12 : 2:

„En velen van degenen, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwige leven en genen tot versmaadheden en tot eeuwige afgrijnzing.”

O, wat zal ook in dit opzicht „verloren gaan” vreselijk zijn ! En dan daarbij onze onsterfelijke ziel. Want die zal dan verenigd worden met zulk een lichaam.

Maar wat zal daartegenover de eeuwige gelukstaat onuitsprekelijk heerlijk zijn, wanneer Gods kinderen met een verloste ziel en met een verheerlijkt lichaam God eeuwig mogen dienen en prijzen !

Och, dat we ons dan naar des apostel’s, ja, naar des Heeren raadgeving, benaarstigen om in die rust in te gaan !

We willen echter nog even nader terugkomen op het feit, dat de wedergeboorte van de mens geen nieuwe schepping is, maar herschepping.

De wedergeboorte houdt dus niet in, als zou er ontstaan een geheel „nieuwe” mens. Want ook dàt zou betekenen, dat God Zijn werk moest „vernietigen” om een heel nieuwe mens te scheppen. Neen ! God her-schept, ver-nieuwt, wat verdorven is. Dat geldt dus ook van de natuur des mensen. Deze wordt niet weggenomen in de bekering en daarvoor in de plaats gesteld een nieuwe, een geheel andere natuur. Doch ook hier weer geldt het: de verdorven natuur wordt gereinigd.

Nu zult u echter opmerken, dat er in Gods Woord toch sprake is van een „nieuwe mens”! Efeze 4 : 24 - Coll. 3 : 10. „En aangedaan hebt de nieuwe mens.”

Ja, maar als u goed leest, staat er duidelijk bij in Efeze 4: „En dat gij zoudt vernieuwd worden in de geest uws gemoeds.”

Het gaat hier dus over ver-nieuwing, over her-schepping. Dan legt de Heilige Geest een nieuw levensbeginsel in het hart van de mens. Er ontstaat dan een zogenaamde „twee-mens”. Geen twee mensen, maar het blijft één mens met twee naturen.

Het is dus uit een Anti-nominaanse geest, wanneer men zou zeggen betreffende het inwonend zonde-bederf: och, dat is mijn oude mens, laat die zich uitleven. Zulk een zeggen is goddeloos. Neen, dan leert genade ’t anders. De apostel tekent de voortdurende strijd tussen de „oude” en de „nieuwe” mens. Zie Romeinen 7.

Nu is er wel eens opgemerkt, dat de „oude natuur” nooit bekeerd wordt.

Vlees blijft „vlees”. Dat is waar. En toch diene men hier goed te verstaan. Gods kind blijft hetzelfde karakter houden na zijn bekering. Maar wel ondergaan de karaktertrekken een geheiligde invloed.

Het zal toch de voortdurende bede van Gods kind blijven:


„En wordt mijn vlees door ’t kwade licht verrast,
Ai, laat het mij toch nimmer overheren.”


In dit verband spreekt ons artikel ook over de mens, als zou hij een „stok” en een „blok” zijn. We lezen:

„Alzo werkt ook deze Goddelijke genade der wedergeboorte in de mensen niet als in stokken en blokken.”

Ondanks zijn diepe val en de zonde, is de mens gebleven een „redelijk, zedelijk schepsel.” Hij blijft als zodanig verantwoordelijk voor zijn daden. Bij de valse mystiek valt de verantwoordelijkheid van de mens geheel weg. Neen ! Hij blijft verantwoordelijk voor zijn daden, ofschoon hij anderzijds geheel onmachtig is geworden ten opzichte van het geestelijk-goede te doen. Maar ten opzichte van zijn natuurlijke eigenschappen, bijzonder van zijn wil, werkt de mens radicaal tegen. Daarin is de mens geen stok. Een stok kunt u breken, maar hij blijft een stok.

De mens verzet zich in zijn vijandschap tegen God, tegen Zijn Woord,.tegen Zijn wet, tegen Zijn roepstemmen. Hij is daarin actief bezig.

De apostel spreekt in Efeze twee van een „wandelen” in de misdaden en zonden.

„In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar de overste van de macht der lucht, van de geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid.” En in vers 3:

„Onder dewelke wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vieses, doende de wil des vleses en der gedachten, en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen.”

Wat zijn „eertijds” betreft, sluit de apostel zichzelf hierbij in, terwijl hij toch was in zijn natuurstaat een farizeër uit de farizeën, enz.

En daarom is het, dat de mens „die dood is in de zonden en misdaden”, moet levend gemaakt worden. Dan wordt het verduisterd verstand verlicht en de wil, die boos en verkeerd is, omgebogen. We lezen in Psalm 110 : 3: „Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht.”

Neen, God dwingt de mens niet om Hem te dienen. Verbreekt de Heere het hart, dan wordt het vervuld met ootmoed en versiert hem met de „bereidheid van het Evangelie des vredes.” Zie Efeze 6 : 15, waar we lezen: „En de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het evangelie des vredes.”

De „slaafse vrees” is een DWINGEN, maar in de „kinderlijke vrees” wordt de mens „gewillig”.

„Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw lof en dienst bereid.”

Is dat ook bij ù zo mogen worden, lezer(es) ?

Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 mei 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS Les 59.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 mei 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's