Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIJN VERBOND EN WOORDEN 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIJN VERBOND EN WOORDEN 3

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We beloofden nog iets te zullen aanhalen uit het boekje van Prof. de Bruin, vijfde hoofdstuk over de verzegelende kracht van de doop. Hier volgen dan verschillende gedeelten uit dit hoofdstuk:

Zoals wij reeds aangewezen hebben verzegelt de doop de belofte des genadeverbonds, n.l. de belofte aan Abraham, dat de Heere ook de God van Abraham’s zaad zou zijn. Die God van Abraham is een Drieënig God. Die leer der Drieëenheid, reeds in het Oude Verbond aangeduid, is in het Nieuwe Testament zo veel duidelijker geopenbaard. Verzegelde nu de besnijdenis dat de Heere de God is van Abraham en zijn zaad, de doop verzegelt dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, de Drieënige God des verbonds, het zaad der Kerk toezegt de belofte in het genadeverbond opgesloten. Die belofte is niet minder dan de heerlijke verzekering dat God alles zijn wil voor het zaad des verbonds. De Vader zet in de doop het zegel op de belofte de God van het zaad der Kerk te zijn. Bij de doop zegt God de Vader tot de dopeling: Kind met u richt Ik Mijn verbond op, een eeuwig verbond, dat Ik van Mijn zijde nimmer zal breken, dat Ik u aanneem als mijn kind en erfgenaam en daarom zal Ik u alles geven wat gij hebt, en van u weren wat u zou schaden. Deze aanneming tot kinderen en erfgenamen moet niet in onderwerpelijke zin worden verstaan, alsof de Heere zeide: Ik maak u door genadige vernieuwing des harten van een kind des toorns tot Mijn begenadigd kind en van een erfgenaam des verderfs tot een erfgenaam des hemels, maar God spreekt hier verbondsgewijze, dus moet het hier toegezegde voorwerpelijk van de zijde Gods worden verstaan. De Schrift spreekt op dezelfde wijze v. d. kinderen der goddeloze Israëlieten die de Heere vertoornden door hun afgoderij. Dat afgeweken Israël bleef het volk des verbonds, al leefde het niet in de weg des verbonds, ja al offerde het zijn kinderen aan de Moloch, want de Heere zeide tot hen: „Gij hebt Mijn kinderen door het vuur doen gaan”. Hieruit blijkt dat de Heere de kleine kinderkens der Israëlieten uit kracht des verbonds Zijn kinderen noemt.

Evenzo spreekt ook Paulus in Romeinen 9:4 van de „aanneming tot kinderen” verbondsgewijze. Hij uit daar de klacht, dat zovele zonen Israëls, die hij zijn broederen en maagschap naar het vlees noemt, nog leven buiten Christus. Die van Christus vervreemde Israëlieten zijn toch het volk des verbonds, zegt hij, want hunner is de aanneming tot de kinderen, dat wil zeggen, God heeft hun beloofd ze als Zijn kinderen aan te nemen. Ondanks die belofte van aanneming tot kinderen, dat wil zeggen, kinderen Gods, want ze zijn niet allen Israël die uit Israël zijn, want alleen het geestelijk zaad is het ware zaad Abrahams. Paulus erkent, dat er bij Israël en alzo in de Kerk des Heeren een tweeërlei zaad is, een vleselijk en een geestelijk, doch hij verklaart tevens dat aller is de aanneming tot kinderen.

God heeft dus geheel Israël beloofd hun God te zullen zijn en daarom heten zij ook allen Zijn kinderen, al zeggen helaas de meesten zulk een Vader niet te begeren, daar hun verdorven hart de wetten van die Vader verwerpt. En toch blijft God getrouw aan zijn belofte. Al wandelt de gedoopte 60 of 70 jaren op de weg der zonde en hij komt dan smekend tot die God des verbonds met de bede: Bekeer mij Heere en maak mij tot Uw kind, dan zal de Heere nog Zijn verbond gedenken, wanneer in waarheid tot Hem geroepen wordt.

Verder: Om voor tijd en eeuwigheid behouden te worden is nodig wedergeboorte, overplanting uit de staat der ellende in de staat der genade, levensgemeenschap met Christus door het bloed van de Heere Jezus. Welnu, al deze weldaden des genadeverbonds belooft de Zoon aan het zaad der kerk en als zegel op die belofte worden zij in Zijn Naam gedoopt.

Nog verder: Wat de Vader en de Zoon beloven in de Doop, wil de Heilige Geest onderwerpelijk in de dopeling werken, waardoor deze inderdaad deelachtig wordt, wat de doop aftekent en verzegelt. Hoe schoon staat dit in het oude formulier: „als wij in de naam des heiligen Geestes gedoopt worden, wordt ons beloofd, dat Hij ons en onzer kinderen Leraar en Trooster in eeuwigheid zijn zal”. Welke rijke beloften dan worden aan het zaad der Kerk verzegeld door de Drieënige God, door de doop in Zijn Naam! Maar, hoor ik vragen door een belangstellende lezer, gelden deze beloften dan al net zaad der kerk? Verzegelt de Drieënige God dan aan ieder kind der gemeente, dat gedoopt wordt, de verbondsbelofte? Zegt de Vader in de doop tot iedere kleine, gedoopt in Zijn Naam: Ik ben uw God en wil u tot Mijn kind aannemen? Geldt dit niet alleen hùn, die reeds wedergeboren zijn of althans hùn, die uitverkoren zijn?

Na een kort betoog zegt Prof. de Bruin: Aan de gelovigen en hun zaad, afgedacht van hun verkiezing of wedergeboorte, verzegelt de Drieënige God de belofte van genade en vergeving. Ieder gedoopte mag zeggen: In mijn doop heeft God verzegeld mijn God te willen zijn, en alle kwaad van mij te weren of ten beste te keren. Wij staan dan wel niet aan de zijde van Dr. Kuyper, maar aan die van Calvijn. Deze toch zegt in zijn Institutie, boek III capittel 2 par. 6: „dat hetzelfde geestelijk genadeverbond niet minder in Ismaël dan in Izaäk is verzegeld geworden door het teken der besnijdenis”. Ook Calvijn erkent, dat zowel bij de uitverkoren Izaäk als bij de verworpen Ismaël in de besnijdenis Gods verbond en niet onderstelde genade verzegeld werd. Ook zegt Calvijn in deze zelfde par dat Jakob en Ezau beiden „erfgenamen des verbonds” waren, hoewel de eerste uitverkoren en de laatste verworpen was. Prof. de Bruin stelt dan de vraag vanwaar het komt dat in de meeste kinderen des verbonds de verzegelde beloften niet in vervulling komen.

Hij antwoordt daarop het volgende:

De oorzaak hiervan ligt niet daarin, dat aan de een de beloften wèl en aan de ander niet verzegeld zijn, maar hierin dat God de verbondsbelofte niet onvoorwaardelijk doet. Er is toch aan de belofte des verbonds een wedereis verbonden en waar die door Gods genade volbracht wordt, komt God ook de inhoud der belofte aan het hart te verheerlijken. Die wedereis is: geloof en bekering en waar de gedoopte zich door de genade des Heiligen Geestes tot God bekeert, daar wordt hij deelachtig wat de Heere in de doop hem verzegelde. Verzet echter de gedoopte zich uit kracht van zijn diepe verdorvenheid tegen die eis des Heeren, zo is God niet gehouden Zijn verbondsbelofte te vervullen. Daarmede is de belofte niet vernietigd, maar de zondaar staat zichzelf in de weg om de vervulling der belofte te ontvangen. Zonder geloof toch is het onmogelijk de belofte te omhelzen, en nu stelt God het geloof niet als een voorwaarde, die de mens moet volbrengen, (dit zou de leer der Remonstranten zijn) maar als de weg of het middel waardoor de belofte omhelsd wordt. Die nu voortgaat te weigeren die weg des geloofs te zoeken, zal ook nooit verkrijgen wat op die weg gevonden wordt, n.l. de verzoening in Christus’ bloed in de doop betekend en verzegeld. Het staat met de verbondsbelofte als met de aanbieding van Christus in het Evangelie. Hoewel Christus aan allen die onder het Evangelie leven als Zaligmaker wordt voorgesteld, zullen toch alleen zij Hem als zodanig deelachtig worden, die Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd en Hem met al Zijn weldaden aannemen, want zonder geloof is er geen vereniging met Christus. Welnu, evenzo kunnen alleen die gedoopten de verzegelde beloften des verbonds verkrijgen, die ze in de gelove omhelzen. Dit is de leer van ons doopsformulier. De doop verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid.

Zo eindigt het vijfde hoofdstuk. Daar staat veel in om ernstig over na te denken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1981

Bewaar het pand | 8 Pagina's

ZIJN VERBOND EN WOORDEN 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1981

Bewaar het pand | 8 Pagina's