Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS Les 72

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS Les 72

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rectificatie

In het vorige nummer van ons blad staat er in onze behandeling van artikel X van de D.L. (ongeveer bij de 44ste regel vóór het eind van ons artikel):

„Ja, al meer openbaart zich een ingrijpend euvel, dat men als ’t ware geen onderscheid meer stelt tussen de „verwerping” en de „toepassing” van de zaligheid, door Christus Volbracht.”.

Voor het woord „verwerping” gelieve men te lezen: „verwerving”.

Gaan we thans nader nog even in op dit tiende artikel.

HOOFDSTUK V.

Artikel X (vervolg)

De verzekerdheid des geloofs wordt niet gekend uit enige bijzondere openbaring, zonder of buiten het Woord Gods, maar....... uit de beloften Gods, zo zegt dit artikel. En dan wijst het ook op: Het GETUIGENIS DES HEILIGEN GEESTES, naar Romeinen 8 : 16: „Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.”

Dit „Getuigenis van de Heilige Geest” in het hart van Gods kinderen gaat ook niet buiten Gods Woord Zelf om, want het ligt erin begrepen. We lezen in I Johannes 5 : 6b: „En de Geest is het. Die getuigt, dat de Geest de waarheid is.”

Welnu, wat nu moeten we verstaan onder het getuigenis van de Heilige Geest in het hart van Gods volk? Dat geschiedt echter niet met een hoorbare stem buiten Gods Woord om, maar een getuigen met de geest van Gods kinderen. We zouden kunnen zeggen, dat het een overtuigen is. Zo lezen we in Johannes 16 : 8: „En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel.”

Zo overtuigt de Heilige Geest ook van de noodzakelijkheid der bekering en van de verzoening met God.

Hij laat zien, dat er voor schuldigen een mogelijkheid is van Godswege om zalig te worden. Hij laat dat overtuigend zien uit de onveranderlijke beloften van het Evangelie. Hij leidt ook in al de waarheid. Dat lezen we in Johannes 16 : 13, namelijk: „Hij zal u in al de waarheid leiden.”

Ja, zo lezen we ook verder in vers 14: „Die zal Mij verheerlijken”.

De Heilige Geest komt hier voor als TROOSTER, Die Christus tot Zijn discipelen gezonden heeft (vers 7).

Deze overtuigende kracht van de Heilige Geest is inderdaad nodig voor Gods kinderen. Want zij laten zich vaak niet zo spoedig overtuigen. Ach, wat kunnen zij met allerlei tegenwerpingen komen.

Daarom is het zulk een weldaad, dat de Heilige Geest steeds volhoudt met Zijn getuigend werk, ja, zó, dat de twijfelingen overgaan tot ootmoedig buigen. Dan opent de Heilige Geest de rijkdom van ’s Heeren beloften, dan doet Hij de onwankelbare vastheid van die beloften zodanig met kracht verstaan, dat het geloof doorbreekt. Dan krijgt men die sterke „vertroosting”, waarvan de apostel schrijft in Hebreën 6 : 18.

Zo brengt de Heilige Geest ook tot de rijke verzekerdheid van de vergeving der zonden door krachtige toepassing van het kostelijke, allesreinigende bloed van Christus, ja, tot de rijke bewustheid van het kindschap Gods, waarvan de apostel gewaagt in het schone hoofdstuk 8 van de Romeiner-brief:

„Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.”

Verder wijst artikel X op de vruchten van het geloof, namelijk: „De ernstige en heilige oefening van een goede conscientie en van goede werken.”

Neen, die geven geen „verdienstelijkheid” tot de zaligheid, zoals Rome leert, maar zij mogen wèl „middelen” zijn om tot verzekerdheid van het geloof te komen.

Nooit kunnen „verzekerdheid” en een ondankbaar leven samengaan.

Och zeker, Gods kinderen kunnen wel eens in zonden vallen. Denk aan David en aan Petrus. En wat is daarvan dan het droevige gevolg? Wel, dat het „geloven” inzinkt en dat het „geweten” zodanig kan geschokt worden, dat David in psalm 32 vers 3 (onber.) moest klagen: „Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd in mijn brullen de ganse dag.”

En wat kan dan ook een slapte zich voordoen ten opzichte van het aanbinden van de strijd tegen zonden.

Daarom schrijft Paulus ook aan de jonge Timotheus: „de goede strijd te strijden”, „houdende het geloof en een goed geweten; hetwelk sommigen verstoten hebbende, in het geloof schipbreuk geleden hebben.” (I Tim. 1 : 18 en 19.)

En wat kan „schipbreuk-lijden” zeer schadelijke gevolgen hebben. Daarom sprak de Heere Jezus tot Zijn discipelen bij Zijn gebedsstrijd in Gethsémané: „Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt: de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.” (Markus 14 : 38).

Zo moet het geweten geoefend worden, schrijft ons artikel. Het noemt die oefening een „heilige oefening”.

En dat is niet maar een „conclusie-trekken” of zoals iemand schreef: een paar goede werken in een automaat te doen en er dan een briefje uittrekken voor onze verzekerdheid.”

Daarom schrijft Paulus aan Timotheus: „En oefen uzelven tot Godzaligheid.” (I Tim. 4 : 7b.) En dan voegt hij hieraan toe volgens vers 8: „Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut, maar de Godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens.”

Tenslotte wijst dit artikel X op het droeve gemis van de geloofsverzekerdheid. Zulks in verband met de troosteloze leer van de Remonstranten. Deze vinden we omschreven in hoofdstuk V van de „verwerping der dwalingen”, artikel V, waar we lezen:

„Die leren: Dat men geen zekerheid van de toekomende volharding in dit leven kan hebben zonder bijzondere openbaring.”

En dan antwoorden onze Dordtse vaderen hierop:

„Want door deze leer wordt de vaste troost der ware gelovigen in dit leven weggenomen, en de twijfeling der Pausgezinden in de Kerk weder ingevoerd.”

Zie, dit overziende, is het toch wel zaak, dat bekommerde harten zouden staan naar de geloofsverzekering en haar troost te mogen ervaren, welke zo rijk in Zondag 1 beleden wordt en wel in het kostelijke antwoord op de vraag:

„Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven”?

„Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmaker Jezus Christus eigen ben, enz.”

En wat is dan die laatste zin tevens een duidelijk toepasselijk slot op hetgeen we van dit artikel X hebben opgemerkt en getracht hebben een weinig te verklaren:

„Waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert........... en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.”

Is dat ook voor u, waarde lezer(es) het grootste belang geworden? Dit geve de Heere, door Zijn Woord en Geest!

Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 1982

Bewaar het pand | 4 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS Les 72

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 1982

Bewaar het pand | 4 Pagina's