Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Het Zonnekind 47.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Toen zeide Simson van henlieden: Ik ben ditmaal onschuldig van de Filistijnen, wanneer ik aan hen kwaad doe. En Simson ging heen en ving driehonderd vossen; en hij nam fakkelen, en keerde staart aan staart, en deed een fakkel tussen twee staarten in het midden; en hij stak de fakkelen aan met vuur en liet ze lopen in het staande koren van de Filistijnen; en hij stak in brand zowel de korenhopen als het staande koren, zelfs tot de wijngaarden en olijfbomen toe.”

Simson stootte dus zijn neus toen hij zijn vrouw wilde bezoeken en zijn schoonvader ontmoette. Dat laatste verhinderde hem de ontmoeting.

Het voorstel dat zijn schoonvader deed was beledigend voor Simson en niet alleen voor hem.

Want hij wilde dat hij genoegen nemen zou met haar jongere zuster. Die schoonvader dacht bepaald dat hij dit wel regelen kon. Want Simson was immers maar een Israëliet, iemand van dat volk dat nog steeds door de Filistijnen overheerst werd. En dan moesten de Israëlieten, dus ook Simson het maar nemen zoals de vijanden het voorschreven. Het aanvaarden van dit voorstel zou in principe een nederlaag voor Simson betekenen en ook voor zijn volk. Ja erger nog, ook voor de God van dat volk. Want dan deelden voor de zoveelste keer de Filistijnen de lakens uit, daar zij immers „heersten over het volk.”

En nu was Simson door God geroepen om richter te zijn van het volk Israël. Het was beloofd dat hij „beginnen zou Israël te verlossen”. En daarom kon Simson deze belediging niet nemen, ja daarom mocht hij dit niet doen. Want als hij dit gedaan had, was hij aan zijn roeping niet getrouw geweest. Daarom zeide hij: Ik ben ditmaal onschuldig aan de Filistijnen, wanneer ik aan hen kwaad doe.”

We zien door dit alles heen dat er toch een scheidslijn loopt tussen Israël en Filistijnen, dat is tussen het oude bondsvolk en de heidenen, of om het nog nader te zeggen: tussen de kerk en de wereld. Een scheidslijn die door de HEERE Zelf getrokken is. Want Hij heeft de Israëlieten afgezonderd van de wereld en het apart gezet in de wereld. En al was het nu dat de Israëlieten vanwege hun zonden door de HEERE overgegeven werden in de handen van de vijanden dat wiste toch die scheidslijn niet uit. Die bleef bestaan.

De Filistijnen hebben dat nooit begrepen, doch Simson heeft het wel zo gezien, waarom hij zich geroepen gevoelde om zijn richterlijKe taak nu te gaan verrichten.

Zo als de verhoudingen toen lagen zo liggen ze nu nog. Want er loopt ook nu nog een scheidslijn tussen de kerk en de wereld. Een lijn die door de HEERE Zelf getrokken is. Want God heeft een ieder die gedoopt is van de wereld afgezonderd, in de wereld apart gezet. Of het zo gezien wordt is een andere zaak, doch dat neemt de werkelijkheid niet weg.

We moeten helaas ook nu konstateren dat de kerk zo vaak in de voetsporen van de wereld gaat, net als Israël in de dagen van de Richteren. Men verlaat dan God en vraagt niet naar Zijn gebod. Doch een ieder doet dan wat goed is in zijne ogen. Met als gevolg dat de kerk door de wereld overheerst wordt.

De wereld ziet het natuurlijk zo niet. Die heeft voor de kerk alleen maar verachting over. Wat zou men in de kerk willen. Het is maar een kleine hoop, een verachte minderheid. Die kan men wel de wetten voorschrijven, en die heeft de kerk dan ook maar te gehoorzamen. Haar zelfstandigheid wordt daardoor ondergraven. Dit doet de kerk aan de leiband van de wereld lopen en dan al verder van God af. O zeker, men klaagt wel en men zucht wel dat de wereld zo de overhand heeft gekregen in de kerk, doch het is al met al nog een houdbare zaak. Men past zich steeds weer aan en geeft ook steeds weer toe. Je kunt je alleen nog afvragen: Waar moet het naar toe? De door God getrokken lijn wordt schier niet meer gezien. De Filistijnen vervullen ook nu het land.

Simson, de richter kreeg dit te zien. Wordt het door ons ook nog gezien? Wordt het door ons nog aangevoeld dat het ten diepste gaat niet om de kerk als zodanig, maar dat het gaat om de ere Gods, daar Zijn geboden worden overtreden?

Als de HEERE niet voor Israël had ingestaan, het was in de Filistijnen opgegaan en daardoor als volk ten onder gegaan. Als de HEERE ook nu niet voor Zijn kerk zou instaan, zij zou in de wereld opgaan en met de wereld ten ondergaan. Doch gelukkig is God alle eeuwen door Dezelfde. Hij heeft altijd voor Zijn kerk ingestaan en zal dat ook nu doen. Want uiteindelijk geeft niet de wereld de toon aan, maar God, de HEER’ regeert ....

In het licht van het bovenstaande zijn de woorden van Simson te begrijpen en is ook zijn daad te begrijpen, die in het vervolg beschreven wordt. Want dat is ten diepste een richterlijke daad. God handelt door de daden van Simson als Rechter. Hij ging met Zijn oordelen door het land der Filistijnen om uiteindelijk Israël te verlossen uit hun hand. dat was geen verdienste van Israël doch enkel genade. God gaat ook nu met Zijn oordelen door de wereld om uiteindelijk de kerk te verlossen. Dit is door de kerk niet verdiend, doch dat is enkel genade.

Wie dat mag verstaan, zegt:


Zijn doen is enkel maiesteit
Aanbiddelijke heerlijkheid
En Zijn gerechtigheid onendig.


Hoe?

„En Simson ging heen en ving driehonderd vossen; en hij nam fakkelen, en keerde staart aan staart en deed een fakkel tussen de twee staarten in het midden; en hij stak de fakkelen aan met vuur, en liet ze lopen in het staande koren der Filistijnen; en hij stak in brand zowel de korenhopen als het staande koren, zelfs tot de wijngaarden en de olijfbomen.”

De schriftcritici menen hier een vette kluif gevonden te hebben voor hun schriftkritiek. Want ze zeggen dat er nog nooit zoveel vossen bij elkaar gezien zijn, en te geloven dat één man ze gevangen heeft en met die dieren heeft gedaan zoals Simson deed, is gewoon een belachelijke zaak.

Zo probeert men het Woord van God ongeloofwaardig te maken. Doch dat zijn listen van de duivel, waarin al heel veel mensen terecht gekomen zijn. Men haalt dan voor de bijbel de schouders op. De meeste verhalen die er in staan kunnen niet echt gebeurd zijn. Het zijn fantastische verzinsels. Een dwaas is hij die er nog geloof aan hecht. Op deze wijze probeert de duivel de bijbel te verwijzen naar het museum van oudheden en ongeloofwaardigheden.

Het ongeloof in Gods Woord heeft de wereld van oude tijden af al overheerst. En het dringt ook iedere keer weer de kerken binnen en de verslagenen daar zijn helaas ook velen.

Heel geleerde mensen in de kerken gaan daarin voor. De schriftkritiek in het jaar 1982 is echt niet nieuw. Men begint nooit met de hele bijbel ineens over boord te zetten, doch dat gaat tekst voor tekst, bladzijde voor bladzijde om tenslotte alleen de kaft nog maar over te houden.

Het is misschien niet eens een overbodige vraag hoevelen er onder ons nog zijn die de bijbel van kaft tot kaft als het Woord van God aanvaarden. Menigeen zou raar kijken als hij het getal zag, juist onder de jonge mensen, die in de strikken van de schriftkritiek gevangen zitten, en de bijbel in zijn geheel op de duur de rug toekeren.

Nu moet voorop gezegd worden, dat met het ongeloof moeilijk te redeneren is. Het ongeloof overtuigen is een menselijk onmogelijke zaak. Doch getuigen moet men daarom wel. Wie gelooft in het wonder heeft met deze mededelingen in de bijbel niet de minste moeite. Volgens Joz. 19 : 42 en Richt. 1 : 35 ligt er in het stamgebied van Dan (waar Simson vandaan kwam) een plaats die Saälabbin of Saälbim heet, en dat betekent: Plaats der vossen. Een bewijs dat daar toentertijd veel vossen voorkwamen. En daar we hier met een Godsoordeel te doen hebben, is de HEERE dan niet machtig om al die vossen naar Simson te doen komen, net als dit eenmaal gebeurde toen Noach alle dieren in de ark moest vergaderen. Ze werden gewoon door de Heere gestuurd. En als de HEERE zo ook de vossen naar Simson heeft gestuurd dan is het vangen daarvan ook geen probleem geweest.

De harten der koningen zijn in de hand des HEEREN als waterbeken en Hij neigt ze tot al wat Hij wil. Als Hij koningen kan laten doen wat Hem behaagt, zou Hij vossen dan niet kunnen laten doen wat Hem behaagt?

Wat is de HEERE toch machtig! Onthoudt dat jongens en meisjes! Vergeet dat niet, ouderen! Hij kan ook jullie hart neigen tot de vreze Zijns naams. De dichter van Ps. 86 : 6 bad daarom. Doen jullie dat ook wel eens? Je kunt er alleen maar goed mee wezen. Als je zo’n hart hebt, heb je God aan je kant en dan heb je niets te vrezen. Ook niet in het jaar 1982, waar we de laatste maand al weer van zijn ingegaan. Doch ik moet weer gaan eindigen.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1982

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1982

Bewaar het pand | 8 Pagina's