Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Tabernakel Vijftiende les

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Tabernakel Vijftiende les

HET HEILIGE DER HEILIGEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. De ark (I)

Wij komen nu bij het HEILIGE DER HEILIGEN zelf, waarin alleen de Ark was.

Het was de woning, waarin de ontmoeting plaats had tussen de Heere en Zijn volk. Zij was het zichtbare bewijs van de tegenwoordigheid des Heeren onder Zijn volk.

Om de ark concentreerde zich heel de tabernakeldienst als de ware dienst des Heeren.

Zo was de ark als ’t bewijs van het wonen Gods onder Zijn volk dan ook de belichaming van de grootheid en de heerlijkheid des Heeren en zo „Israël’s EER!”

Vandaar dat de vrouw van Pinehas stervend uitsprak, toen de ark in handen van de Filistijnen was gekomen: „De eer is gevankelijk weggevoerd uit Israël, want de ark Gods is genomen.”

Dat de Ark zo zeer Israël’s eer was, bleek ook uit het feit, dat de Heere zo ernstig Zijn straf deed komen op de inwoners van Asdod, Gath en Ekron, toen zij de ark hadden gezet in Dagon’s tempel en daarna rondom hun plaatsen, Gath en Ekron, gedragen hadden. En dan wijzen we nog op Eli, die van zijn stoel viel en zijn nek brak, toen hij hoorde, dat ook de Ark Gods meegenomen was in het leger. Ook de dood van Uza was een ingrijpend bewijs, hoe groot de Heere de betekenis en waarde stelde van de Ark, de ark Gods!

Het was dus een grote eer voor Israël, dat God zichtbaar wilde wonen in het midden van haar. Want God deed Zijn Stem, Zijn Woord, tot het volk uitgaan. Echter via Mozes. Dat lezen we in Numeri 7 : 89:

„En als Mozes in de tent der samenkomst ging om met Hem te spreken zo hoorde hij een stem tot hem sprekende van boven het verzoendeksel, hetwelk is op de ark der getuigenis, van tussen de twee cherubs. Alzo sprak Hij tot hem.”

Daarom was er sprake van een „Aanspraakplaats” bij Salomo’s tempelbouw. Zie I Koningen 6 : 19 en 23.

Maar we willen nu iets gaan zeggen over de bouw van de ark.

Gelijk als de Heere voor al de voorwerpen van de tabernakel had voorgeschreven, noe alles precies moest beantwoorden aan Zijn wil, zo was het ook voor de ark.

Zij had de vorm van een „kist”, 1,25 lang, 75 cm. breed en 75 cm. hoog.

Zij is gemaakt van het duurzame „sittimhout”, zoals de „berderen” of planken van het Heilige en het Heilige der heiligen.

Wij weten, dat alles heenwees naar Christus, zoals de Hebreërbrief verklaart.

Welnu, zo wijst het „sittimhout” gelijk we al eens eerder hebben opgemerkt op de „naturen” van Christus. Want Christus heeft Zijn „menselijke” natuur niet afgelegd bij Zijn hemelvaart. Hij zal straks gezien worden op de wolken des hemels, komende met Zijn verheerlijkt lichaam, zoals ook dan Gods kinderen mogen hebben en geen spijs en drank meer zullen nodig hebben tot onderhoud van het lichaam. Geen inwoner zal dan ook kunnen zeggen: ik ben ziek.

We lezen ook in Johannes 3 : 2: „Want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.”

De ark was ook met louter goud overtrokken, van buiten en van binnen.

Dat wijst op de „zuiverheid” en „reinheid”. Zo is Jezus de VOLKOMEN Reine en Heilige als waarachtig mens. Hij kon zeggen: „Wie van u overtuigt Mij van zonde?”

Hij had geen „erfsmet”, want Hij is ontvangen van de Heilige Geest. En dan is het antwoord van onze Heidelberger in Zondag 14 zo troostvol, waar wij lezen: „Dat Hij onze Middelaar is, en met Zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods Aangezicht bedekt.”

Lezer(es), hebt u zich al eens als een onrein, ja als walgelijk zondaar voor God mogen kennen? We kunnen van nature ons toch zo voornaam en degelijk voordoen. Jozefs broers zeiden: „Wij zijn vroom”. Maar Jozef mocht zeggen: „Ik vrees God”.

De „tollenaar” in de tempel zag zijn onreinheid en riep uit: „O God, wees mij zondaar genadig.” Maar hij mocht òòk zien op de mogelijkheid en rijkdom der verzoening bij .... altaar en wasvat! En „hij ging af gerechtvaardigd in zijn huis.”

Even boven de ark uitstekend was er rondom een krans als een lijst aangebracht en daaronder 4 ringen, waardoor de handbomen liepen.

De krans en ringen en handbomen waren ook van goud of met goud overtrokken, wat de handbomen betrof. Ook weer wijzend op „zuiverheid” en „reinheid”.

Deze handbomen moesten altijd in de ringen blijven, omdat de ark nooit mocht worden aangeraakt. Denk ook hier aan Uza bij de opvoering van de ark naar Jeruzalem.

Dat de „krans” of lijst iets boven de ark uitstak, was hierom, opdat het „deksel”, het gouden verzoendeksel, niet kon verschuiven. Deze „krans” was ook een afbeelding, een afschaduwing van CHRISTUS. Het woord „krans” wijst op overwinning, zoals ook héél deze ark Christus afschaduwde, bijzonder het gouden „Verzoendeksel”.

Het was toch op grond van Christus’ zoenverdienste dat Jezus „met eer en heerlijkheid gekroond werd”, zo lezen we in Hebr. 2 : 9a.

In een volgende les hopen we nader in te gaan D.V. op de rijke betekenis van het verzoendeksel.

Thans nog even iets over de verschillende „benamingen” van de ark.

Zij werd o.m. genoemd: de „Ark des verbonds”, in verband met de twee stenen tafelen van de Wet; verder: „De ark der getuigenis”, wijzend op Gods rechtvaardigheid en genade. Voorts: „De ark van de Heere der heirscharen”, alsook: „De ark Zijner sterkte”. Psalm 132 : 8.

Deze namen wijzen duidelijk op de macht van Christus, waardoor Hij zondaren op de knieën brengt en zondaar voor God maakt met de bede: „Zone Davids, ontferm U mijner.” Maar Die hen ook opricht met aanbidding aan Zijn Voeten, zoals de wenende zondares.

Kent u daar òòk iets van, lezer(es)?

Ach, wat heeft Israël weinig verstaan van al die kostelijke geestelijke zaken, afgebeeld in heel de tabernakel-dienst.

Stefanus heeft daarop ernstig gewezen in zijn rede tot de Joodse Raad, zoals we lezen in Handelingen 7 : 48. In deze verantwoording houdt hij de geschiedenis van Israël voor en komt dan bij de tempelbouw van Salomo. En dan zegt hij in vers 48:

„Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt: De hemel is Mij een troon en de aarde een voetbank Mijner Voeten: hoedanig huis zult gij Mij bouwen, zegt de Heere, of welke is de plaats Mijner rust?

Dat Israël ook zo de betekenis en waarde van de Ark heeft veruitwendigd, blijkt ook uit het feit, dat men de ark medenam in de strijd tegen de Filistijnen, menende, dat daarmee ook God ZELF tegenwoordig was.

Maar deze „veruitwendiging” van de godsdienst was er niet alleen bij Israël. Wij zien die ook bij òns, in deze tijd vooral. Men houdt dan het „teken” voor de „betekenende zaak”, zoals bij doop en Avondmaal, kerkgang en wandel. Denk o.a. aan de „Rijke jongelingsgestalte”.

Mogen we dan niet waarderen en de Heere erkennen voor Zijn grote weldaden als het mogen „opgaan naar Zijn huis?” Ongetwijfeld! En dat nog te kunnen en doen in déze tijd, waarin de afval al ernstiger zich openbaart met al de ernstige gevolgen daarvan, denkende wat er op ’t spel staat!

Maar anderzijds is het niet minder ernstig, wanneer velen „menen” in te gaan, maar dan moeten horen: „Ik heb u nooit gekend!” Gekend als een arm verloren zondaar in zichzelf, smekend om genade!

Wat is het dan daartegenover een heerlijke verwaardiging: in de zegen van het opgaan naar Gods huis te mogen delen, gelijk we dat lezen van het huis van „Obed Edom”, waar de ark des Heeren verbleef na haar terugkeer uit het land der Filistijnen, namelijk: „En de Heere zegende Obed Edom en zijn ganse huis.” II Samuël 6 : 11.

Ja, dan mag de zegen van Gods huis wel eens ervaren worden in het:


„Hoe lieflijk zijn Uw woningen, O
Heere der heirscharen!
Mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van
verlangen naar de voorhoven des
Heeren, mijn hart en mijn vlees roepen
uit tot de levenden God.”


(Psalm 84 : 2 en 3 onber.)

Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De Tabernakel Vijftiende les

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's